Ford Tourneo Connect (2008) Bruksanvisning

Ford Bil Tourneo Connect (2008)

Läs nedan 📖 manual på svenska för Ford Tourneo Connect (2008) (182 sidor) i kategorin Bil. Denna guide var användbar för 2 personer och betygsatt med 4.5 stjärnor i genomsnitt av 2 användare

Sida 1/182
Feel the difference
FordTourneoConnect
FordTransitConnect
Instructieboekje
De informatie in deze publicatie was correct ten tijde van het ter perse gaan. In het belang
van de technische ontwikkeling behouden wij ons het recht voor, specificaties, ontwerpen
of onderdelen zonder voorafgaande kennisgeving of verplichtingen te wijzigen. Deze
publicatie, of een deel daarvan, mag niet worden gereproduceerd of vertaald zonder onze
toestemming. Fouten of omissies uitgesloten.
© Ford Motor Company 2007
Alle rechten voorbehouden.
Onderdeelnummer: 8T1J-19A321-CA (CG3526nl) 11/2007 20071108144339
Inleiding
Over deze handleiding 5.....................
Overzicht van symbolen 5..................
Onderdelen en accessoires 6............
Kort overzicht
Kort overzicht 7.....................................
Veiligheidsuitrusting
voor kinderen
Kinderzitjes........................................13
Zitverhogers 14.....................................
Plaatsing van kinderzitjes 15...............
ISOFIX verankeringspunten 17............
Kindersloten 19.....................................
Bescherming van
inzittenden
Werking 20............................................
Veiligheidsgordels vastmaken 22......
Hoogte van veiligheidsgordels
afstellen 23.........................................
Gebruik van veiligheidsgordels
tijdens zwangerschap 23................
Sleutels en afstandsbe-
diening
Algemene informatie over
radiofrequenties 24..........................
Programmeren van de
afstandsbediening 24......................
Batterij van afstandsbediening
vervangen 25.....................................
Sloten
Vergrendelen en
ontgrendelen 26...............................
Motorstartblokkering
Werking 31.............................................
Gecodeerde sleutels 31......................
Immobilisatiesysteem
inschakelen 32..................................
Immobilisatiesysteem
uitschakelen 32.................................
Alarm
Werking 33............................................
Alarm inschakelen 33...........................
Alarm uitschakelen 33.........................
Stuurwiel
Stuurwiel afstellen 34...........................
Audiobediening 34...............................
Ruitenwissers en
ruitensproeiers
Voorruitwissers 36................................
Voorruitsproeiers 36............................
Achterruitwissers en
-sproeiers 36.....................................
Ruitenwisserbladen
controleren 37...................................
Ruitenwisserbladen
vervangen 37.....................................
Verlichting
Verlichtingsbediening 39.....................
Voorste mistlampen 39.......................
Mistachterlichten 39.............................
1
Inhoudsopgave
Versnel-
lingsbak/transmissie
Handgeschakelde
versnellingsbak 89............................
Remmen
Werking 90............................................
Tips voor rijden met ABS 90................
Parkeerrem 91.......................................
Aandrijfregeling
(traction control)
Werking 92............................................
Gebruik maken van aandrijfregeling
(traction control) 92..........................
Parkeerhulp
Werking 93............................................
Gebruik maken van de
parkeerhulp 93..................................
Transport
Algemene informatie 95......................
Dakrekken en bagagedragers 95.....
Bagagenetten 96.................................
Aanhangers trekken
Trekken van een aanhanger 97.........
Tips voor het rijden
Inrijden 98...............................................
Nooduitrusting
Eerstehulpset 99..................................
Gevarendriehoek 99............................
Staat na een
aanrijding
Onderbrekingsschakelaar
brandstoftoevoer 100.......................
Componenten van
veiligheidssysteem
inspecteren..................................101
Zekeringen
Plaatsen zekeringenhouders 102......
Een zekering vervangen 103..............
Zekeringlabels 104................................
Specificatie-overzicht
zekeringen 106..................................
Bergen van de auto
Sleeppunten 107...................................
Auto op vier wielen slepen 108...........
Onderhoud
Algemene informatie 109....................
De motorkap openen en
sluiten 110...........................................
Overzicht motorruimte - 1,8 l
Duratec-DOHC (Zeta) 111...............
Overzicht motorruimte - 1,8 l
Duratorq-TDDi (Lynx) diesel /1,8
l Duratorq-TDCi (Lynx) diesel
.......................................................112
Oliepeilstaaf - 1,8 l Duratec-DOHC
(Zeta) 113...........................................
Oliepeilstaaf - 1,8 l Duratorq-TDDi
(Lynx) diesel /1,8 l Duratorq-TDCi
(Lynx) diesel 113................................
Motorolie controleren 114....................
Motorkoelvloeistof
controleren 114..................................
3
Inhoudsopgave
Controle vloeistofpeil koppeling en
remsysteem 115................................
Stuurbekrachtigingsvloeistof
controleren 116..................................
Ruitensproeiervloeistof
controleren 116..................................
Technische specificatie 117.................
Verzorging van de
auto
Reinigen van buitenzijde auto 119......
Reinigen van binnenzijde auto 120.....
Kleine lakschade repareren 120.........
Accu van de auto
Onderhoud van de accu 121...............
Gebruik van startkabels 121................
Accu vervangen 122............................
Velgen en banden
Algemene informatie 123....................
Een wiel vervangen 123.......................
Verzorging van banden 129................
Gebruik van winterbanden 130..........
Gebruik van sneeuwkettingen 130.....
Technische specificatie 131.................
Voertuigidentificatie
Voertuigidentificatieplaatje 133...........
Voertuigidentificatienummer
(VIN) 133.............................................
LAV-plaatje (lastafhankelijke
remdrukregelklep) 133.....................
Technische specifi-
caties
Technische specificatie 134................
Telefoon
Algemene informatie 141.....................
Setup telefoon 141................................
Setup Bluetooth 143............................
Bedieningselementen
telefoon 145.......................................
Gebruik maken van de telefoon -
Auto's zonder Navigatiesysteem
......................................................146
Gebruik maken van de telefoon -
Auto's met Travel Pilot EX 149........
Spraaksturing
Werking 152...........................................
Spraakgestuurd regelsysteem
gebruiken 153....................................
Commandos audio-unit 154.............
Commandos telefoon 158.................
Commandos
navigatiesysteem 164.......................
Commandos klimaatregeling 164.....
Bijlagen
Typegoedkeuringen 167......................
Typegoedkeuringen 170......................
4
Inhoudsopgave
OVER DEZE
HANDLEIDING
Hartelijk dank voor het kiezen van
een Ford. Wij raden u aan de tijd te
nemen om uw auto goed te leren
kennen door dit instructieboekje
zorgvuldig te lezen. Hoe meer u van
uw auto afweet, des te beter kunt u
ermee omgaan en dat komt de
veiligheid en het rijplezier ten goede.
N.B.:
In deze handleiding worden de
producteigenschappen en
beschikbare opties van de gehele
serie beschreven (soms zelfs
wanneer deze nog niet algemeen
verkrijgbaar zijn). Soms worden
opties beschreven waarmee uw auto
niet is uitgerust.
N.B.:
Gebruik uw auto altijd volgens
de geldende regels en wetgeving.
N.B.:
Overhandig bij verkoop van uw
auto dit instructieboekje aan de
nieuwe eigenaar. Het instructieboekje
is een onderdeel van de auto.
OVERZICHT VAN
SYMBOLEN
Symbolen in dit
instructieboekje
WAARSCHUWING
U riskeert de dood of ernstige
verwonding van uzelf en
anderen wanneer u niet de
instructies opvolgt waarop u door dit
waarschuwingssymbool wordt
geattendeerd.
LET OP
U riskeert beschadiging van uw
auto wanneer u niet de
instructies opvolgt waarop u door dit
waarschuwingssymbool wordt
geattendeerd.
Symbolen op uw auto
Wanneer u deze symbolen ziet, lees
dan eerst de betreffende instructies
in dit instructieboekje en volg deze
op voordat u iets aanraakt of
probeert af te stellen.
5
Inleiding
ONDERDELEN EN
ACCESSOIRES
Originele Ford onderdelen en
accessoires zijn speciaal voor uw
auto ontwikkeld. Wij wijzen erop dat
niet-originele Ford onderdelen en
accessoires niet door Ford zijn
onderzocht en goedgekeurd tenzij
expliciet door Ford is aangegeven.
Wij kunnen niet instaan voor de
geschiktheid van dergelijke
producten. Wij raden u aan uw Ford
dealer te vragen of onderdelen en
accessoires geschikt zijn voor uw
auto.
6
Inleiding
KORT OVERZICHT
Overzicht instrumentenpaneel
Stuur links
E74266
7
Kort overzicht
Stuur rechts
E74267
I H G B D C E F S
J M K L N Q P O A
Lichtschakelaar. Zie Verlichting (bladzijde 39).
A
Richtingaanwijzers. Zie Verlichting (bladzijde 39).
B
Claxon.C
Instrumentengroep. Zie (bladzijde 75).Gemaksfuncties
D
Informatiedisplay. Zie Tripcomputer (bladzijde 57).
E
8
Kort overzicht
Ruitenwisserschakelaar. Zie Ruitenwissers en ruitensproeiers
(bladzijde 36).
F
Luchtroosters. Zie (bladzijde 58).Klimaatregeling
G
Schakelaar waarschuwingsknipperlichten. Zie Verlichting (bladzijde
39).
H
Audio- of navigatiesysteem. Zie de afzonderlijke handleiding.I
Toetsen van klimaatregeling. Zie (bladzijde 58).Klimaatregeling
J
Schakelaars voor- en achterruitverwarming. Zie Klimaatregeling
(bladzijde 58).
K
Asbak of opbergvak. Zie (bladzijde 75).Gemaksfuncties
L
Schakelaars luchtrecirculatie en airconditioning. Zie
Klimaatregeling (bladzijde 58).
M
Aansteker of extra elektrisch aansluitpunt. Zie Gemaksfuncties
(bladzijde 75).
N
Contactslot.O
Hendel verstelling stuurkolom. Zie (bladzijde 34).Stuurwiel
P
Bediening audio-installatie. Zie (bladzijde 34).Audiobediening
Q
Zekeringen. Zie (bladzijde 102).Zekeringen
R
Regelknop hoogteverstelling koplamplichtbundels Zie
Koplamphoogte afstellen (bladzijde 40).
S
9
Kort overzicht
Portieren met de sleutel
vergrendelen en
ontgrendelen
E74800
AA
BB
OntgrendelenA
VergrendelenB
Transit Connect
Draai de sleutel in stand om deA
voorportieren te ontgrendelen.
Draai de sleutel tweemaal in stand A
om alle portieren te ontgrendelen.
Tourneo Connect
Draai de sleutel in stand om deA
voorportieren te ontgrendelen.
Zie Vergrendelen en
ontgrendelen (bladzijde 26).
Portieren met de
afstandsbediening
vergrendelen en
ontgrendelen
E87379
ABC
OntgrendelenA
VergrendelenB
Bagageruimte ontgrendelenC
Transit Connect
Druk eenmaal op toets om alleenA
de voorportieren te ontgrendelen.
Druk tweemaal op toets om alleA
portieren en de achterklep te
ontgrendelen.
Druk eenmaal op toets om deC
achterklep en de schuifdeur te
ontgrendelen.
Tourneo Connect
Druk eenmaal op toets om alleA
portieren en de achterklep te
ontgrendelen.
Alle modelvarianten
Druk eenmaal op toets om alleB
portieren en de achterklep te
vergrendelen.
Druk tweemaal binnen drie seconden
op toets om de dubbeleB
vergrendeling te activeren.
10
Kort overzicht
N.B.:
De alarminstallatie kan ook
afzonderlijk via de dubbele
vergrendelingssysteem worden
ingeschakeld door de sleutel in de
vergrendelstand te draaien.
Zie Vergrendelen en
ontgrendelen (bladzijde 26).
Stuurwiel instellen
WAARSCHUWING
Verstel het stuurwiel nooit
wanneer de auto in beweging
is.
E70358
Druk de vergrendelhendel omlaag
om de hoogte van het stuurwiel en
de afstand tot de bestuurder ervan
in te stellen.
Zie (bladzijdeStuurwiel afstellen
34).
Richtingaanwijzers
E74363
Klok gelijkzetten
Versie 1
Omschakel- en
terugsteltoets
A
11
Kort overzicht
Draai de contactsleutel in stand .II
Houd de toets minimaal drieA
seconden ingedrukt tot de
tijdsweergave op het display
knippert.
Druk op toets om de minutenA
vooruit te zetten. de toetsHoud
ingedrukt om snel vooruit te gaan.
Om te wisselen tussen de 12 en 24
uurs cyclus zet u de contactsleutel in
stand en drukt u op toets .I A
Versie 2
Raadpleeg voor gedetailleerde
instructies hoe de klok moet worden
ingesteld de afzonderlijke handleiding
van de audio-installatie.
E83530
Druk op toets om de tijd weer teA
geven.
Voorruit ontdooien en
ontwasemen
E74666
Zie (bladzijdeKlimaatregeling
58).
Stationair toerental na het
starten
Wanneer de motor koud is, kan het
stationaire toerental direct na het
aanslaan hoger zijn.
Zie (bladzijdeDe motor starten
81).
12
Kort overzicht
Plaats kinderen met een
lichaamsgewicht van minder dan 13
kilogram in een achterwaarts gericht
babyzitje dat op de achterbank is
geplaatst.
Kinderveiligheidszitje
E68920
Vervoer kinderen met een
lichaamsgewicht van 13 tot 18
kilogram in een kinderveiligheidszitje
dat op de achterbank is geplaatst.
ZITVERHOGERS
WAARSCHUWINGEN
Bevestig een kinderzitje of een
zitverhoger nooit alleen met de
heupgordel.
Bevestig een kinderzitje of een
zitverhoger niet met een
veiligheidsgordel die niet gespannen
is of gedraaid zit.
Leg de schoudergordel niet
onder de arm of achter de rug
van het kind langs.
WAARSCHUWINGEN
Gebruik geen kussens, boeken
of handdoeken om het kind
hoger te laten zitten.
Zorg ervoor dat uw kinderen
rechtop zitten.
Laat kinderen met een
lichaamsgewicht van meer dan
15 kilogram maar met een lengte van
minder dan 150 centimeter in een
kinderzitje of op een zitverhoger
plaatsnemen.
Zitverhoger
E70710
Wij raden het gebruik van een
kinderzitje aan, dat uit een
zitverhoger met een rugleuning
bestaat in plaats van alleen een
zitverhoger. De hogere zitpositie
zorgt ervoor dat de standaard
veiligheidsgordel correct over het
midden van de schouder van het kind
en de heupgordel over de heupen
komt te liggen.
14
Veiligheidsuitrusting voor kinderen
Zitverhoger
E68924
PLAATSING VAN
KINDERZITJES
WAARSCHUWING
Wanneer een voorwaarts
gericht kinderzitje op een
zitplaats achterin wordt geplaatst,
verwijder dan de hoofdsteun van die
zitplaats.
N.B.:
Wanneer u een kinderzitje op
een voorstoel gebruikt, kan het
moeilijk zijn de heupgordel strak te
trekken. Zet in een dergelijk geval de
rugleuning volledig rechtop en de
stoel in een hogere stand. Zie
Voorstoelen (bladzijde 67).
Gewichtsgroepen
Zitplaatsen IIIIII0+0
22 tot
36 kg
15 tot 25
kg
9 tot 18
kg
Tot 13
kg
Tot 10
kg
U1
U1
U1
XX
Passagiersstoel,
voor, met airbag
U1
U1
U1
U1
U1
Passagiersstoel,
voor, zonder airbag
UUUUU
Zitplaatsen, tweede
zitrij
UUUUU
Zitplaatsen, derde
zitrij
X Niet geschikt voor kinderen in deze gewichtsgroep.
U Geschikt voor universele kinderzitjes die zijn goedgekeurd voor deze
gewichtsgroep.
15
Veiligheidsuitrusting voor kinderen
ISOFIX
VERANKERINGSPUNTEN
Tourneo Connect
WAARSCHUWINGEN
Ford raadt het gebruik van een
ISOFIX systeem zonder gebruik
te maken van een draaibeveiliging,
zoals een correct aangebrachte
veiligheidsgordel aan de bovenzijde
of een steunarm, af.
Er bestaat kans op overlijden of
ernstige verwonding wanneer
de instructies van de fabrikant niet
correct worden opgevolgd of
wanneer het kinderzitje/
veiligheidsgordel op enige wijze
wordt gewijzigd.
Uw auto is uitgerust met ISOFIX
verankeringspunten. Uw Ford dealer
zal ze graag voor u bereikbaar
maken.
E75769
Het ISOFIX systeem bestaat uit twee
stevige bevestigingsarmen aan het
kinderzitje, waarmee dit aan
verankeringspunten achter de
rugleuning wordt bevestigd. Wanneer
de twee onderste
bevestigingspunten door uw Ford
Dealer toegankelijk zijn gemaakt, kunt
u deze in op de middelste zitplaats
van de tweede zitrij vinden. De
bevestigingspunten zijn voorzien van
een cirkelvormig pictogram en de
tekst 'ISOFIX'. De trechtervormige
geleiders zorgen ervoor dat de
bevestigingsarmen van een ISOFIX
kinderzitje makkelijk en stevig kunnen
worden bevestigd.
ISOFIX kinderzitjes die niet door Ford
zijn goedgekeurd, zijn niet door Ford
getest en de geschiktheid noch de
veiligheid van dergelijke zitjes kan
worden gegarandeerd, ongeacht of
zij met het ISOFIX systeem of met de
normale veiligheidsgordels worden
bevestigd.
Kinderzitje met een
veiligheidsriem aan de
bovenzijde bevestigen
WAARSCHUWING
Bevestig de veiligheidsgordel
zoals afgebeeld alleen aan het
daartoe bestemde verankeringspunt.
De veiligheidsgordel kan niet correct
functioneren wanneer hij aan een
ander punt wordt bevestigd.
17
Veiligheidsuitrusting voor kinderen
Voor kinderzitjes met een
veiligheidsriem aan de bovenzijde is
uw auto voorzien van een derde
verankeringspunt, voor gebruik van
een kinderzitje in voorwaartse
richting. Deze extra verankeringspunt
maak het gebruik van een
veiligheidsriem aan de bovenzijde
mogelijk. Neem contact op met uw
Ford dealer om dit verankeringspunt
te laten aanbrengen.
E75770
Bij uitvoeringen met vijf zitplaatsen
bevindt het verankeringspunt zich
boven de opening van de
achterdeur.
E75771
Bij uitvoeringen met acht zitplaatsen
bevindt dit punt zich achter de
middelste zitplaats op de tweede
zitrij.
E75772
Het verankeringspunt is te herkennen
aan een pictogram. De
veiligheidsgordel aan de bovenzijde
van het kinderzitje moet onder de
naar beneden geschoven
hoofdsteun naar het
verankeringspunt worden gevoerd.
Verwijder de kap van het
verankeringspunt en breng de riem
aan. Na het aanbrengen van het
kinderzitje moet de veiligheidsgordel
volgens de richtlijnen van de fabrikant
worden aangetrokken.
18
Veiligheidsuitrusting voor kinderen
KINDERSLOTEN
Tourneo Connect
WAARSCHUWING
Wanneer de kindersloten in
werking zijn gesteld, kunnen de
portieren niet van binnenuit worden
geopend.
N.B.:
Alleen de schuifdeuren zijn
voorzien van kinderveiligheidssloten.
E75766
B
A
VergrendelenA
OntgrendelenB
19
Veiligheidsuitrusting voor kinderen
De frontairbags treden in werking bij
zware frontale aanrijdingen of bij
aanrijdingen binnen een hoek van
maximaal 30 graden van links of van
rechts. De airbags worden in enkele
milliseconden opgeblazen en
stromen weer leeg zodra zij in
contact komen met de lichamen van
de inzittenden, waardoor de
voorwaartse beweging wordt
opgevangen. Bij lichte aanrijdingen,
het over de kop slaan van de auto of
bij aanrijdingen van opzij of van
achteren worden de frontairbags niet
geactiveerd.
Zijairbags
E72658
De zijairbags bevinden zich in de
zijkant van de rugleuningen van de
voorstoelen. Een label op de
rugleuning geeft aan dat uw auto is
uitgerust met zijairbags.
De zijairbags worden geactiveerd bij
zware zijdelingse aanrijdingen. Alleen
de airbag aan de zijde van de
aanrijding wordt geactiveerd. De
airbags worden in enkele
milliseconden opgeblazen en
stromen weer leeg zodra zij in
contact komen met de lichamen van
de inzittenden, waardoor zij
bescherming bieden aan de
omgeving van borst en schouder. Bij
lichte aanrijdingen van opzij, het over
de kop slaan van de auto,
aanrijdingen van voren of van
achteren worden de zijairbags niet
geactiveerd.
Veiligheidsgordels
WAARSCHUWINGEN
Draag een veiligheidsgordel en
houd voldoende afstand tussen
uzelf en het stuurwiel. Alleen wanneer
u de veiligheidsgordel op de juiste
wijze draagt, kan deze u op uw plaats
houden en zijn maximale
bescherming bieden. Zie De juiste
zitpositie innemen (bladzijde 67).
Gebruik een veiligheidsgordel
nooit voor meer dan een
persoon.
Gebruik voor iedere stoel het
juiste gordelslot.
Zorg ervoor dat de
veiligheidsgordel niet slap of
gedraaid zit.
Draag geen dikke kleding. De
veiligheidsgordels bieden
optimaal bescherming wanneer ze
nauwsluitend worden gedragen.
21
Bescherming van inzittenden
WAARSCHUWINGEN
Leg de schoudergordel over het
midden van de schouder en leg
de heupgordel strak over uw heupen.
Het oprolmechanisme van de
veiligheidsgordel aan
bestuurderszijde is voorzien van een
gordelspanner. De
activeringsdrempel van de
gordelspanners is iets lager dan die
van de airbags. Bij aanzienlijke
frontale aanrijdingen is het mogelijk
dat alleen de gordelspanners in
werking treden.
VEILIGHEIDSGORDELS
VASTMAKEN
E66541
WAARSCHUWING
Steek de slottong in het
gordelslot tot u een 'klik' hoort;
alleen dan is de veiligheidsgordel
goed vergrendeld.
Trek de veiligheidsgordel gelijkmatig
uit. Als er een stevige ruk aan wordt
gegeven of als de auto op een helling
staat, kan de gordel blokkeren.
Druk de rode knop op het gordelslot
in om de gordel los te maken en laat
de gordel zich gelijkmatig en volledig
oprollen.
Veiligheidsgordels achterin
E75564
WAARSCHUWING
Om er zeker van kunnen zijn dat
de veiligheidsgordel van de
middelste zitplaats correct werkt,
moet de rugleuning van de
achterbank goed zijn vergrendeld.
Let erop dat elke slottong in het
correcte gordelslot wordt gestoken.
22
Bescherming van inzittenden
ALGEMENE INFORMATIE
OVER
RADIOFREQUENTIES
LET OP
De radiofrequentie van de
afstandsbediening kan ook
worden gebruikt door andere
zenders met een klein bereik
(bijvoorbeeld zendamateurs,
medische apparatuur, draadloze
hoofdtelefoons, afstandsbedieningen
en alarmsystemen). Wanneer de
frequenties worden gestoord, kunt
u geen gebruik meer maken van uw
afstandsbediening. U kunt de
portieren met de sleutel vergrendelen
en ontgrendelen.
N.B.:
U kunt de portieren
ontgrendelen wanneer u de toetsen
op de afstandsbediening per ongeluk
indrukt.
Het bereik tussen uw
afstandsbediening en uw auto is
afhankelijk van de omgeving.
PROGRAMMEREN VAN
DE
AFSTANDSBEDIENING
U kunt maximaal vier
afstandsbedieningen voor uw auto
programmeren (inclusief die met uw
auto werd meegeleverd).
N.B.:
Controleer of de
alarminstallatie is uitgeschakeld en of
alle portieren zijn gesloten.
1. Draai de contactsleutel acht maal
binnen 10 seconden vanuit stand
0 II in stand . De contactsleutel
moet uiteindelijk in stand staanII
en blijven staan. De portiersloten
sluiten eenmaal vergrendelen en
ontgrendelen om aan te duiden
dat het nu mogelijk is nieuwe
afstandsbedieningen te
programmeren.
2. Druk binnen 20 seconden nadat
de portiersloten hebben
vergrendeld en ontgrendeld op
een willekeurige toets op de
nieuwe afstandsbediening. De
portiersloten zullen opnieuw
vergrendelen en ontgrendelen om
aan te duiden dat de
afstandsbediening met succes is
geprogrammeerd.
3. Herhaal stap 2 bij alle
afstandsbedieningen, inclusief uw
originele afstandsbediening.
Telkens wanneer een nieuwe
afstandsbediening met succes is
geprogrammeerd, begint de
programmeerperiode opnieuw en
is het gedurende 20 seconden
mogelijk een nieuwe
afstandsbediening te
programmeren.
4. Zet het contact in stand . De0
portiersloten zullen opnieuw
vergrendelen en ontgrendelen om
aan te duiden dat het
programmeren van de
afstandsbediening is beëindigd.
Uw auto kan nu alleen met de
afstandsbedieningen die u zojuist
hebt geprogrammeerd worden
vergrendeld en ontgrendeld.
24
Sleutels en afstandsbediening
VERGRENDELEN EN
ONTGRENDELEN
Centrale vergrendeling
N.B.:
U kunt de portieren en de
achterklep met de sleutel
ontgrendelen. Hiervan moet gebruik
worden gemaakt wanneer de
afstandsbedieningssysteem niet
werkt.
N.B.:
Bij het ontgrendelen van de
achterklep met een sleutel worden
geen portieren ontgrendeld.
N.B.:
U kunt de portieren alleen
centraal vergrendelen wanneer alle
portieren zijn gesloten.
N.B.:
U kunt het centrale
vergrendelingssysteem vanaf beide
voorportieren deactiveren.
Dubbele vergrendeling
WAARSCHUWING
Schakel de dubbele
vergrendeling niet in wanneer
zich personen of dieren in de wagen
bevinden. Wanneer de dubbele
vergrendeling is ingeschakeld kunnen
de portieren niet van binnenuit
worden ontgrendeld.
Dubbele vergrendeling is een
voorziening tegen diefstal die
voorkomt dat personen de portieren
van binnenuit kunnen ontgrendelen.
Alleen wanneer alle portieren zijn
gesloten kunnen deze dubbel
worden vergrendeld.
E74799
Bevestiging van het
vergrendelen en
ontgrendelen
Wanneer u de portieren ontgrendelt,
knipperen de richtingaanwijzers
eenmaal.
Bij auto's met dubbele vergrendeling
knipperen de richtingaanwijzers
tweemaal wanneer u de portieren
vergrendelt.
26
Sloten
N.B.:
De alarminstallatie kan ook
afzonderlijk via de dubbele
vergrendelingssysteem worden
ingeschakeld door de sleutel in de
vergrendelstand te draaien.
De portieren van binnenuit
vergrendelen en
ontgrendelen
Voorportieren
E74704
A
B
Alle portieren vergrendelenA
OntgrendelenB
N.B.:
Via kunnen alle portieren vanB
de Tourneo Connect zonder
afstandsbediening of de
voorportieren van de Tourneo
Connect (met afstandsbediening) en
de Transit Connect worden
ontgrendeld.
Schuifdeur
E74706
A B
VergrendelenA
OntgrendelenB
De portieren openen
Schuifdeur
N.B.:
Bij de Tourneo Connect kan
de schuifdeur aan de rechterzijde niet
volledig worden geopend wanneer
de klep van de brandstofvulopening
is ontgrendeld en geopend.
28
Sloten
De achterdeuren openen tot
180 en 250 graden
E74709
Druk op de gele knop op de deur. Bij
het sluiten van de achterdeuren
keren de deurvangers automatisch
in hun oorspronkelijke stand terug.
Achterklep
WAARSCHUWING
Sluit de achterklep goed om te
voorkomen dat deze tijdens het
rijden openspringt. Rijden met een
geopende achterklep is bijzonder
gevaarlijk omdat dan uitlaatgassen
het interieur kunnen worden
binnengezogen.
N.B.:
Voor het openen van de
achterklep vanaf de binnenzijde kunt
u toegang tot de ontgrendelknop
krijgen via een opening aan de
onderzijde van de achterklep.
E66517
B
A
BuitenzijdeA
BinnenzijdeB
30
Sloten
WERKING
Het immobilisatiesysteem is een
diefstalbeveiligingssysteem dat
voorkomt dat iemand de motor van
uw auto met een onjuist gecodeerde
sleutel kan starten.
GECODEERDE SLEUTELS
N.B.:
Wanneer u een sleutel bent
verloren, laat dan de code bij al uw
overige sleutels wissen. Raadpleeg
uw dealer voor meer informatie. Laat
de vervangingssleutels samen met
uw overige sleutels opnieuw
coderen.
N.B.:
Dek uw sleutels niet met
metalen voorwerpen af. Hierdoor kan
de ontvanger uw sleutel niet
herkennen als geldige sleutel.
Wanneer u een sleutel verliest, kunt
u bij uw Ford dealer een
vervangingssleutel verkrijgen. Geef,
indien mogelijk, uw dealer het
sleutelnummer door, dat op het
plaatje staat dat met de originele
sleutels is geleverd. U kunt ook extra
sleutels bij uw Ford dealer verkrijgen.
Sleutels coderen
Maximaal kunnen acht sleutels
(inclusief de sleutels die bij de auto
werden geleverd) worden
gecodeerd met behulp van twee
andere sleutels, die eerder voor uw
auto werden gecodeerd.
Voer elk van de volgende
handelingen binnen vijf
seconden uit.
1. Steek de eerste sleutel in het
contactslot en draai hem in stand
II.
2. Draai de sleutel terug in stand 0
en neem de sleutel uit het
contactslot.
3. Steek de tweede sleutel in het
contactslot en draai hem in stand
II.
4. Draai de tweede sleutel terug in
stand en neem de sleutel uit het0
contactslot - de coderingsmodus
is nu geactiveerd.
5. Wanneer nu een ongecodeerde
sleutel in het contactslot wordt
gestoken en binnen twintig
seconden in de stand wordtII
gedraaid, wordt de systeemcode
door de sleutel ingelezen.
6. Neem na de coderingsprocedure
de sleutel uit het contactslot.
Wacht vijf seconden met het
inschakelen van het systeem.
Wanneer het coderen niet geheel
correct is verlopen, knippert de
controlelamp nadat het contact met
de nieuw gecodeerde sleutel is
aangezet en slaat de motor niet aan.
Herhaal de procedure na een pauze
van twintig seconden met aangezet
contact (stand ).II
Code wissen
Met twee voor uw auto gecodeerde
sleutels kunt u alle overige
gecodeerde sleutels onbruikbaar
maken, bijvoorbeeld na verlies van
een sleutel:
31
Motorstartblokkering
WERKING
Het perimeter alarm is een
afschrikmiddel voor personen die
ongeoorloofd de portieren en de
motorkap proberen te openen. Het
beveiligt ook de audio-installatie.
Alarm activeren
Wanneer het alarm is ingeschakeld,
kan het op een van de volgende
manieren worden geactiveerd:
Wanneer iemand een portier, het
bagagecompartiment of de
motorkap zonder de juiste sleutel
of afstandsbediening opent.
Wanneer iemand de
audio-installatie of het
navigatiesysteem verwijdert.
Wanneer het alarm is geactiveerd,
klinkt het alarmsignaal gedurende 30
seconden en knipperen de
waarschuwingsknipperlichten vijf
minuten.
Iedere verdere poging om een van
bovenstaande handelingen uit te
voeren activeert het alarm opnieuw.
ALARM INSCHAKELEN
Alarminstallatie inschakelen, wagen
vergrendelen. Zie (bladzijdeSloten
26).
ALARM UITSCHAKELEN
Schakel het alarm uit en deactiveer
dit door een van de voorportieren of
de achterklep met de sleutel te
ontgrendelen.
33
Alarm
In de wordt hetradio modus
eerstvolgende radiostation op een
hogere of lagere frequentie
opgezocht.
In de wordt hetCD modus
volgende of het vorige nummer
gekozen.
Mode
E70363
Druk kort op de toets aan de zijkant:
In de wordt hetradio modus
volgende in het geheugen
opgeslagen radiostation
opgezocht.
In de wordt deCD modus
volgende CD gekozen wanneer
een CD-wisselaar is gemonteerd.
In om eenalle modi
verkeersbericht te onderbreken.
Druk de toets aan de zijkant in en
houd deze ingedrukt:
In de om vanradio modus
golfband te veranderen.
35
Stuurwiel
VERLICHTINGSBEDIENING
Standen van de
lichtschakelaar
A
DB
C
E65986
Off (uit)A
Stads- en achterlichtenB
KoplampenC
Mistlampen, vóórD
Grootlicht en dimlicht
E65987
Trek de hendel geheel naar het
stuurwiel toe om tussen grootlicht en
dimlicht te wisselen.
Lichtsignaal
Trek de schakelaarhendel naar het
stuurwiel toe.
VOORSTE MISTLAMPEN
WAARSCHUWING
Gebruik de mistlampen alleen
wanneer het zicht ernstig wordt
belemmerd door mist, sneeuw of
regen.
E65988
1
2
MISTACHTERLICHTEN
WAARSCHUWING
Gebruik de mistachterlichten
alleen wanneer het zicht minder
dan 50 meter bedraagt.
Uitvoeringen zonder
mistlampen, vóór
E65988
1
2
39
Verlichting
Uitvoeringen met mistlampen,
vóór
E65989
1
2
KOPLAMPHOOGTE
AFSTELLEN
Alle uitvoeringen
U kunt de hoogte van de
koplamplichtbundels aanpassen aan
de belading van de auto.
E93510
Lichtbundels hogerA
Lichtbundels lagerB
Aanbevolen
regelknopstanden
N.B.:
Tijdens het rijden met een
aanhanger kunnen hogere
regelknopstanden (+1) noodzakelijk
zijn.
Transit Connect
RegelknopstandBelading
T220/
T230
T210T200Gewicht in bagage-
ruimte1
Aantal
personen
000-1
1.53/24
1,52
max.2
1
1Wanneer de auto is uitgerust met het wegliggings- of hoogtepack, kan het
noodzakelijk zijn de hoogte van de koplamplichtbundels in te stellen.
2 Zie Voertuigidentificatie (bladzijde 133).
3Lange wielbasis.
4Korte wielbasis.
40
Verlichting
RICHTINGAANWIJZERS
E74363
INTERIEURVERLICHTING
A B C
E72170
UitA
PortiercontactB
AanC
Wanneer u de schakelaar in stand B
zet, gaat de interieurverlichting
branden wanneer u een deur of de
achterklep ontgrendelt of opent.
Wanneer u bij afgezet contact een
portier open laat staan, gaat de
interieurverlichting enige tijd later
automatisch uit om te voorkomen
dat de accu leegraakt. Zet het
contact even aan om de verlichting
weer in te schakelen.
De interieurverlichting gaat ook
branden wanneer u het contact
afzet. De verlichting gaat korte tijd
later automatisch uit of wanneer u de
motor start of opnieuw start.
Wanneer u bij afgezet contact de
schakelaar in stand zet, gaat deC
interieurverlichting branden. De
verlichting gaat korte tijd later
automatisch uit om te voorkomen
dat de accu leegraakt. Zet het
contact even aan om de verlichting
weer in te schakelen.
Leeslampen
E72171
42
Verlichting
Interieurverlichting
Voor
E76068
1
2
Achter
1
2
1. Werk de lamp voorzichtig los.
2. Verwijder de gloeilamp.
Leeslampen
E76069
1
2
1. Werk de lamp voorzichtig los.
2. Verwijder de gloeilamp.
GLOEILAMPENTABEL
Vermogen (watt)SpecificatieLampje
21PY21WRichtingaanwijzer, voor
55/60H4Grootlicht en dimlicht
5W5WZijknipperlicht
55H11Mistlamp, vóór
5W5WStadslicht
21PY21W LLRichtingaanwijzer, achter
47
Verlichting

Produktspecifikationer

Varumärke: Ford
Kategori: Bil
Modell: Tourneo Connect (2008)

Behöver du hjälp?

Om du behöver hjälp med Ford Tourneo Connect (2008) ställ en fråga nedan och andra användare kommer att svara dig




Bil Ford Manualer

Bil Manualer

Nyaste Bil Manualer