Ducati Diavel (2013) Bruksanvisning

Ducati Motor Diavel (2013)

Läs nedan 📖 manual på svenska för Ducati Diavel (2013) (74 sidor) i kategorin Motor. Denna guide var användbar för 4 personer och betygsatt med 4.5 stjärnor i genomsnitt av 2 användare

Sida 1/74
1
NEDERLANDS
Onderhouds- en gebruiksaanwijzingen
5
Weergave bereikte kilometerstand voor onderhoud
SERVICE 50
Indicatie Warning (Alarmen / Signaleringen) 52
Accuspanning “Laag“ 54
Traction Control (DTC) uitgeschakeld 54
Handsfree-sleutel (HF) niet herkend 55
Batterijspanning van handsfree-sleutel (HF)
“Laag“ 55
Koelvloeistoftemperatuur “Hoog“ 56
Storing in stuurslot - Stuur nog geblokkeerd 57
Diagnose van het dashboard 58
“Setting”-menu 62
Aanpassing “Riding Mode” 64
Functie Instelling DTC (Ducati Traction Control) 66
Instellingen ENGINE (Regeling motorvermogen) 72
DEFAULT (Herstellen van de Ducati
fabrieksparameters) 74
Functie Menu 2 Deactiveren / Heractiveren 76
Functie achtergrond instellen instrumentenpaneel
tank - DASHBOARD 1 78
Functie achtergrondverlichting instellen
instrumentenpaneel stuur - DASHBOARD 2 80
Digitale weergave motortoerental 82
LAP-functie in-/uitschakelen (rondetijd) 84
Werking LAP 86
Weergave opgeslagen rondes 88
Functie opgeslagen LAP wissen 90
Accuspanning (BATTERY) 92
De klok instellen 94
Functie de Meeteenheden Wijzigen 96
Uitschakelfunctie ABS 100
Immobilizer systeem 102
Sleutels 102
Batterij van de actieve sleutel vervangen. 104
De sleutels laten bijmaken 107
Procedure deblokkering immobilizer 107
Verlichtingsregeling 113
Bedieningsorganen 118
Plaats van de bedieningsorganen op
de motorfiets 118
“Hands free”- systeem 119
Stuurschakelaar links 128
De koppelinghendel 129
De stuurschakelaar rechts 130
Draaiknop gashendel 131
De remhendel van de voorrem 131
Het pedaal voor de achterrem 132
Het versnellingspedaal 132
De stand van het versnellingspedaal en het
achterrempedaal afstellen 133
7
Technische kenmerken 195
Afmetingen (mm) 195
Gewicht 195
Motor 197
Distributie 197
Prestaties 198
Bougies 198
Voeding 198
Remmen 199
Overbrenging 200
Frame 201
Wielen 201
Banden 201
Ophangingen 202
Uitlaat 202
Verkrijgbare kleuren 202
Elektrische installatie 203
Geheugensteuntje voor
onderhoudsbeurten 209
10
In bepaalde landen is een verzekering verplicht.
Opgelet
Controleer de wetgeving van uw land. Sluit een
verzekering af en bewaar de polis samen met de
andere documenten van uw motorfiets.
Voor de veiligheid van de bestuurder en/of de
eventuele passagiers is in bepaalde landen het
gebruik van een goedgekeurde helm verplicht.
Opgelet
Controleer de wetgeving van uw land. Rijden
zonder goedgekeurde helm kan met boetes worden
bestraft.
Opgelet
Tijdens een ongeval kunt u ernstig lichamelijk
letsel met mogelijk dodelijke gevolg oplopen als u
geen goedgekeurde helm draagt.
Opgelet
Controleer of de helm voldoet aan de
veiligheidsvoorschriften, goed zicht biedt, de juiste
afmeting heeft en voorzien is van het certificatie-
etiket dat in uw land van toepassing is.
De verkeerswetgeving varieert per land. Controleer
de wetten die in uw land van kracht zijn alvorens u de
motorfiets zult gebruiken en neem ze altijd in acht.
12
“Best Practices” voor uw veiligheid
Onthoud dat u voor, tijdens en na het gebruik van uw
motorfiets een aantal eenvoudige handelingen
verricht die voor de veiligheid van personen zeer
belangrijk zijn en tevens uw motorfiets in perfecte
staat houden.
Belangrijk
Neem tijdens de inrijperiode zorgvuldig de
aanwijzingen beschreven op pag. 148 in acht. Het
niet naleven van deze voorschriften ontheft Ducati
Motor Holding S.p.A. van elke vorm van
aansprakelijkheid voor eventuele schade aan de
motor en de levensduur ervan.
Opgelet
Ga nooit met de motor rijden als u niet
voldoende met de bedieningen die u tijdens het
rijden moet gebruiken bekend bent.
Verricht de controles beschreven in deze handleiding
(zie pag. 150) alvorens u de motor start.
Opgelet
Het niet verrichten van deze controles kan
schade aan het voertuig en ernstig letsel aan de
bestuurder en/of de eventuele bijrijder veroorzaken.
Opgelet
Start de motor in de buitenlucht of in een goed
geventileerde ruimte. Start de motor nooit in een
afgesloten ruimte.
De uitlaatgassen zijn giftig en kunnen
bewusteloosheid of binnen heel korte tijd zelfs
dodelijke afloop tot gevolg hebben.
Neem tijdens het rijden met het lichaam een juiste
positie aan en vergewis u ervan dat de bijrijder
hetzelfde doet.
Belangrijk
De bestuurder moet de beide handen ALTIJD
op het stuur houden.
Belangrijk
De bestuurder en de passagier dienen hun
voeten tijdens het rijden altijd op de voetsteunen te
zetten.
Belangrijk
De bijrijder moet zich altijd met beide handen
aan de handgreep (uittrekbaar, zie pag. 141) op het
staartstuk vasthouden.
17
dat de vloeistof ontvlamt en zonder zichtbare
vlammen gaat branden.
De koelvloeistof (ethyleenglycol) kan huidirritatie
veroorzaken en is bij inslikken giftig. Buiten het bereik
van kinderen bewaren.
Haal de dop nooit van de radiator als de motor nog
warm is. De koelvloeistof staat onder druk en kan
brandwonden veroorzaken.
Houd de handen en de kleding buiten het bereik van
de koelventilator aangezien deze automatisch
opgestart wordt.
Accu
Opgelet
De accu brengt explosieve gassen voort: houd
hem buiten het bereik van open vuur, sigaretten en
vonken. Controleer tijdens het opladen van de accu
of de omgeving voldoende gelucht wordt.
21
Instrumentenpaneel
(Dashboard)
Het voertuig is uitgerust met twee
instrumentenpanelen: een LCD display (1, afb. 3) op
het stuur met de belangrijkste indicaties (snelheid,
toerental motor, temperatuur koelvloeistof motor en
klokje) en een TFT kleurendisplay (2, afb. 3) op de
kuip van de tank waar de tripinformatie (ingestelde
rijstijl, kilometerteller, verbruik, gemiddelde snelheid,
enz.) en de “setting“ menu's voor het activeren en
het instellen van de diverse functies op worden
weergegeven.
2
1
afb. 3
22
Instrumentenpaneel op stuur
1) LCD display.
2) WAARSCHUWINGSLAMPJE VRIJLOOP N
(GROEN).
Gaat branden als de versnelling in zijn vrij staat.
3) GROOTLICHT WAARSCHUWINGSLAMPJE
(BLAUW).
Gaat branden als het grootlicht is ingeschakeld.
4) WAARSCHUWINGSLAMPJE
MOTOROLIEDRUK (ROOD).
Gaat branden om u ervoor te waarschuwen dat er
onvoldoende motoroliedruk is. Het lampje moet gaan
branden bij Key-on”, maar moet enige seconden na
het starten van de motor doven.
Soms kan dit lampje even gaan branden als de motor
erg heet is geworden. Het lampje moet echter
uitgaan zodra het toerental toeneemt.
Belangrijk
Gebruik het voertuig niet als dit
waarschuwingslampje (4) blijft branden, hierdoor
kunt u de motor beschadigen.
5) Waarschuwingslampje brandstofreserve
(ambergeel).
Gaat branden als men de reserve-inhoud aanspreekt;
er zit nog ongeveer 4 liter benzine in de tank.
6) WAARSCHUWINGSLAMPJE
RICHTINGAANWIJZERS (GROEN).
Het lampje van de ingeschakelde richtingaanwijzer
gaat branden en knippert.
7) WAARSCHUWINGSLAMPJE “DIAGNOSE
MOTOR/VOERTUIG - EOBD”
(AMBERGEEL).
Gaat branden bij storingen van de motor en/of het
voertuig; in enkele gevallen wordt de werking van de
motor geblokkeerd.
1
6 9 7 2 4 5 3 68
afb. 4
26
Toerental (RPM)
Met deze functie wordt het toerental van de motor
weergegeven.
Het instrumentenpaneel ontvangt de informatie over
het motortoerental en geeft de informatie weer.
De waarde wordt oplopend van links naar rechts
weergegeven, waarbij het toerental wordt
aangegeven.
afb. 8
32
- TRIP FUEL - De afstand die met het voertuig in
reserve wordt afgelegd (uitsluitend indien
geactiveerd).
Met een druk op de knop (2, afb. 14) “ ” kunt u de
volgende functies in het menu 2 bereiken:
- CONS. - Actueel verbruik;
- SPEED AVG - Gemiddelde snelheid;
- TRIP TIME - Reistijd;
- AIR - Luchttemperatuur.
Opmerkingen
Met behulp van de functie “MENU 2“ in het
menu Setting kunt u de weergave van het Menu 2
deactiveren.
33
Indicator totaal afgelegde afstand
“Totaalteller“
Deze functie maakt de weergave van de totaal
afgelegde afstand (afhankelijk van de specifieke
applicatie in Km of in mijlen) mogelijk.
Bij Key-on gaat het systeem automatisch naar deze
functie.
Het gegeven is permanent opgeslagen en kan niet
gereset worden.
Als het gegeven de kilometerstand 199999 km (of
199999 mijl) overschrijdt, wordt het getal “199999
permanent weergegeven.
199999 16.3
3
TOT CONS.AVG
KM/L
TOT
162 HIGH
GEAR
SPORT 03 DTC
10355 16.3
3
TOT CONS.AVG
KM/L
TOT
162 HIGH
GEAR
SPORT 03 DTC
0 16.3
3
TOT CONS.AVG
KM/L
TOT
162 HIGH
GEAR
SPORT 03 DTC
afb. 15
34
Dagteller “Trip 1”
Deze functie maakt de weergave van de gedeeltelijk
afgelegde afstand (afhankelijk van de specifieke
applicatie in Km of in mijlen) mogelijk.
Als deze functie wordt weergegeven en gedurende 3
seconden op de knop (1, afb. 14) wordt gedrukt,
wordt de waarde op nul gezet.
Als het gegeven het nummer 9999.9 overschrijdt,
wordt de afgelegde ruimte gereset en wordt de
telling automatisch hervat.
De waarde wordt op nul gezet en de teller begint
weer bij nul te tellen (waarbij rekening wordt
gehouden met de eventueel ingestelde nieuwe
eenheden), als op een bepaald moment in het menu
Setting met behulp van de Functie “SET UNITS“ een
andere eenheid in het systeem wordt ingesteld of als
de accuspanning wordt onderbroken (Battery Off).
Opmerkingen
Als de waarde op nul wordt gezet, worden ook
de functies “Gemiddeld verbruik“, “Gemiddelde
snelheid“ en “Reistijd“ gereset.
9999.9 16.3
3
TRIP1 CONS.AVG
KM/L
162 HIGH
GEAR
SPORT 03 DTC
1
afb. 16
35
Dagteller “Trip 2”
Deze functie maakt de weergave van de gedeeltelijk
afgelegde afstand (afhankelijk van de specifieke
applicatie in Km of in mijlen) mogelijk.
Als deze functie wordt weergegeven en gedurende 3
seconden op de knop (1, afb. 14) wordt gedrukt,
wordt de waarde op nul gezet.
Als het gegeven het nummer 9999.9 overschrijdt,
wordt de afgelegde ruimte gereset en wordt de
telling automatisch hervat.
De waarde wordt op nul gezet en de teller begint
weer bij nul te tellen (waarbij rekening wordt
gehouden met de eventueel ingestelde nieuwe
eenheden), als op een bepaald moment in het menu
Setting met behulp van de Functie “SET UNITS“ een
andere eenheid in het systeem wordt ingesteld of als
de accuspanning wordt onderbroken (Battery Off).
2
9999.9 16.3
3
TRIP2 CONS.AVG
KM/L
162 HIGH
GEAR
SPORT 03 DTC
afb. 17
41
Indicator “AIR“ - Luchttemperatuur
Deze functie maakt de weergave van de
buitentemperatuur mogelijk.
Limieten weergave: -39 °C ÷ +124 °C
In het geval van een STORING (FAULT) aan de
sensor (-40°C,+125°C of niet aangesloten) worden
niet knipperende streepjes “- - -” weergegeven en
gaat het lampje “Diagnose motor/Voertuig - EOBD“
(7, afb. 4) branden.
Opmerkingen
Bij een stilstaand voertuig kan de warmte van
de motor de temperatuurweergave beïnvloeden.
Als de temperatuur daalt tot 4°C (39°F), wordt de
waarschuwing weergegeven dat ijsvorming mogelijk
is. Deze waarschuwing wordt uitgeschakeld als de
temperatuur stijgt naar 6°C (43°F).
Opgelet
De waarschuwing geeft het niet aan als u rijdt
op weggedeelten met ijsvorming als de temperatuur
hoger is dan 4°C (39°F); als de buitentemperatuur
“laag“ is, rijd dan altijd voorzichtig, in het bijzonder op
weggedeelten die geen zonlicht ontvangen en/of
bruggen.
10355 25.3
3
TOT AIR
˚C
TOT
162 HIGH
GEAR
SPORT 03 DTC
afb. 23
afb. 24
42
Ingeschakelde versnelling
Met deze functie kunnen de versnellingen worden
weergegeven (1, afb. 25).
Het instrumentenpaneel ontvangt de informatie en
geeft de ingeschakelde versnelling of een “N“ (vrij)
weer.
Opmerkingen
Bij een “storing“ wordt een streepje “-” (niet
knipperend) weergegeven.
Weergave “Ingestelde rijstijl”
Deze functie geeft de in het voertuig ingestelde
“rijstijl“ aan.
Er zijn DRIE “Rijstijlen“ beschikbaar: SPORT,
TOURING en URBAN.
Elke rijstijl kan met behulp van de functie “RIDING
MODE” worden gewijzigd.
Opmerkingen
De “basis“ die de rijstijl (SPORT, TOURING of
URBAN) aanduidt, is blauw gekleurd (1, afb. 26) als
de parameters voor de ingestelde rijstijl default
(ingesteld door Ducati) zijn. De basis kleurt echter
geel als een van de parameters gewijzigd
(gepersonaliseerd) is met behulp van de functie
“RIDING MODE“ in het menu Setting.
10355 16.3
3
TOT CONS.AVG
KM/L
TOT
162 HIGH
GEAR
SPORT
03 DTC
1
afb. 25
10355 16.3
3
TOT CONS.AVG
KM/L
TOT
162 HIGH
GEAR
SPORT 03 DTC
1
afb. 26
47
Eerste weergave - OIL SERVICE 1000 Km
De eerste weergave wordt geactiveerd als de
totaalteller de waarde 1000 Km (600 mijl) weergeeft.
De weergave (rood) wordt bij elke Key-On 10
seconden lang in een “groot” formaat (1, afb. 29)
geactiveerd. Vervolgens is de weergave altijd in klein
formaat (2, afb. 30) zichtbaar tot de “reset“ wordt
uitgevoerd.
Opgelet
De weergave kan alleen worden gereset door
de Dealer of een Erkende Ducati Garage die ook het
onderhoud uitvoert.
10355
3
TOT
162 HIGH
GEAR
SPORT
03 DTC
TOT
OIL
SERVICE
1
afb. 29
10355
3
TOT
162 HIGH
GEAR
SPORT
03 DTC
TOT
16.3
CONS.AVG
KM/L
OIL
SERVICE
2
afb. 30
49
10355 3
TOT
162 HIGH
GEAR
SPORT
03 DTC
TOT
- 10500
Km 10355 3
TOT
162 HIGH
GEAR
SPORT
03 DTC
TOT
- 1000
Km
10355 3
TOT
162 HIGH
GEAR
SPORT
03 DTC
TOT
- 10500
Km 10355 3
TOT
162 HIGH
GEAR
SPORT
03 DTC
TOT
- 1000
Km
21
1 2
afb. 31
OIL SERVICE (Count - down)
DESMO SERVICE (Count - down)
54
Accuspanning “Laag“
De activering van deze “warning” (ambergeel) geeft
aan dat de accu van het voertuig bijna leeg is.
De waarschuwing wordt weergegeven vanaf een
accuspanning van 11.0 Volt.
Opmerkingen
In deze situatie raadt Ducati u aan om de accu
zo snel mogelijk met daarvoor geschikte apparatuur
op te laden, omdat het zeer waarschijnlijk is dat het
voertuig niet meer kan worden gestart.
Traction Control (DTC) uitgeschakeld
De activering van deze “warning“ (ambergeel) geeft
aan dat de DTC (Ducati Traction Control)
gedeactiveerd is.
Opmerkingen
In deze situatie raadt Ducati u aan om
voorzichtig te rijden, omdat de rij-eigenschappen van
het voertuig afwijken van de normale werking met
geactiveerde DTC.
LOW
BATTERY
afb. 34
DTC
OFF
afb. 35
59
WAARSCHUWINGSLAMPJE FOUTMELDINGEN FOUT
BBS/DTC Bedieningseenheid Black Box / Traction Control
GEAR SENSOR Versnellingssensor
FUEL SENSOR Brandstofpeilsensor
SPEED SENSOR Snelheidssensor
EXVL SYSTEM Actuator uitlaatklep
UNKNOW DEVICE Onbekend systeem
DEVICE ECU ECU werkt niet
DEVICE DSB SLAVE Instrumentenpaneel stuur werkt niet
DEVICE HANDS FREE Handsfree regeleenheid werkt niet
DEVICE BBS DTC Regeleenheid Black Box / Traction Control werkt niet
THROTTLE POSITION Verkeerde stand gasklep
63
RIDING MODE RPM
MENU
BATTERY ABS
MENU 2 PIN CODE CLOCK
BACK LIGHT LAP SET UNITS EXIT
RIDING MODE RPM
MENU
BATTERY ABS
MENU 2 PIN CODE CLOCK
BACK LIGHT LAP SET UNITS EXIT
RIDING MODE RPM
MENU
BATTERY ABS
MENU 2 PIN CODE CLOCK
BACK LIGHT LAP SET UNITS EXIT
RIDING MODE RPM
MENU
BATTERY ABS
MENU 2 PIN CODE CLOCK
BACK LIGHT LAP SET UNITS EXIT
RIDING MODE RPM
MENU
BATTERY ABS
MENU 2 PIN CODE CLOCK
BACK LIGHT LAP SET UNITS EXIT
RIDING MODE RPM
MENU
BATTERY ABS
MENU 2 PIN CODE CLOCK
BACK LIGHT LAP SET UNITS EXIT
RIDING MODE RPM
MENU
BATTERY ABS
MENU 2 PIN CODE CLOCK
BACK LIGHT LAP SET UNITS EXIT
RIDING MODE RPM
MENU
BATTERY ABS
MENU 2 PIN CODE CLOCK
BACK LIGHT LAP SET UNITS EXIT
RIDING MODE RPM
MENU
BATTERY ABS
MENU 2 PIN CODE CLOCK
BACK LIGHT LAP SET UNITS EXIT
RIDING MODE RPM
MENU
BATTERY ABS
MENU 2 PIN CODE CLOCK
BACK LIGHT LAP SET UNITS EXIT
RIDING MODE RPM
MENU
BATTERY ABS
MENU 2 PIN CODE CLOCK
BACK LIGHT LAP SET UNITS EXIT
afb. 41
Druk 3 sec. lang op “ ”.
66
Functie Instelling DTC (Ducati Traction
Control)
Met deze functie kunt u het ingrijpniveau van de DTC
(Ducati Traction Control) personaliseren en eventueel
voor elke afzonderlijke rijstijl deactiveren.
Om de functie te kunnen betreden moet u het
“setting“ menu op pag. 62 weergeven. Druk
vervolgens op de knoppen (1, afb. 14) ” of (2, afb.
14) “ ” om de functie “RIDING MODE” te
selecteren en druk op de resetknop (12, afb. 12) om
de volgende pagina te kunnen betreden.
Selecteer met de knop (1, afb. 14) ” of (2, afb. 14)
” de rijstijl die u wilt wijzigen en druk op de
resetknop (12, afb. 12).
De volgende pagina betreden: selecteer nu met de
knop (1, afb. 14) “ ” of (2, afb. 14) “ ” de indicatie
“DTC“ en druk nogmaals op de resetknop (12, afb.
12) om uw keuze te bevestigen.
Bij het betreden van de functie wordt links op het
display binnen een kader het ingestelde DTC niveau
weergegeven (bijv.: DTC 1).
Selecteer met de knoppen (1, afb. 14) of (2, afb.
14) “ het nieuwe ingrijpniveau (van 1 tot 8) of
eventueel de indicatie OFF als u de Traction Control
wilt deactiveren. Druk op de resetknop (12, afb. 12)
om het bericht “MEMORY” weer te geven als u de
nieuwe instelling gekozen heeft.
Selecteer nu “MEMORY“ en sla de nieuwe waarde
op door 3 seconden lang de resetknop (12, afb. 12)
ingedrukt te houden. Het bericht “MEMORIZED”
wordt 2 seconden lang groen weergegeven en
vervolgens wordt automatisch het bericht EXIT
weergegeven als het opslaan succesvol verlopen is.
Selecteer het bericht “EXIT” en druk op de resetknop
(12, afb. 12) om de instelling te verlaten.
68
Het ingrijpen van het DTC neemt toe naarmate het
niveau hoger wordt van 1 tot 8.
De onderstaande tabel geeft het DTC-niveau aan dat
het meest geschikt is voor de diverse rijstijlen in
combinatie met de niveaus die als fabrieksinstelling
in Riding Mode“ ingesteld zijn en door de gebruiker
gekozen kunnen worden:
DTC-niveau Rijstijl Gebruik Default?
1 Sport Sportief rijden op de weg voor ervaren
bestuurders en voor op het circuit
Dit is de RIDING MODE
SPORT default instelling
2 Sport-Touring Rijden op de weg voor ervaren bestuurders /
3 Touring Normaal rijden op de weg Dit is de RIDING MODE
TOURING default instelling
4 Touring 2 Normaal rijden op de weg voor minder
ervaren bestuurders
/
5 Urban Rijden binnen de bebouwde kom Dit is de RIDING MODE
URBAN default instelling
6 Urban 2 Rijden binnen de bebouwde kom voor
minder ervaren bestuurders
/
7 Wet Rijden op vochtig wegdek /
8 Rain Rijden op nat wegdek /
70
Keuze van het niveau op grond van het type traject:
Als het traject/parcours bochten bevat die met vrijwel
dezelfde snelheid kunnen worden genomen, zal het
niet moeilijk zijn om in elke bocht een bevredigend
interventieniveau te vinden; als het traject/parcours
daarentegen een heel scherpe haarspeldbocht bevat
terwijl de andere bochten veel flauwer zijn, dan is er
een compromis nodig voor het interventieniveau (in
een haarspeldbocht zal de DTC dus meer ingrijpen
dan in andere bochten).
Keuze van het niveau op grond van de rijstijl:
De DTC zal sterker ingrijpen bij een “vloeiendere
rijstijl waarbij de motorfiets langer schuin hangt, dan
bij een “grilligere” rijstijl waarbij de motor zo snel
mogelijk overeind gebracht wordt bij het uitkomen
van de bocht.
Tips voor het gebruik op het circuit
Geadviseerd wordt om gedurende een aantal
complete rondes niveau 8 te gebruiken (zodat de
banden warm kunnen worden) om contact te krijgen
met het systeem; vervolgens probeert u
achtereenvolgens de niveaus 7, 6 enz. uit, totdat u
het meest geschikte DTC interventieniveau
gevonden heeft (maak telkens een paar volledige
rondes, zodat de banden op temperatuur kunnen
komen).
Als het gevonden niveau in alle bochten beval,
behalve bij één of twee langzame bochten waarin de
ingreep te sterk is, kunt u proberen uw rijstijl iets aan
te passen door de motorfiets eerder overeind te laten
komen bij het uitkomen van langzame bochten, in
plaats van meteen een ander interventieniveau te
zoeken.
74
DEFAULT (Herstellen van de Ducati
fabrieksparameters)
Met deze functie kunnen de door Ducati ingestelde
parameters voor de afzonderlijke rijstijlen worden
hersteld.
Om de functie te kunnen betreden moet u het
“setting“ menu op pag. 62 weergeven. Druk
vervolgens op de knoppen (1, afb. 14) ” of (2, afb.
14) “ ” om de functie “RIDING MODE” te
selecteren en druk op de resetknop (12, afb. 12) om
de volgende pagina te kunnen betreden. Selecteert
met de knop (1, afb. 14) “ ” of (2, afb. 14) “ ” de
rijstijl waarvan u de default parameter wilt herstellen
en druk vervolgens op de knop (12, afb. 12) om de
volgende pagina te kunnen betreden. Selecteer nu
met de knop (1, afb. 14) “ ” of (2, afb. 14) “ ” de
weergave “DEFAULT”.
Houd nu de resetknop (12, afb. 12) 3 seconden lang
ingedrukt op de default parameters te herstellen.
Het herstellen van de parameters duurt ongeveer 3
seconden; gedurende deze periode wordt “PLEASE
WAIT…” (wachten) op het display weergegeven.
Aan het einde van de procedure verschijnt op het
display het bericht “DEFAULT OK” om aan te geven
dat de parameters zijn hersteld.
DTC DEFAULT
SPORT
ENGINE
EXIT
PLEASE WAIT...
DEFAULT OK
DTC DEFAULT
SPORT
ENGINE
EXIT
SPORT TOURING
RIDING MODE
URBAN
EXIT
afb. 46
Druk op RESET
Druk op RESET
Druk op RESET x 3 sec.
84
LAP-functie in-/uitschakelen (rondetijd)
Met deze functie kan de LAP-functie worden in- en
uitgeschakeld (rondetijd).
Om de functie te kunnen betreden moet u het menu
“setting“ op pag. 48 laten weergeven en met de
knop (1, afb. 14) “ ” of (2, afb. 14) “ “ de functie
“LAP” selecteren. Druk vervolgens op de resetknop
(12, afb. 12) om de volgende pagina te kunnen
betreden.
Op het display wordt de staat van de functie (ON
groen of OFF geel) weergegeven. Verplaats de
linkerpijl met de knop (1, afb. 14) “ of (2, afb. 14)
” naar de nieuwe instelling en bevestig uw keuze
met een druk op de resetknop (12, afb. 12).
Selecteer het bericht “EXIT” en druk op de resetknop
(12, afb. 12) om de instelling te verlaten.
Door “OFF” op te slaan wordt de LAP-functie
uitgeschakeld.
De LAP-functie wordt geactiveerd als “ON“
opgeslagen is (zie de paragraaf “LAP Registratie“).
Opmerkingen
Als de “LAP”-functie is ingeschakeld, heeft de
flash-knop (11, afb. 12) twee functies: het
grootlichtsignaal “flash“ en Start / Stop voor de
rondetijd.
96
Functie de Meeteenheden Wijzigen
Deze functie biedt u de mogelijkheid de
weergegeven meeteenheden te wijzigen.
Om de functie te kunnen betreden moet u het menu
“setting“ op pag. 48 laten weergeven en met de
knop (1, afb. 14) “ ” of (2, afb. 14) “ “ de functie
“SET UNITS” selecteren. Druk vervolgens op de
resetknop (12, afb. 12) om de volgende pagina te
kunnen betreden.
Selecteer nu met de knop (1, afb. 14) of (2, afb.
14) “ de grootheid waarmee u de meeteenheid
wilt wijzigen en druk nogmaals op de resetknop (12,
afb. 12).
Op het instrumentenpaneel worden de
meeteenheden weergegeven die u kunt wijzigen;
Selecteer met de knoppen (1, afb. 14) en (2, afb.
14) “ de grootheid die u wilt wijzigen en druk op
wederom de resetknop (
12,
afb. 12).
RIDING MODE RPM
MENU
BATTERY ABS
MENU 2 PIN CODE CLOCK DDA
BACK LIGHT LAP SET UNITS EXIT
SETTING UNITS
EXIT
TEMPERATURE CONSUMPTIONSPEED
afb. 58
Druk op Reset
102
Immobilizer systeem
Voor een betere beveiliging tegen diefstal is het
voertuig uitgerust met een elektronisch
antidiefstalsysteem dat de motor blokkeert
(IMMOBILIZER) en dat automatisch wordt
ingeschakeld als u het instrumentenpaneel uitzet.
In de greep van elke sleutel zit een elektronisch
systeem dat het signaal moduleert, dat tijdens de
inschakeling door een speciale antenne onder het
zadel geproduceerd wordt. Dit signaal is een
“wachtwoord” dat varieert als de motor wordt
aangezet. Dankzij dit signaal wordt de sleutel door de
bedieningseenheid herkend waarna het mogelijk is
de motor aan te zetten.
Sleutels (afb. 61)
Samen met het voertuig worden de volgende
sleutels geleverd:
- 1 actieve sleutel (1, afb. 61)
- 1 passieve sleutel (2, afb. 61).
Deze bevat de code die door het handsfree-systeem
wordt gebruikt om het voertuig op verschillende
manieren in te schakelen (Key-on).
De actieve sleutel (1, afb. 62) is bestemd voor
normaal gebruik; met een druk op de knop (A, afb. 62)
komt de metalen baard naar buiten tot de stand (B,
A
1
B
C
afb. 62
2
1
afb. 61
103
afb. 62) bereikt is. Met een druk op de knop (A, afb.
62) kunt u de metalen baard in de middelste stand (C,
afb. 62) plaatsen. Laat de knop vervolgens los om de
baard in deze stand te blokkeren.
Druk voor het opbergen van het metalen deel, dit
deel in de handgreep.
De actieve sleutel bevat een batterij die vervangen
moet worden als bij het inschakelen van het
instrumentenpaneel het bericht “warning“ batterij
sleutel bijna leeg wordt weergegeven (afb. 63).
Opmerkingen
In deze situatie verdient het aanbeveling om de
batterij zo snel mogelijk te vervangen (pag. 104).
Als de lading onder een bepaalde waarde daalt, werkt
de sleutel alleen als passieve sleutel: in dit geval zal
op het instrumentenpaneel geen enkel bericht
worden weergegeven.
Opgelet
Rijdt niet met de sleutel (1 of 2, afb. 61) in het
slot van de tankdop en in het slot van het zadel; de
sleutel kan er uit komen en mogelijk gevaar
opleveren. Bovendien kan bij stoten het
mechanische deel van de sleutel en het circuit in de
sleutel beschadigen.
Opgelet
Ook kunnen bij een rit in regenachtig weer, bij
ingestoken sleutel, beschadigen ontstaan aan het
circuit in de sleutel.
Laat de sleutel niet ingestoken tijdens het wassen
van het voertuig, omdat beschadigingen kunnen
ontstaan omdat de sleutel niet waterdicht is.
afb. 38afb. 63
106
Druk licht op de antenne (3, afb. 68) van de printplaat,
totdat de bevestiging van de printplaat wordt
waargenomen.
Plaats de twee helften van de handgreep tegenover
elkaar en druk op de door de pijlen aangegeven
plaatsen (afb. 69) om de helften te sluiten.
Controleer of u een “klik“ hoort, die de bevestiging
ervan aangeeft; de sleutel is in dat geval goed
gesloten.
afb. 69
3
afb. 68
107
De sleutels laten bijmaken
Als u extra sleutels nodig heeft, moet u zich wenden
tot de Dealer of een Erkende Ducati Garage met de
reeds in uw bezit zijnde sleutels.
De Dealer of een Erkende Ducati Garage zal alle
nieuwe sleutels en degene die u al in uw bezit heeft
opnieuw in het geheugen opslaan.
Het kan zijn dat de Dealer of een Erkende Ducati
Garage u verzoekt te bewijzen dat u de rechtmatige
eigenaar van het voertuig bent.
Sleutels die niet worden voorgelegd voor de
programmaprocedure, worden uit het geheugen
gewist, zodat sleutels die eventueel verloren zijn
geraakt, niet meer kunnen worden gebruikt om de
motor te starten.
Procedure deblokkering immobilizer
Met deze procedure kan de motorfiets “tijdelijk“
worden gestart als het handsfree-systeem niet
werkt.
Opmerkingen
De functie PIN CODE moet worden geactiveerd
door de juiste 4-cijferige pincode in het
instrumentenpaneel in te voeren; anders is het niet
mogelijk om de motor bij een storing te starten.
Opgelet
De pincode moet worden geactiveerd
(opgeslagen) door de eigenaar van het voertuig; als al
een pincode aanwezig is, wendt u dan tot de Dealer
of een Erkende Ducati Garage om de functie te laten
resetten. Om deze procedure uit te voeren, zal de
Dealer of een Erkende Ducati Garage u vragen om te
bewijzen dat u de eigenaar van het voertuig bent.
115
“Stuur in geblokkeerde stand“
Deze functie waarschuwt als het stuur in een stand
staat, waarbij het stuurslot kan worden ingeschakeld.
De sensoren signaleren tijdens de eerste 60
seconden na het uitschakelen van het voertuig dat
het stuur in de juiste stand staat. Dit wordt tevens
maximaal 5 seconden lang op het
instrumentenpaneel aangegeven.
“Stuurslot“ ingeschakeld
Deze functie geeft aan dat het stuurslot is
ingeschakeld.
In de eerste 60 seconden na het uitschakelen van het
voertuig kan het stuurslot worden ingeschakeld door
de “RUN“-knop naar beneden te drukken.
Als het stuurslot juist is ingeschakeld, wordt dit
gedurende 5 seconden op het display van het
instrumentenpaneel weergegeven.
Opmerkingen
Het stuurslot kan alleen worden ingeschakeld
als het stuur in de juiste stand staat.
afb. 74
WAITING
FOR
LOCK
afb. 73
116
Indicatie mogelijke “Storing“ op de rode
startknop
Deze functie geeft aan dat u de toets in de
“bovenste“ stand moet plaatsen om te garanderen
dat het systeem niet onderworpen wordt aan
afwijkende spanningsopname.
Belangrijk
Hierdoor zou de accu van het voertuig binnen
korte tijd kunnen leeglopen.
De signalering van eventuele storingen wordt binnen
de eerste 60 seconden na de uitschakeling van de
motor (Key-Off) weergegeven.
Als de starttoets voor de uitschakeling (Key-Off)
meer dan 1 seconde lang wordt ingedrukt (1, afb. 76),
activeert het systeem de knipperende signalering
“RED SWITCH NOT RELEASED” (afb. 75).
RED SWITCH NOT RELEASED
afb. 75
1
afb. 76
117
Als dit bericht ook wordt weergegeven nadat u de
toets (1, afb. 77) losgelaten heeft, moet u de toets (1,
afb. 78) op de “bovenste“ stand plaatsen.
Wend u in dit geval tot de Dealer of de Erkende
Ducati Garage en geef de storing door.
1
afb. 77
1
afb. 78
121
Opmerkingen
Als de batterij van de actieve sleutel (3, afb. 80)
leeg is, dan werkt deze hetzelfde als de passieve
sleutel (4, afb. 80). Het instrumentenpaneel geeft de
ontladen batterij aan.
Het mechanische deel van de sleutel (3) wordt
gebruikt voor het openen van de tankdop en het
sluiten van het zadel.
De metalen baard van de sleutel (3) is in de sleutel
zelf verborgen. Met een druk op de knop (A, afb. 83)
kunt u de metalen baard naar buiten laten komen tot
de stand (B, afb. 83) bereikt is. Met een druk op de
knop (A, afb. 83) kunt u de metalen baard in de
middelste stand (C, afb. 62) plaatsen. Laat de knop
vervolgens los om de baard in deze stand te
blokkeren.
Opmerkingen
Als bij ingeschakeld voertuig “Key-on” en
uitgeschakelde motor gedurende 30 aaneengesloten
seconden de aanwezigheid van de actieve sleutel (3,
afb. 83) niet wordt gesignaleerd, schakelt het
voertuig automatisch uit zonder dat de bestuurder
een handeling hoeft uit te voeren.
A
3
B
C
afb. 83
126
PINCODE invoeren om voertuig te deblokkeren
Met deze functie kan het voertuig “tijdelijk“ worden
ingeschakeld als het handsfree-systeem niet huist
werkt.
Druk op de Handsfree “noodknop“ (7, afb. 90) om de
functie te kunnen activeren als u het voertuig niet met
behulp van de normale startknop kunt inschakelen.
Zodra u op de knop gedrukt heeft, wordt op het
display het bericht “INSERT PIN CODE“ met daar
onder vier streepjes “- - - -“ groen weergegeven. Nu
kunt u de 4-cijferige PIN code invoeren.
Code invoeren:
druk op de resetknop (12,
afb. 12
).
telkens als de knop (2,
afb. 14
) “ ” wordt ingedrukt,
wordt het weergegeven nummer verhoogd van “0
tot “9” en vervolgens weer gewijzigd in “0”;
Druk om het nummer te bevestigen op de resetknop
(
12, afb. 12
);
herhaal de procedure totdat het vierde cijfer is
ingevoerd;
druk ter bevestiging nogmaals op de resetknop (
12
,
afb. 12
).
Als de ingevoerde code niet juist is, geeft het
instrumentenpaneel weer de vier streepjes “- - - -“
aan en kan opnieuw een poging worden gedaan om
de code in te voeren.
Opmerkingen
Het invoeren van de code kan een oneindig
aantal keren worden uitgevoerd; het
instrumentenpaneel dooft automatisch na 120
seconden nadat een poging is gedaan om de code in
te voeren.
Als de code juist is ingevoerd, gaat gedurende 3
seconden de code knipperen en wordt het bericht
“CORRECT“ weergegeven. Na deze 3 seconden
geeft het instrumentenpaneel het normale“ scherm
weer (waarbij alle aanwijzingen actief blijven).
Vanaf dat moment is het mogelijk om het voertuig
met de startknop (Key-on) te starten.
Opmerkingen
Starten is mogelijk, totdat het voertuig wordt
uitgeschakeld (Key-off); als bij de volgende
startpoging het probleem nog steeds aanwezig is,
moet - om het voertuig “tijdelijk“ te kunnen starten -
de procedure vanaf het begin worden uitgevoerd.
Belangrijk
Voer deze procedure uit en wendt u vervolgens
tot een Dealer of een Erkende Ducati Garage om het
probleem op te laten lossen.
130
De stuurschakelaar rechts (afb. 94)
1) Rode IN-/UITSCHAKEL-knop.
2) Zwarte START-knop.
De schakelaar (1) heeft drie gebruiksstanden:
A) in het midden: RUN OFF. In deze stand kan de
motor niet worden gestart en zijn alle elektrische
systemen uitgeschakeld.
B) omlaag gedrukt: INSCHAKELEN/
UITSCHAKELEN. In deze stand kan het systeem
ingeschakeld (key-on) en uitgeschakeld (key-off)
worden.
C) omhoog gedrukt: RUN ON. Alleen in deze stand
kan de motor worden gestart door de zwart knop
(2) in te drukken.
1
2
afb. 94
AB
2
1
C
afb. 95
134
Het pedaal voor de achterrem (afb. 101)
De contramoer (7) losdraaien.
Aan de regelschroef (6) van het pedaal draaien totdat
deze in de gewenste stand staat.
De contramoer (7) vastdraaien.
Met de hand op het pedaal controleren of deze een
speling van ong. 3÷6 mm vertoont voordat u ermee
remt.
Als de speling niet correct is, past u de lengte van het
pompstangetje op de volgende manier aan:
De contramoer (10) op het pompstangetje
losdraaien.
Het stangetje (8) op het gaffeltje (9) vastdraaien voor
meer speling en losdraaien voor minder speling.
De contramoer (10) vastdraaien en de speling
opnieuw controleren.
6
910
8
7
afb. 101
136
Dop op benzinetank
Opmerkingen
Plaats de metalen baard van de actieve sleutel
in de middelste stand, zie pagina 102, om de tankdop
te openen en de sluiten.
Openen
Open het beschermdekseltje (1, afb. 103) en steek
de actieve of passieve sleutel in het slot. De sleutel
1/4 slag naar rechts draaien om het slot te openen.
De dop openmaken (2, afb. 104).
Sluiten
De dop (2, afb. 104) sluiten met de sleutel en hem
goed op zijn plaats aanbrengen. Verwijder de sleutel
en sluit het beschermdekseltje (1, afb. 103) voor het
slot.
Opmerkingen
De dop kan alleen worden gesloten als de
sleutel in het slot steekt.
Opgelet
Controleer na het tanken (zie pag. 161) altijd of
de dop goed aangebracht en dichtgedraaid is.
1
afb. 103
2
afb. 104
140
Zijstandaard (afb. 109)
Belangrijk
Voordat u de zijstandaard gebruikt, controleert
u of het oppervlak waarop u hem wenst te zetten
stevig en vlak genoeg is.
Op zachte grond, kiezelstenen, door de zon verhit
asfalt enz. kan de geparkeerde motorfiets omvallen.
Parkeer de motorfiets altijd met het achterwiel naar
de voet van de helling gekeerd als u op een helling
parkeert.
Om de zijstandaard open te klappen, drukt u met uw
voet (terwijl u beide handen op het stuur van de
motorfiets houdt) tegen de standaard (1) en duwt u
deze helemaal uit. Laat de motorfiets naar links
overhellen om de standaard op de grond te zetten.
Opgelet
Niet op de motorfiets blijven zitten als deze op
de zijstandaard geparkeerd is.
Om de standaard weer op de ruststand te zetten
(horizontale stand), buigt u de motorfiets naar rechts
en haalt u de standaard (1) tegelijkertijd met de wreef
van de voet omhoog.
Opmerkingen
Wij raden u aan om regelmatig te controleren of
het systeem waarmee de zijstandaard in zijn
ruststand blijft zitten (twee in elkaar gedraaide
trekveren) en de veiligheidssensor (2) goed
functioneren.
Opmerkingen
Men kan de motor aanzetten als de zijstandaard
uitgeklapt is en de versnelling in zijn vrij staat, of als
de koppelinghendel is ingetrokken en de motor in de
versnelling staat (in dit geval moet de zijstandaard
ingeklapt zijn).
1
2
141
Handgreep passagier
De handgreep passagier (1, afb. 110) zit in de staart.
De handgreep tevoorschijn halen: demonteer het
zadel (zie “Zadel demonteren“ op pagina 137), hef de
knop (2, afb. 110) op, haal de handgreep (1, afb. 110)
uit de zitting en trek hem helemaal uit.
Opgelet
Controleer, alvorens u de handgreep passagier
gebruikt, of hij in de juiste stand geblokkeerd is door
hem heen en weer te bewegen.
De handgreep verbergen: hef de knop (2, afb. 110)
op, duw de handgreep (1, afb. 110) op zijn plaats tot
hij helemaal tegen de staart (afb. 111) aanzit en
hermonteer het zadel (zie “Zadel hermonteren“ op
pagina 139).
1 2
afb. 110
1
afb. 111
144
Achterdemper afstellen
De achterdemper is voorzien van uitwendige
bedieningsorganen om de wielophanging van de
motorfiets afhankelijk van de belasting af te stellen.
Met de stelknop (1, afb. 114) bij de onderste
schokdemperbevestiging aan de vork regelt de
hydraulische schokdemping tijdens de uit-beweging
(terugkeren in ruststand).
Met de knop (2, afb. 115) links op de motorfiets
wordt de voorspanning van de buitenste veer
geregeld.
1
afb. 114
2
afb. 115
148
Gebruiksvoorschriften
Voorzorgsmaatregelen tijdens de
inrijperiode van de motorfiets
Maximale draaisnelheid (afb. 117)
Voorgeschreven draaisnelheid tijdens inrijden en
normaal gebruik:
1) tot 1000 km;
2) van 1000 tot 2500 km.
Tot 1000 km
Tijdens de eerste 1000 km dient men de
kilometerteller in de gaten te houden: dit zijn de
snelheden die absoluut niet mogen worden
overschreden:
5.500÷6000 min-1
Tijdens de eerste inrij-uren van de motorfiets verdient het
aanbeveling de belasting en het toerental voortdurend te
wijzigen, binnen de voorgeschreven limieten.
Met name wegen met veel bochten en hellingen,
waarop de motor, de remmen en de ophangingen
goed kunnen inlopen, zijn geschikt.
Tijdens de eerste 100 km is voorzichtigheid is
geboden en met name tijdens het remmen: voorkom
dat u bruusk en lang remt om het wrijvingsmateriaal
op de remblokjes de kans te geven gelijkmatig af te
slijten. Om alle mechanische delen tegelijkertijd de
kans te geven hun bewegingen op elkaar af te
stemmen en met name om de belangrijkste
motororganen nooit in gevaar te brengen, raden wij
aan niet bruusk te versnellen en de motor niet te lang
op het hoogste toerental te laten draaien. Voorkom
dit met name op hellingen.
Wij raden bovendien aan de ketting vaak te
controleren en indien nodig te smeren.
0÷1000 K 1000 ÷ 2500 Km m
afb. 117
150
Controleren voor het starten
Opgelet
Als u de motor niet inspecteert voordat u
vertrekt, kan hij zwaar beschadigd raken en lopen
bestuurder en bijrijder kans op ernstige
verwondingen.
Voordat u begint te rijden, dient u de volgende
punten te controleren:
DE BRANDSTOF IN DE BRANDSTOFTANK
Controleren hoeveel brandstof er in de tank zit.
Eventueel bijtanken (pag. 161).
HET MOTOROLIEPEIL
Controleer het peil in de carter door middel van het
peilglas. Eventueel bijvullen (pag. 187).
REM- EN KOPPELINGVLOEISTOF
Controleer hoeveel vloeistof er in elk reservoir zit
(pag. 164).
DE KOELVLOEISTOF
Het peil van de vloeistof in het expansievat
controleren; Eventueel bijvullen (pag. 163).
STAAT VAN DE BANDEN
De spanning en de slijtage van de banden controleren
(pag. 185).
DE FUNCTIONERING VAN DE BEDIENINGEN
Controleren of de hendels en pedalen van remmen,
koppeling, gas en versnelling correct werken.
LAMPEN EN WAARSCHUWINGSSIGNALEN
Controleren of de lampen voor verlichting en
signalering goed werken en of de claxon goed
functioneert. Als de lampen stuk zijn, dient u deze te
vervangen (pag. 181).
SLOTEN
Controleer of de tankdop aangedraaid is (pag. 136) en
of het zadel vastgezet is (pag. 137).
STANDAARD
Controleer of de zijstandaard goed opent en sluit en
controleer de positie ervan (pag. 140).
Waarschuwingslampje ABS
Na Key-on blijft het ABS-lampje (9, afb. 4) branden.
Als de snelheid hoger wordt dan 5 km/h; gaat het
lampje uit om de juiste werking van het ABS aan te
geven.
Opgelet
In geval van onregelmatigheden het vertrek
uitstellen en contact opnemen met een Dealer of een
Erkende Ducati Garage.
152
Motor starten/uitschakelen
Opgelet
Zorg ervoor dat u de bedieningsorganen die u
nodig heeft tijdens het rijden, kent (zie pag. 118).
Opgelet
Zet de motor nooit aan in een gesloten ruimte.
De uitlaatgassen zijn giftig en kunnen
bewusteloosheid of binnen heel korte tijd zelfs
dodelijke afloop tot gevolg hebben.
Schakel met de actieve of passieve sleutel het
voertuig in (inschakeling van het Handsfree-systeem
en alle elektrische systemen) door de rode
schakelaar (1, afb. 120) aan de rechterzijde van het
stuur naar beneden te drukken.
Het instrumentenpaneel op het stuur initialiseert en
controleert de systemen door alle lampjes van buiten
naar binnen een aantal seconden lang in te
schakelen.
Na deze controle blijven alleen het groene lampje N
(2, afb. 121) en het rode lampje (3) branden.
1
1
afb. 120
2 3
afb. 121
153
Opgelet
De zijstandaard moet ingeklapt zijn (ruststand,
horizontaal), omdat anders de veiligheidssensor het
starten onmogelijk maakt.
Als na 10 seconden na key-on de motor nog niet
draait en niet de actieve sleutel wordt gesignaleerd,
wordt het voertuig automatisch uitgeschakeld (key-
off).
Opmerkingen
Men kan de motorfiets starten als de
zijstandaard uitgeklapt is en de koppeling in zijn vrij
staat, of als de koppeling ingeschakeld en de
koppelinghendel ingetrokken wordt (in dit geval moet
de zijstandaard ingeklapt zijn).
Druk de rode schakelaar (1) omhoog, zodat de zwarte
drukknop (4, afb. 122) bereikbaar wordt.
Druk de knop (4) in om de motor te starten.
Belangrijk
De motor niet op een hoog toerental brengen
als deze koud is. Wachten tot de olie warm is en alle
punten heeft gesmeerd die dit nodig hebben.
Het rode oliedruklampje moet enige seconden na het
starten van de motor doven.
Om de motor uit te schakelen moet de rode
schakelaar (1, afb. 122) op het stuur op RUN OFF
worden gezet.
Opmerkingen
Zie voor het inschakelen van het Handsfree-
systeem en alle elektronische systemen bladzijde
119 “Handsfree-systeem”.
1
4
4
1
afb. 122
154
De motorfiets starten en ermee rijden
1) De koppeling ontkoppelen met de
bedieningshendel.
2) Met de punt van uw voet en een besliste
beweging de versnellingshendel induwen om
deze in eerste versnelling te zetten.
3) Gas geven met de gashendel, tegelijkertijd
langzaam de koppelingshendel loslaten; de
motorfiets begint te rijden.
4) De koppelingshendel helemaal loslaten en gas
geven.
5) Om over te schakelen naar een hogere
versnelling, de gashendel helemaal sluiten voor
een lager toerental, de koppelingshendel
intrekken, het versnellingspedaal naar boven
duwen en de koppelingshendel loslaten.
U kunt als volgt van een hogere naar een lagere
versnelling terugschakelen: laat de gashendel los,
trek de koppelinghendel in, geef even gas om alle
tandwielen te synchroniseren, schakel terug naar
een lagere versnelling en laat de koppelinghendel los.
Gebruik de bedieningen op passende wijze en tijdig:
op een helling, wanneer de motorfiets snelheid
mindert, dient u onmiddellijk naar een lagere
versnelling terug te schakelen. Doet u dit niet, dan
onderwerpt u het hele voertuig (en niet alleen de
motorfiets) aan vreemde overbelastingen.
Belangrijk
Niet bruusk gas geven: u kunt de motor
“verzuipen” en de transmissiedelen forceren. Laat
de koppeling niet uit staan tijdens het rijden: dit kan
tot oververhitting en dus overmatige slijtage van alle
wrijvingsorganen leiden.
Opgelet
Door langdurige vervuiling kan het ABS worden
uitgeschakeld.
Remmen
Op tijd de snelheid laten afnemen, terugschakelen
om op de motor af te remmen en vervolgens
remmen met beide remmen. Voordat de motorfiets
stilstaat, de koppelinghendel intrekken om te
voorkomen dat de motor plotseling afslaat.
156
Opgelet
Het gebruik van slechts een enkele rem verlaagt
het remvermogen van uw motorfiets. Rem niet te
bruusk en niet te hard; de wielen kunnen hierdoor
blokkeren, waardoor u mogelijk de macht over uw
motorfiets verliest. Als het regent of wanneer men
over glad wegdek rijdt, is het remvermogen
aanzienlijk minder. Rem in deze gevallen zachtjes en
voorzichtig. Door plotselinge bewegingen te maken,
kan het zijn dat u de macht over het voertuig verliest.
Op lange en steile hellingen is het beter op de motor
af te remmen, terug te schakelen en de remmen
afwisselend en kort te gebruiken: door een continu
gebruik van de remmen zal het wrijvingsmateriaal
oververhit raken en neemt het remvermogen
aanzienlijk af. Een lagere of hogere bandenspanning
dan voorgeschreven vermindert ook het
remvermogen, de hanteerbaarheid en de wegligging
van de motorfiets.
157
De motorfiets stilzetten
Snelheid verminderen, terugschakelen en de
gashendel loslaten. Naar de eerste versnelling
terugschakelen en dan de versnelling in de neutrale
stand zetten. Remmen en de motorfiets tot stilstand
brengen. Schakel de motor uit door de rode
schakelaar (1, afb. 124) omlaag te drukken.
Parkeren
Zet de uitgeschakelde motorfiets op de zijstandaard.
Zet het stuur rechtsom of linksom in de uiterste
stand.
As dit binnen 60 seconden na het uitschakelen van
de motor wordt uitgevoerd, wordt ongeveer 5
seconden lang op het instrumentenpaneel het
bericht “Waiting for lock” (afb. 123) weergegeven.
1
1
afb. 124
WAITING
FOR
LOCK
afb. 123
160
Opgelet
Sloten of vergrendelingssystemen die beletten
dat de motorfiets kan worden verplaatst (bijv.
schijfremsloten, kettingtandwielsloten enz...) zijn
bijzonder gevaarlijk en kunnen de motorfiets, de
bestuurder en de passagier in gevaar brengen.
161
Tanken (afb. 129)
Niet te veel brandstof in de tank doen. Het
brandstofpeil moet onder de vulopening in de holte
van de dop blijven.
Opgelet
Gebruik een brandstof met een laag loodgehalte
en een minimum octaangetal RON 95 (zie de tabel
“Brandstof“ op pag.196).
Er mag geen benzine in de dopholte blijven staan.
Opgelet
Het voertuig is uitsluitend compatibel met
brandstof met een maximum ethanolgehalte van
10% (E10). Het gebruik van benzine met een
ethanolgehalte van meer dan 10% is verboden. Het
gebruik van dergelijke brandstof kan ernstige schade
aan de motor en de onderdelen van de motorfiets
veroorzaken. U verliest het recht op garantie als u
benzine met een ethanolgehalte van meer dan 10%
gebruikt.
Max level
afb. 129
165
Opgelet
Hydraulische olie is bijtend en kan schade en
verwondingen veroorzaken. Meng geen
verschillende kwaliteiten met elkaar.
Controleer of alle pakkingen en dichtingen perfect
afsluiten.
Koppelingsysteem
Als de speling van de bedieningshendel te groot is en
de motorfiets springt of stopt bij het schakelen, kan
er lucht in de leiding zitten. Neem contact op met een
Dealer of met een Erkende Ducati Garage om het
systeem te laten controleren en/of te laten
ontluchten.
Opgelet
Het peil van de remvloeistof in de tank neemt
toe naarmate het wrijvingsmateriaal van de
remschijven verslijt: overschrijd de voorgeschreven
waarde nooit (3 mm boven het min peil).
166
Controle van de slijtage van de
remblokken (afb. 134 en afb. 135)
Controleer de slijtage van de remblokken door de
opening tussen de twee klauwhelften.
Vervang de beide remblokken als op een of beide
remblokken slechts ongeveer 1 mm
wrijvingsmateriaal is achtergebleven.
Opgelet
Een slijtage van het wrijvingsmateriaal buiten de
aangegeven limiet veroorzaakt de aanraking van de
metalen steun met de remschijf waardoor de
efficiëntie van de rem afneemt. Dit is van invloed op
de integriteit van de remschijf en de veiligheid van de
bestuurder.
Belangrijk
Neem contact op met een Dealer of een
Erkende Ducati Garage om de remblokjes te laten
vervangen.
MIN
afb. 134
MIN
afb. 135
167
De scharnierpunten smeren
Regelmatig de hulzen van de startkabels controleren.
Ze mogen nergens platgedrukt zijn en er mogen geen
scheurtjes in de kunststof buitenkant zitten.
Controleer of de kabels zonder problemen bewegen
door de hendel in te trekken: als ze haperen of stroef
bewegen, dienen ze te worden vervangen door een
Dealer of een Erkende Ducati Garage.
Open om dit te voorkomen bij de gaskabel het
ruimte, draai de twee bevestigingsbouten (1, afb.
136) los en smeer het uiteinde de kabels en de
bevestiging (2, afb. 137) met SHELL Advance Grease
of Retinax LX2.
Opgelet
Sluit het ruimte voorzichtig en vergeet niet de
kabels in de spindel te steken.
Het deksel monteren en de schroeven (1) vastzetten
met een aanhaalkoppel van 10 Nm.
Voor een optimaal in- en uitklappende zijstandaard
dient deze eerst zorgvuldig te worden
schoongemaakt en dan op alle wrijvingspunten te
worden ingevet met vet van het type SHELL Alvania
R3.
1
afb. 136
2
afb. 137
168
Afstelling van de vrije slag van de
gashendel
De gashendel moet in iedere zwenkpositie een
speling hebben, gemeten op de rand van de hendel
van 1,5÷2,0 mm. Stel zonodig met de stelschroeven
(1 en 2, afb. 138) nabij het balhoofd aan de
rechterzijde van het voertuig.
stelschroef (1) draait de gashendel open; stelschroef
(2) sluit hem.
Trek de beschermhoezen van de stelschroeven en
draai de contramoeren (3) los. Stel de speling op
correcte wijze af door in gelijke mate aan de beide
stelschroeven te draaien: rechts voor meer speling;
naar links voor minder speling. Draai aan het einde
van de afstelling de contramoeren (3) vast bedek de
stelschroeven met behulp van de beschermkappen.
ä
ä
1,5÷2 mm
afb. 138
2
1
3
afb. 139
169
De accu opladen
Voor het opladen is het raadzaam de accu uit de
motorfiets verwijderen.
Belangrijk
De accu bevindt zich in de holte tussen de
schermkappen. Wend u voor de demontage ervan
altijd tot een Dealer of een Erkende Ducati Garage.
Verwijder de linker schermkap (1, afb. 140) door het
volgende los te draaien:
breng de schroef (2, afb. 140) aan voor de
bevestiging aan de zijkant met de ruimte met de
elektrische componenten;
breng de schroef (3, afb. 140) aan voor de
bevestiging aan de bovenkant met de ruimte met de
elektrische componenten;
de schroef (4, afb. 140) voor de bevestiging aan de
onderkant met de centrale schermkap;
1 2
3
4
afb. 140
170
de schroef (5, afb. 141) voor de bevestiging van de
centrale schermkap met de linker schermkap.
Draai de schroeven (6, afb. 142) los en verwijder de
deksel voor de bevestiging van de accu (7, afb. 142).
6
7
afb. 142
5
afb. 141
172
Plaats de positieve kabel van het ABS systeem (11,
afb. 144) boven op de positieve kabel (10, afb. 144)
en breng de schroef (9, afb. 144) aan.
10
9
11
afb. 144
181
Vervangen van lampen groot licht en
dimlicht
Controleer, alvorens u een doorgebrand lampje
vervangt, of het nieuwe lampje voldoet aan de
spanningswaarde en het vermogen beschreven in de
paragraaf “Elektrische Installatie“ op pag. 203.
Controleer altijd of het nieuwe lampje functioneert
alvorens u de gedemonteerde onderdelen op hun
plaats aanbrengt.
In afb. 154 is de opstelling van het dimlicht (LO),
grootlicht (HI) en het led-stadslicht (1) aangegeven.
Koplamp
Belangrijk
Richt u tot een Dealer of een Erkende Ducati
Garage voor het vervangen van het lampje voor het
dimlicht/grote licht.
Opgelet
Het is mogelijk dat de lens van de koplamp
beslaat als u de motorfiets tijdens de regen of na een
reiniging gebruikt.
De condens in de koplamp kan worden verwijderd
door hem een korte tijd aan te zetten.
1
LO
HI
afb. 154
182
De hoogte van de koplamp afstellen
(afb. 155)
Controleer of de koplamp perfect gericht is door de
motorfiets met de juiste bandenspanning en iemand
op het zadel perfect loodrecht met de lengteas op
een afstand van 10 meter voor een wand of een
scherm te zetten. Teken op de muur een horizontale
lijn ter hoogte van het midden van de koplamp en een
verticale lijn op de lengtelijn van het voertuig.
Controleer dit indien mogelijk tijdens de schemering.
Zet het dimlicht aan:
de bovenste scheidingslijn tussen de donkere zone
en de verlichte zone op de muur mag niet hoger dan
9/10 komen van de hoogte vanaf de vloer tot aan het
midden van de koplamp.
Opmerkingen
De beschreven procedure is door de “Italiaanse
Wetgeving“ voorgeschreven voor de maximale
hoogte van de lichtbundel.
Pas de procedure dus aan de wettelijke voorschriften
aan van het land waar de motorfiets wordt gebruikt.
10 m
9
10 xx
184
Het afstellen van de achteruitkijkspiegels
(afb. 158)
Stel de spiegel met de hand af door op de punten (A)
te drukken.
A
afb. 158
185
Tubeless banden
Spanning voorband:
2,50 bar (alleen bestuurder) - 2,6 bar (met passagier
en/of tassen)
Spanning achterband:
2,50 bar (alleen bestuurder) - 2,6 bar (met passagier
en/of tassen)
De bandenspanning wijzigt naar aanleiding van de
buitentemperatuur en de hoogte; meet de spanning
en pas deze aan telkens als u in gebieden rijdt met
grote temperatuur- en hoogteverschillen.
Belangrijk
De bandenspanning moet bij “koude banden”
worden gemeten en afgesteld.
Om de ronde vorm van de wieldop van het voorwiel
te behouden, verhoogt u op erg oneffen wegdek de
bandenspanning met 0,2÷0,3 bar.
De (Tubeless) banden repareren of vervangen
Als er een klein gaatje komt in een band zonder
luchtkamer, duurt het een hele tijd voordat deze
helemaal leegloopt omdat hij vrij lekvast is.
Controleer dus goed of er geen lekken in een band
zitten die een beetje is leeggelopen.
Opgelet
Vervang de band als hij lek is.
Monteer een nieuwe band van hetzelfde merk en
type als de oorspronkelijke.
Controleer goed of u de stofdopjes op de ventielen
goed vastgeschroefd heeft zodat de lucht er tijdens
het rijden niet uit kan lopen. Monteer nooit een band
met een binnenband; als dit voorschrift wordt
overtreden, kan de band onverwachts klappen met
zware gevolgen voor bestuurder en bijrijder.
Als een band wordt vervangen, dient het wiel
vervolgens te worden uitgebalanceerd.
Belangrijk
De tegengewichten van de wielen niet
verwijderen of verplaatsen.
Opmerkingen
Richt u tot een Dealer of een Erkende Ducati
Garage om de banden te laten vervangen zodat u er
zeker van bent dat de wielen op de juiste manier
worden ge(de)monteerd.
Er zijn enkele elementen van het ABS-systeem op
gemonteerd die op een bepaalde manier (sensoren,
meetwielen) afgesteld moeten worden.
187
Het motoroliepeil controleren (afb. 160)
Het motoroliepeil kunt u zien door het peilglas
(1) op de dop van de schakelbak. Controleer het
oliepeil als het voertuig perfect recht staat en de
motor koud is. Het peil moet tussen de streepjes op
het kijkglas staan. Vul de olie bij met SHELL Advance
Ultra 4 motorolie als het peil laag is. Verwijder de
vuldop (2) en vul olie bij tot het aangegeven peil.
Steek daarna de dop er weer op.
Belangrijk
Richt u tot een Dealer of een Erkende Ducati
Garage om de motorolie en de oliefilters met de in
het Garantieboekje opgenomen tabel voor
regelmatig onderhoud voorgeschreven regelmaat te
laten vervangen.
Viscositeit
SAE 15W-50
De overige in de tabel weergegeven
viscositeitwaarden kunnen worden gebruikt als de
gemiddelde temperatuur van het gebied, waarin de
motorfiets wordt gebruikt, binnen de aangeduide
limietwaarden ligt.
–10
UnigradeMultigrade
0 10 20 30 40 C
40
20W–40 20W–50
15W–40 15W–50
10W–40
10W–30
10W
20W
20
30
2
1
afb. 160
189
Algemene reiniging
Om de metalen en gelakte delen mooi glanzend te
houden, moet de motorfiets regelmatig gewassen
en gereinigd worden. De regelmaat hangt af van de
manier waarop en op welke wegen met de
motorfiets gereden wordt. Gebruik hiertoe speciale
producten, liefst biologisch afbreekbaar, en vermijd
bijtende of schurende reinigings- of oplosmiddelen.
Maak voor het reinigen van het plexiglas en het zadel
uitsluitend gebruik van water en een neutraal
reinigingsmiddel.
Maak de aluminium onderdelen regelmatig met de
hand schoon. Gebruik uitsluitend specifieke
reinigingsproducten voor aluminium die geen
schuurmiddelen of soda bevatten.
Opmerkingen
Gebruik geen schuursponsjes of krabbers maar
gebruik uitsluitend zachte doeken.
Het recht op garantie over de motorfiets vervalt als
onvoldoende onderhoud vastgesteld wordt.
Belangrijk
Was de motorfiets niet onmiddellijk nadat u
ermee hebt gereden om “kringen” van te snel
opdrogende producten op de nog warme oppervlakken
te vermijden. Spuit niet met heet of onder hoge druk
staand water op de motorfiets. Het gebruik van
hogedrukreinigers kan leiden tot vastlopen van de
veerelementen, de velgen, de elektrische
componenten, de dichtingen van de veerelementen,
luchtopeningen en uitlaat en condens in de koplamp
veroorzaken of kan leiden tot ernstige storingen aan de
ze elementen, waardoor het voertuig onveilig wordt en
niet meer aan de veiligheidsvoorschriften voldoet.
Als bepaalde motordelen bijzonder vuil zijn of er zit
olie of vet op, gebruik dan een ontvettend middel en
zorg ervoor dat dit niet in aanraking komt met
transmissieorganen (ketting, klein en groot tandwiel
enz...). Spoel het voertuig af met lauw water en
droog alle delen met een zeem.
Opgelet
Na het wassen kan het voorkomen dat de
remmen minder goed werken. Smeer geen vet of
olie op de remschijven; hierdoor kan het
remvermogen afnemen. Reinig de remschijven met
een oplosmiddel dat geen vet bevat.
Opgelet
Door een reinigingsbeurt, regen of vocht kan de
koplamp beslaan.
Het is mogelijk de condens in de koplamp te
verwijderen door hem een korte tijd aan te zetten.

Produktspecifikationer

Varumärke: Ducati
Kategori: Motor
Modell: Diavel (2013)

Behöver du hjälp?

Om du behöver hjälp med Ducati Diavel (2013) ställ en fråga nedan och andra användare kommer att svara dig




Motor Ducati Manualer

Motor Manualer

Nyaste Motor Manualer