Garmin GPSMAP 430sx Bruksanvisning

Garmin Navigering GPSMAP 430sx

Läs nedan 📖 manual på svenska för Garmin GPSMAP 430sx (72 sidor) i kategorin Navigering. Denna guide var användbar för 20 personer och betygsatt med 4.5 stjärnor i genomsnitt av 2 användare

Sida 1/72
GPSMAP® 400-/500-serie
gebruikershandleiding
© 2009 Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen
Garmin International, Inc.
1200 East 151st Street,
Olathe, Kansas 66062, VS
Tel. +1 913.397.8200
of +1 800.800.1020
Fax +1 913.397.8282
Garmin (Europe) Ltd.
Liberty House
Hounsdown Business Park,
Southampton, Hampshire, SO40 9LR V.K.
Tel. +44 (0) 870.850.1241 (buiten het VK)
0808.238.0000 (binnen het VK)
Fax +44 (0) 870.850.1251
Garmin Corporation
Nr. 68, Jangshu 2nd Road,
Shijr, Taipei County, Taiwan
Tel. +886.2.2642.9199
Fax: +886.2.2642.9099
Alle rechten voorbehouden. Behoudens uitdrukkelijk hierin voorzien, mag geen enkel deel van deze handleiding worden vermenigvuldigd, gekopieerd, overgedragen, verspreid, gedownload, of
opgeslagen in enig opslagmedium, voor enig doel, zonder voorafgaande uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van Garmin. Garmin verleent hierbij toestemming voor het downloaden naar een
harde schijf of ander elektronisch opslagmedium van een enkele kopie van deze handleiding of van elke revisie van deze handleiding voor het bekijken en afdrukken van een enkele kopie van
deze handleiding of van elke revisie van deze handleiding, mits deze elektronische of afgedrukte kopie van deze handleiding de volledige tekst van deze copyright-bepaling bevat en gesteld dat
onrechtmatige commerciële verspreiding van deze handleiding of van elke revisie van deze handleiding uitdrukkelijk is verboden.
Informatie in dit document kan zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Garmin behoudt zich het recht voor om haar producten te wijzigen of verbeteren en om wijzigingen aan
te brengen in de inhoud zonder de verplichting personen of organisaties over dergelijke wijzigingen of verbeteringen te informeren. Bezoek de website van Garmin (www.garmin.com) voor de
nieuwste updates en aanvullende informatie over het gebruik en de werking van dit product en andere Garmin-producten.
Garmin®, het Garmin-logo, GPSMAP®, AutoLocate®, BlueChart®, g2 Vision® en MapSource® zijn handelsmerken van Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen, geregistreerd in de
Verenigde Staten en andere landen. Ultrascroll, myGarmin en GFS zijn handelsmerken van Garmin Ltd. of haar dochtermaatschappijen. Deze handelsmerken mogen niet worden gebruikt
zonder uitdrukkelijke toestemming van Garmin. NMEA 2000® en het NMEA 2000-logo zijn geregistreerde handelsmerken van de National Maritime Electronics Association. Windows® is een
geregistreerd handelsmerk van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en andere landen.
Juni 2009 Onderdeelnummer 190-01074-35 Rev. A Gedrukt in Taiwan
GPSMAP 400-/500-serie - Gebruikershandleiding i
Inleiding
Inleiding
In deze handleiding vindt u informatie over de volgende producten:
GPSMAP® 420/420s GPSMAP 450/450s
GPSMAP 421/421s GPSMAP 451/451s
GPSMAP 520/520s GPSMAP 525/525s
GPSMAP 521/521s GPSMAP 526/526s
GPSMAP 550/550s GPSMAP 555/555s
GPSMAP 551/551s GPSMAP 556/556s
Tips en snelkoppelingen
In elk scherm kunt u op HOME drukken om direct terug te keren naar
het beginscherm.
Druk in een van de hoofdschermen op MENU om toegang te krijgen tot
de geavanceerde instellingen.
Druk kort op de aan-uitknop om de weergave-instellingen aan te
passen.
Uitleg over de handleiding
In deze handleiding zijn in de tekst pijltjes (>) opgenomen wanneer u de
aanwijzing krijgt een item te selecteren. De pijltjes geven aan dat u met
de tuimelknop een reeks items op het scherm dient te markeren en bij elk
item op de toets SELECT dient te drukken. Als er bijvoorbeeld “selecteer
Kaarten > Navigatiekaart staat, dient u Kaarten te selecteren en op
SELECT te drukken. Daarna dient u Navigatiekaart te markeren en
opnieuw op SELECT te drukken.
Snelkoppelingen
Het toestel in- en uitschakelen: pagina 3.
GPS-satellietsignalen ontvangen: pagina 5.
SD-kaarten plaatsen en verwijderen: pagina 6.
Fabrieksinstellingen herstellen: pagina 6.
De navigatiekaart gebruiken: pagina 8.
De kaartinstellingen wijzigen: pagina 12.
Naar een bestemming navigeren: pagina 22.
Waypoints maken en gebruiken: pagina 24.
Systeeminstellingen congureren: pagina 37.
Echolood gebruiken: pagina 44.
Alarmen en berichten: pagina 55.
ii GPSMAP 400-/500-serie - Gebruikershandleiding
Inleiding
Inhoudsopgave
Inleiding .......................................................................................... i
Tips en snelkoppelingen ........................................................................... i
Uitleg over de handleiding ........................................................................ i
Snelkoppelingen ....................................................................................... i
Conformiteitsverklaring ............................................................................iv
Productregistratie.....................................................................................iv
Contact opnemen met Garmin.................................................................iv
Aan de slag ................................................................................... 1
Overzicht van het toestel ......................................................................... 1
Het toestel in- of uitschakelen.................................................................. 3
Toestelinstellingen initialiseren ................................................................ 3
De schermverlichting aanpassen............................................................. 4
Het toetsenbord gebruiken ...................................................................... 5
GPS-satellietsignalen ontvangen............................................................. 5
De simulatormodus gebruiken ................................................................. 6
Systeeminformatie weergeven ................................................................ 6
De fabrieksinstellingen herstellen ............................................................ 6
SD-kaarten plaatsen en verwijderen........................................................ 6
Het beginscherm...................................................................................... 7
Kaarten gebruiken ........................................................................ 8
De navigatiekaart gebruiken .................................................................... 8
De navigatiekaartinstellingen wijzigen ................................................... 12
De splitskaart gebruiken ........................................................................ 14
3D-perspectief gebruiken....................................................................... 15
3D Roergangersbeeld gebruiken ........................................................... 16
Visoog 3D gebruiken ............................................................................. 17
Viskaarten gebruiken ............................................................................. 18
Satellietbeelden met hoge resolutie inschakelen .................................. 19
Luchtfoto’s weergeven ........................................................................... 20
Informatie van het getijdenstation weergeven ....................................... 20
Gedetailleerde weg- en POI-gegevens ................................................. 21
Automatische begeleiding gebruiken ..................................................... 21
Het kaart-/echoloodscherm gebruiken ................................................... 21
Waarheen? .................................................................................. 22
Naar een bestemming navigeren........................................................... 22
Waypoints maken en gebruiken ............................................................ 24
Routes maken en gebruiken .................................................................. 25
Tracks gebruiken ................................................................................... 26
BlueChart g2 Vision gebruiken .............................................................. 28
Navigeren met een Garmin-stuurautomaat ........................................... 29
Informatie weergeven................................................................. 30
Een kompas weergeven ........................................................................ 30
Nummers weergeven............................................................................. 30
Reisinformatie weergeven ..................................................................... 31
Brandstofmeters weergeven .................................................................. 31
Informatie van het getijdenstation weergeven ....................................... 32
Getijdeninformatie weergeven ............................................................... 32
Gebruikersgegevens weergeven ........................................................... 33
Overige schepen weergeven ................................................................. 35
GPSMAP 400-/500-serie - Gebruikershandleiding iii
Inleiding
De kaartplotter congureren ..................................................... 37
Systeeminstellingen congureren .......................................................... 37
De eenheden congureren .................................................................... 37
De taal van het systeem wijzigen .......................................................... 38
De navigatievoorkeuren congureren .................................................... 38
Communicatie-instellingen congureren................................................ 39
Alarmen instellen ................................................................................... 40
Het alarm voor de totale brandstof aan boord instellen ......................... 41
Mijn boot congureren ........................................................................... 42
Overige schepen congureren............................................................... 43
Echolood gebruiken ................................................................... 44
Het volledige scherm ............................................................................. 44
Het gesplitste frequentiescherm ............................................................ 44
Het gesplitste zoomscherm ................................................................... 45
Het temperatuurlogscherm .................................................................... 45
Het echolood instellen ........................................................................... 46
Geavanceerde echoloodinstellingen ..................................................... 47
DSC (Digital Selective Calling) .................................................. 49
De kaartplotter in combinatie met een marifoon gebruiken ................... 49
Een DSC-contactpersoon toevoegen .................................................... 50
De DSC-lijst weergeven......................................................................... 50
Noodoproepen ontvangen ..................................................................... 50
Noodoproepen (man-over-boord) uitvoeren via een marifoon .............. 51
Noodoproepen (man-over-boord) uitvoeren vanaf de kaartplotter ........ 51
Positie bijhouden ................................................................................... 51
Een persoonlijke standaardoproep uitvoeren ........................................ 52
Een AIS-doel oproepen.......................................................................... 53
Appendix ..................................................................................... 54
Specicaties........................................................................................... 54
Alarmen en berichten............................................................................. 55
Schermafbeeldingen vastleggen ........................................................... 58
Het toestel onderhouden ....................................................................... 59
Softwarelicentieovereenkomst ............................................................... 60
Index ............................................................................................ 61
iv GPSMAP 400-/500-serie - Gebruikershandleiding
Inleiding
Lees de gids Belangrijke veiligheids- en productinformatie in de verpakking voor
productwaarschuwingen en andere belangrijke informatie.
Hg - LAMPEN IN DIT PRODUCT BEVATTEN KWIK EN DIENEN
TE WORDEN GERECYCLED OF WEGGEGOOID VOLGENS
PLAATSELIJKE, PROVINCIALE OF LANDELIJKE WET- EN
REGELGEVING.
Ga voor meer informatie naar:
www.garmin.com/aboutGarmin/environment/disposal.jsp.
Conformiteitsverklaring
Hierbij verklaart Garmin dat de GPSMAP 400- en 500-serie
voldoen aan de essentiële vereisten en overige relevante
bepalingen in Richtlijn 1999/5/EG.
Voor de volledige conformiteitsverklaring voor uw Garmin-product
verwijzen we u naar de Garmin-website: www.garmin.com.
Productregistratie
Vul de onlineregistratie vandaag nog in zodat wij u beter kunnen helpen!
Ga naar http://my.garmin.com. Bewaar uw originele aankoopbewijs of een
fotokopie op een veilige plek.
Contact opnemen met Garmin
Neem contact op met de technische ondersteuning van Garmin als u
tijdens het gebruik van het toestel vragen hebt. Ga in de VS naar
www.garmin.com/support of neem telefonisch contact op met Garmin
USA via (913) 397.8200 of (800) 800.1020.
Neem in het VK contact op met Garmin (Europe) Ltd. via het
telefoonnummer 0808 2380000.
Ga in Europa naar www.garmin.com/support en klik op Contact
Support (Contact opnemen met ondersteuningsafdeling) voor lokale
ondersteuningsinformatie, of neem telefonisch contact op met Garmin
(Europe) Ltd. op +44 (0) 870.8501241.
GPSMAP 400-/500-serie - Gebruikershandleiding 1
Aan de slag
Aan de slag
Overzicht van het toestel
VOEDING/
SCHERMVER-
LICHTING
MENU
Tuimelknop
SELECT
HOME
BEREIK (+/-)
MARK
SD-kaartuitsparing
Voeding/Gegevens
Illustratie van GPSMAP 526
Externe GPS-
antenne
GPSMAP 520/525/550/555
2 GPSMAP 400-/500-serie - Gebruikershandleiding
Aan de slag
GPSMAP 420/450
Voeding/
Gegevens
Externe GPS-
antenne
GPSMAP 421/451 521/551
GPSMAP 526/556
Voeding/
Gegevens
Externe GPS-
antenne
NMEA 2000®
GPSMAP 400-/500-serie - Gebruikershandleiding 3
Aan de slag
Het toestel in- of uitschakelen
Om het toestel in te schakelen, houdt u de aan-uitknop kort ingedrukt.
Als een scherm met een waarschuwing wordt weergegeven, selecteer dan
Akkoord om naar het beginscherm te gaan.
OPMERKING: als u het toestel voor het eerst inschakelt, dient u de
aanvankelijke instellingen te congureren. Zie “Toestelinstellingen
initialiseren.”
Om het toestel uit te schakelen, houdt u de aan-uitknop ingedrukt.
Beginscherm
Toestelinstellingen initialiseren
Als u het toestel voor het eerst inschakelt, dient u de aanvankelijke
instellingen te congureren.
OPMERKING: u kunt deze instellingen later wijzigen via het
conguratiescherm (pagina 6).
Taal: selecteer de taal die u op het scherm wilt zien.
Welkom: selecteer OK.
Winkeldemo: selecteer NEE. (Deze optie is alleen beschikbaar als u het
toestel voor het eerst inschakelt.
NMEA toestellen: als u NMEA 0183-toestellen hebt aangesloten op een
seriële poort, dient u op te geven welke poorten zijn aangesloten.
AIS ontvanger (niet beschikbaar als u Geen of NMEA toestellen
selecteert): selecteer Ja als een van de toestellen die is aangesloten op
een seriële poort een AIS (Automatic Identication System)-ontvanger is.
Positieformaat: geef aan welk coördinatensysteem u wilt gebruiken voor
de locatieweergave.
Tijdweergave: geef aan of u de tijd wilt weergeven in 12 uurs-, 24 uurs-,
of UTC (Universal Time Code)-weergave.
Eenheden: geef aan welke maateenheden u op uw scherm wilt weergeven:
Statuut, Metrisch of Nautisch.
4 GPSMAP 400-/500-serie - Gebruikershandleiding
Aan de slag
Minimum veilige diepte: selecteer de minimaal veilige diepte voor uw
boot. Raadpleeg de documentatie van uw boot voor meer informatie.
Ondiepwateralarm: alleen beschikbaar als u NMEA-dieptegegevens van
een echolood ontvangt. Selecteer Ja of Nee.
Minimum ruimte boven: selecteer de minimum doorvaarhoogte voor uw
boot. Raadpleeg de documentatie van uw boot voor meer informatie.
Bereik AIS-alarm: selecteer de afstand waarbinnen een alarm afgaat als
een AIS-schip uw boot nadert (pagina 43).
Tijd tot AIS-alarm: selecteer de tijd waarop een alarm moet afgaan als een
AIS-schip de veilige zone rond uw boot lijkt te doorsnijden (pagina 43).
Als een snelheidswieltje wordt gedetecteerd, wordt u gevraagd of u nu wilt
kalibreren. Selecteer Ja of Nee.
De schermverlichting aanpassen
1. Druk kort op de aan-uitknop.
2. Selecteer Schermverlichting.
Als u wilt dat het toestel de schermverlichting automatisch aan
het omgevingslicht aanpast, selecteert u Auto schermverlichting
(automatische schermverlichting is alleen beschikbaar voor de
GPSMAP 525, 526, 555 en 556).
Schakelen tussen de dag- en nachtmodus:
1. Druk kort op de aan-uitknop.
2. Selecteer Kleurmodus.
3. Druk op de linker- of rechterpijl van de tuimelknop om te schakelen
tussen modi.
GPSMAP 400-/500-serie - Gebruikershandleiding 5
Aan de slag
Het toetsenbord gebruiken
VOEDING/
SCHERMVERLICHTING
MENU
Tuimelknop
SELECT
HOME
BEREIK (+/-)
MARK
AAN/UIT/SCHERMVERLICHTING: houd de knop ingedrukt
om de eenheid in of uit te schakelen. Druk kort op de knop om de
schermverlichting en de dag- en nachtmodi aan te passen.
BEREIK (-/+): druk hierop om het bereik van het echolood aan te passen.
Druk om in of uit te zoomen op een kaart. Druk om een pagina verder of
terug te gaan in lijsten.
TUIMELKNOP: druk op de pijl-omhoog, -omlaag, -links of -rechts om
door menu’s te navigeren, velden te markeren en gegevens in te voeren.
MARK: druk op deze knop om een waypoint te markeren.
SELECT: druk op deze knop om gemarkeerde items te selecteren.
HOME: druk op deze knop om terug te keren naar het beginscherm.
MENU: druk op deze toets voor toegang tot aanvullende instellingen en
conguratie-opties. Druk bij aanwijzingen op deze toets om terug te keren
naar het vorige scherm.
GPS-satellietsignalen ontvangen
Wanneer u het toestel inschakelt, moet de GPS-ontvanger de gegevens
van de satellieten verzamelen en de actuele locatie bepalen. Wanneer het
toestel satellietsignalen ontvangt, worden de signaalsterktebalken bovenin
het beginscherm groen . Wanneer het toestel de satellietsignalen
verliest, verdwijnen de groene balken en wordt het positiepictogram
weergegeven als een knipperend vraagteken.
Ga voor meer informatie over GPS naar de Garmin-website op
www.garmin.com/aboutGPS.
6 GPSMAP 400-/500-serie - Gebruikershandleiding
Aan de slag
De simulatormodus gebruiken
De simulatormodus schakelt de GPS-ontvanger uit, voor gebruik
binnenshuis of om te oefenen. Het toestel ontvangt in de simulatormodus
geen satellietsignalen.
LET OP: u kunt in de simulatormodus niet navigeren, omdat de
GPS-ontvanger is uitgeschakeld. De signaalsterktebalken die worden
weergegeven zijn slechts simulaties en geven dus niet de sterkte van de
werkelijke satellietsignalen weer.
De simulatormodus inschakelen:
1. Selecteer in het beginscherm Congureer > Systeem > Simulator.
2. Selecteer Instellen om de snelheid, positie en trackcontrole in te stellen.
Systeeminformatie weergeven
U kunt de softwareversie, de versie van de basiskaart en het identica-
tienummer van het toestel bekijken voor uw kaartplotter. U kunt
deze gegevens nodig hebben om de systeemsoftware bij te werken
of aanvullende kaartgegevens aan te schaffen.
Selecteer in het beginscherm Congureer > Systeem > Systeem
informatie.
De fabrieksinstellingen herstellen
OPMERKING: tijdens deze procedure worden alle gegevens verwijderd die
u hebt ingevoerd.
1. Selecteer in het beginscherm Congureer > Systeem > Systeem
informatie > Fabrieksinstellingen.
2. Selecteer Ja als u alle fabrieksinstellingen wilt terugzetten. Selecteer
Nee als u wilt annuleren. Het toestel wordt opnieuw opgestart en u wordt
gevraagd de instellingen aan te passen (pagina 3).
SD-kaarten plaatsen en verwijderen
Uw toestel ondersteunt SD (Secure Digital)-kaarten. Plaats de optionele
BlueChart® g2 Vision® SD-kaarten om satellietbeelden met een hoge
resolutie en luchtfoto’s van havensteden, havens, jachthavens en andere
interessante locaties weer te geven. Als u lege SD-kaarten plaatst, kunt
u gegevens overbrengen, zoals bijvoorbeeld waypoints, routes en tracks
naar een ander compatibel Garmin-product of een computer (pagina 34).
De SD-kaartuitsparing vindt u rechtsonder op het toestel.
Om een SD-kaart te plaatsen, opent u het klepje en drukt u de SD-card
naar binnen tot deze op zijn plaats klikt. Om de kaart uit de kaartplotter te
werpen, drukt u de kaart nogmaals naar binnen en laat u deze daarna los.
GPSMAP 400-/500-serie - Gebruikershandleiding 7
Aan de slag
OPMERKING: als u met een SD-kaart waypoints overbrengt van
MapSource
®
, dient u als volgt bij te werken naar de meest recente versie
van MapSource: klik op Help > Controleren op software-updates of ga
naar de website van Garmin op www.garmin.com.
Het beginscherm
Via het beginscherm hebt u toegang tot alle andere schermen. In elk scherm
kunt u op HOME drukken om direct terug te keren naar het beginscherm.
Kaarten: selecteer navigatiekaarten, viskaarten, 3D-perspectiefkaarten,
3D Roergangersbeeldkaarten, Visoog 3D-kaarten en splitskaarten.
OPMERKING: 3D Roergangersbeeld, Visoog 3D en Viskaarten zijn alleen
beschikbaar als u een BlueChart g2 Vision SD-kaart gebruikt.
Echolood: echoloodinformatie instellen en openen (pagina 44).
OPMERKING: deze optie is alleen beschikbaar als uw toestel over een
geïntegreerde peiler beschikt (modelnummers eindigend op een “s’’, zoals
de GPSMAP 526s) of als uw transducer is aangesloten op een externe peiler,
zoals de Garmin GSD 20/21/22.
Kaart/Echolood: stel een gesplitst scherm in waarin zowel een kaart
als het echolood worden weergegeven (pagina 21).
Waarheen?: toegang tot navigatiefuncties (pagina 22).
Informatie: geef informatie weer, zoals dashboardopties, getijden,
stromingen, zon- en maanstanden, gebruikersgegevens en informatie
over andere schepen (pagina 30).
Congureer: toegang tot toestel- en systeeminstellingen (pagina 37).
8 GPSMAP 400-/500-serie - Gebruikershandleiding
Kaarten gebruiken
Kaarten gebruiken
Uw kaartplotter beschikt over een wereldkaart, een geïntegreerde
gedetailleerde kaart van de Amerikaanse binnenmeren of BlueChart
g2-cartograe voor de Amerikaanse kustlijn of een bepaald land.
Navigatiekaart: geeft alle relevante navigatiegegevens weer die
beschikbaar zijn op uw vooraf geïnstalleerde kaarten, waaronder
boeien, lichten, kabels, diepten, jachthavens en getijdenstations op
één overzichtskaart.
3D-perspectief: biedt een panoramisch beeld van bovenaf en vanachter
uw boot (in overeenstemming met uw koers) en dient als visueel
navigatiehulpmiddel.
Splits kaart: er worden tegelijkertijd twee navigatiekaarten met
verschillende zoomniveaus weergegeven.
Viskaarten en Visoog 3D-weergaven zijn beschikbaar wanneer u de
optionele, vooraf geprogrammeerde BlueChart g2 Vision SD-kaarten
gebruikt.
Viskaart: een weergave van de kaart met benadrukte bodemgegevens
en zonder navigatiegegevens. Deze kaart is zeer geschikt voor
diepzeevissen.
Visoog 3D: een 3D-onderwaterweergave van de zeebodem met behulp
van de gegevens op de kaart.
3D Roergangersbeeld: een beeld van bovenaf en van achter uw boot
dat een driedimensionaal navigatiehulpmiddel vormt. De gegevens van
BlueChart g2 Vision 3D Roergangersbeeld zijn gedetailleerder dan de
voorgeladen gegevens.
OPMERKING: als u een GPSMAP 420/421/520/521/525/526 gebruikt
(inclusief de “s’’-modellen), dient u een optionele vooraf geprogrammeerde
BlueChart g2 Vision SD-kaart te plaatsen om gedetailleerde navigatie- en
roergangersbeeldkaarten te kunnen weergeven.
De navigatiekaart gebruiken
Gebruik de navigatiekaart om uw koers te bepalen, kaartinformatie weer te
geven en als navigatiehulpmiddel.
Selecteer in het beginscherm Kaarten > Navigatiekaart om een
navigatiekaart te openen.
GPSMAP 400-/500-serie - Gebruikershandleiding 9
Kaarten gebruiken
Licht
Baken
Zichtbaar
wrak
Uw boot
Maritieme
diensten
Zichtbare
rots
Getijdenstation
Zoomschaal
Navigatiekaart met g2 Vision
Het menu van de navigatiekaart
Selecteer MENU voor toegang tot meer instellingen of opties van de
navigatiekaart.
Kaart volledig scherm: bekijk de navigatie- of viskaart op een volledig
scherm, zonder weergave van nummers.
Waypoints en tracks: hier kunt waypoints (pagina 24) en tracks
(pagina 26) weergeven, toevoegen en congureren.
Overige schepen: bekijk informatie over andere schepen als uw
kaartplotter is aangesloten op een extern AIS (Automatic Identication
System)- of DSC (Digital Selective Calling)-toestel (pagina 49).
Navigatie stoppen: stop met het navigeren naar uw bestemming
(alleen beschikbaar tijdens het navigeren).
Gegevensbalken: de waarden voor onder motor, navigatie, vissen,
brandstof of onder zeil tonen of verbergen.
Gegevensbalken
10 GPSMAP 400-/500-serie - Gebruikershandleiding
Kaarten gebruiken
Onder motor: de gegevensbalken GPS-snelheid, GPS-koers, Diepte en
GPS Position-positie in- of uitschakelen. Selecteer Inst. gegevensbalk
om de positie van de gegevens op het scherm in te stellen.
Navigatie: de gegevensbalken Afstand tot bestemming, Aankomst,
Van koers en Peiling in- of uitschakelen. Selecteer Auto om de
gegevensbalk Navigatie altijd in te schakelen wanneer u naar een
bestemming navigeert. Selecteer Inst. gegevensbalk om de opties
Routedeel, Volgende afslag en Bestemming in te stellen.
Vissen: de gegevensbalk Diepte, Watertemperatuur en Watersnelheid
in- of uitschakelen.
Brandstof: de gegevensbalk Brandstofverbranding, Resterende
brandstof, Bereik en Brandstofverbruik in- of uitschakelen.
Onder zeil: de gegevensbalk Watersnelheid, Windsnelheid, Windhoek
en Behouden snelheid in- of uitschakelen. Selecteer Wind om te
schakelen tussen de ware en de schijnbare windhoek en windsnelheid.
De weergave van Wind VMG en Waypoint VMG in
gegevensbalken
De kaartplotter schakelt automatisch tussen de weergave van Behouden
snelheid (VMG) en Waypoint VMG in de gegevensbalken.
Waypoint VMG wordt onder de volgende omstandigheden weergegeven:
Waypoint VMG wordt in de gegevensbalk Routedeel weergegeven
wanneer u een route aegt of een automatische begeleidingslijn volgt.
Waypoint VMG wordt in de gegevensbalk Onder zeil weergegeven
wanneer u een route aegt of een automatische begeleidingslijn volgt
en u de gegevensbalk Routedeel uitschakelt.
Wind VMG wordt onder de volgende omstandigheden weergegeven:
Wind VMG wordt in de gegevensbalk Onder zeil weergegeven
wanneer u een route aegt of een automatische begeleidingslijn volgt.
Wind VMG wordt op de gegevensbalk Onder zeil weergegeven
wanneer de gegevensbalk Routedeel ingeschakeld is.
Kaartinstelling: pas de navigatiekaartinstellingen aan (pagina 12).
Kaartgegevens begrijpen
BlueChart g2- en BlueChart g2 Vision-kaarten gebruiken grasche
symbolen om kaartkenmerken aan te duiden, conform de Amerikaanse
en internationale normen.
Andere functies die op de meeste kaarten voorkomen zijn dieptelijnen
(bij diep water zijn deze wit), getijdenzones, dieptepeilingen (zoals
weergegeven op de originele papieren kaart), navigatiehulpmiddelen
en symbolen, en obstakels en kabelgebieden.
GPSMAP 400-/500-serie - Gebruikershandleiding 11
Kaarten gebruiken
Navigeren naar een punt op de kaart
1. Selecteer in het beginscherm Kaarten.
2. Selecteer Navigatiekaart, Viskaart of Splits kaart.
3. Met de tuimelknop selecteert u de gewenste positie op de kaart.
4. Druk op SELECT.
5. Selecteer Navigeer naar.
6. Selecteer Ga naar (of Begeleid naar als u een voorgeprogrammeerde
BlueChart g2 Vision-kaart voor automatische begeleiding gebruikt).
7. Volg de gekleurde lijn op het scherm naar de bestemming.
Zie pagina 24 voor het maken van een route naar een punt op de kaart.
De navigatiekaart schuiven
Gebruik de tuimelknop om de kaartwijzer ( ) van uw huidige positie
naar andere gebieden op de navigatiekaart te verplaatsen. Als u voorbij de
rand van de huidige kaart schuift, schuift het scherm mee, zodat de route
die u volgt continu zichtbaar blijft.
Als u de kaartwijzer verplaatst, ziet u rechtsonder op de kaart de afstand en
peiling tussen uw huidige locatie en de coördinaten van de locatie die de
kaartwijzer aangeeft.
Als u de kaart wilt schuiven, drukt op de pijl-omhoog, -omlaag, -links
of -rechts van de tuimelknop.
Kaartwijzer
Druk op MENU en selecteer Stop schuiven als u niet langer wilt
schuiven.
Op de kaart in- en uitzoomen
Met de Bereik-toetsen (-/+) bestuurt u het zoomniveau, hetgeen wordt
aangegeven door de schaal onder aan de navigatiekaart ( ). Het balkje
onder het cijfer geeft de afstand op de kaart weer.
12 GPSMAP 400-/500-serie - Gebruikershandleiding
Kaarten gebruiken
Toegang tot overige objectinformatie
Met de kaartwijzer ( ) kunt u informatie weergeven over kaartitems,
waypoints en kaarten op het scherm.
Toegang tot overige objectinformatie:
1. Markeer met de kaartwijzer een item op de navigatiekaart en druk op
SELECT.
Geselecteerd item
2. Selecteer het item. Selecteer Herzie en selecteer het gewenste item als
er meerdere items in het gebied voorkomen.
Informatie van het getijdenstation weergeven
Informatie van het getijdenstation wordt op de kaart weergegeven door een
gedetailleerd pictogram dat het relevante getijdenniveau laat zien. U kunt
een uitgebreide graek voor een getijdenstation weergeven die u helpt het
getijde voor verschillende tijdstippen of dagen te voorspellen.
Markeer een getijdenstationpictogram ( ) met de kaartwijzer ( ) en
druk op SELECT.
Zie pagina 32 voor meer informatie over getijden.
De navigatiekaartinstellingen wijzigen
Om de kaartinstellingen te wijzigen, selecteert u in het beginscherm
Kaarten > Navigatiekaart > MENU > Kaartinstelling.
Foto: hiermee stelt u de satellietbeelden met een hoge resolutie in op
Uit, Alleen land of Aan. Satellietbeelden met hoge resolutie zijn alleen
beschikbaar als u beschikt over een BlueChart g2 Vision SD-kaart.
Getijde/stromingen: hiermee schakelt u de getijden en stromingen in of uit
(pagina 32).
Servicepunten: hiermee schakelt u maritieme servicepunten in of uit.
Kompasroos: hiermee geeft u een kompasroos weer rond uw boot
waarmee u de kompasrichting aangeeft. De ware of schijnbare windrichting
wordt weergegeven als het toestel is aangesloten op een compatibele
maritieme windsensor.
GPSMAP 400-/500-serie - Gebruikershandleiding 13
Kaarten gebruiken
Windrichtingaanwijzer
Kompasroos
De kaartweergave wijzigen
Selecteer in het beginscherm Graeken > Navigatiekaart > Menu >
Kaartinstelling > Kaartweergave.
Oriëntatie: hiermee wijzigt u het perspectief van de kaart.
Noord bvn: de bovenkant van de kaart geeft het noorden weer.
Koers bvn: de kaartweergave wordt aan de huidige koers aangepast.
Gew. krs bvn: de gewenste koers wordt altijd naar boven weergegeven.
De koerslijn wordt op het scherm verticaal weergegeven.
Detail: hiermee stelt u in hoe gedetailleerd de verschillende zoomniveaus
op de kaart worden weergegeven.
Druk op de
rechterpijl van
de tuimelknop
om meer details
weer te geven
op de kaart.
Druk op de
linkerpijl van de
tuimelknop om
minder details
weer te geven
op de kaart.
Koerslijn: de boeglijn wordt doorgetrokken in uw reisrichting.
Uit: hiermee schakelt u de koerslijn uit.
Afstand: geeft de afstand tot het einde van de koerslijn weer.
Tijd: de benodigde tijd voor het bereiken van het einde van de
koerslijn.
Wereldkaart: een standaardwereldkaart of satellietbeelden weergeven
(wanneer Hele wereldkaart is geselecteerd).
14 GPSMAP 400-/500-serie - Gebruikershandleiding
Kaarten gebruiken
Puntpeilingen: dieptemetingen in- of uitschakelen en een gevaarlijke
diepte instellen.
Veiligh.arcering: een geselecteerde diepte identiceren. Gebieden met
diepten die ondieper zijn dan de opgegeven waarde zijn blauw gearceerd
weergegeven, terwijl gebieden die dieper zijn dan de opgegeven waarde
wit zijn gearceerd. De contour wordt altijd getekend op de geselecteerde
diepte of dieper.
Symbolen: de symboolvoorkeuren wijzigen.
Grootte navig.kenmerken: hiermee past u de grootte van de
navigatiesymbolen op de kaart aan.
Type navig.kenm.: hiermee stelt u de symbolenset voor de
navigatiekenmerken in (NOAA of IALA).
Nuttige punten op land: hiermee schakelt u de weergave van nuttige
punten op land (POI’s) in of uit.
Lichtsectoren: hiermee kunt u de sector waarin een navigatielicht
zichtbaar is in- en uitschakelen. Selecteer Aan als u de lichtsectoren
wilt lteren op basis van het zoomniveau.
Kaartgrenzen: schakel bij het laden van BlueChart g2 Vision
SD-kaarten de kaartgrenzen in als u wilt zien welk gebied een kaart
bestrijkt.
Fotopunten: hiermee schakelt u camerapictogrammen (pagina 20)
in of uit wanneer u een BlueChart g2 Vision SD-kaart gebruikt.
De splitskaart gebruiken
Gebruik de splitskaart om de navigatiekaart tegelijkertijd bij twee
verschillende zoomniveaus weer te geven.
Splits kaart
(met een BlueChart g2 Vision-kaart)
Op de bovenste helft van het scherm wordt tien keer sterker ingezoomd dan
op de onderste helft van het scherm. Met de Bereik-toetsen (-/+) bepaalt u
het zoomniveau.
Druk op MENU om extra instellingen weer te geven (pagina 9).
GPSMAP 400-/500-serie - Gebruikershandleiding 15
Kaarten gebruiken
3D-perspectief gebruiken
3D-perspectief biedt een panoramisch beeld van bovenaf en vanachter
uw boot (in overeenstemming met uw koers) en dient als visueel
navigatiehulpmiddel. Deze weergave is nuttig voor het navigeren rond
verraderlijke ondiepten, riffen, bruggen of kanalen en komt van pas bij het
binnenvaren en verlaten van onbekende havens of ankerplaatsen.
Selecteer in het beginscherm Kaarten > 3D-perspectief om het scherm
3D-perspectief te openen.
Druk op de Bereik-toets (+) om het perspectief dichter bij de boot en het
water te brengen. Druk op de Bereik-toets (-) om het perspectief verder
van de boot vandaan te brengen.
Details weergeven over navigatiemiddelen, zoals bakens, lichten
en obstructies:
1. Wijs het navigatiemiddel aan met de tuimelknop. Als u de cursor
boven het navigatiemiddel plaatst, wordt het desbetreffende middel
gemarkeerd.
2. Druk op SELECT om informatie over het navigatiemiddel weer te geven.
Instellingen 3D-perspectief
Druk in het scherm van 3D-perspectief op MENU voor toegang tot meer
instellingen of opties.
Waypoints en tracks: hier kunt waypoints en tracks weergeven, toevoegen
en congureren.
Tracks: hiermee schakelt u tracks in of uit (pagina 26).
Waypoints: hiermee geeft u bestaande waypoints weer, sorteert of
ltert u deze of maakt u nieuwe waypoints.
Nieuw waypoint: hiermee bewerkt, verwijdert of maakt u een nieuw
waypoint.
Actieve tracks: hiermee beheert u tracks (pagina 26).
Opgeslagen tracks: hiermee geeft u een lijst met opgeslagen tracks
weer.
Overige schepen: geef informatie over andere schepen weer. Om
informatie over andere schepen weer te geven, moet uw toestel zijn
aangesloten op een extern AIS- (Automatic Identication System) of
DSC-toestel (Digital Selective Calling).
Gegevensbalken (pagina 9): toon of verberg naast kruissnelheids-,
navigatie-, visgrond-, brandstof- en vaargegevens ook kompaslijn. Wanneer
kompaslijn ingeschakeld is en boven aan het scherm 3D-perspectief wordt
weergegeven, ziet u een geograsche weergave van de koers.
Kaartweergave: de 3D-perspectiefkaart aanpassen.
Afstandcirkels: de afstandcirkels voor de afstandsmeting in- of
uitschakelen.
Corridor brdte: hiermee kunt u de breedte van de koerslijn voor
de navigatie aanpassen. Deze instelling heeft ook invloed op routes
(Route naar) maar niet op automatische begeleiding (Begeleid naar).
16 GPSMAP 400-/500-serie - Gebruikershandleiding
Kaarten gebruiken
3D Roergangersbeeld gebruiken
Een BlueChart g2 Vision SD-kaart biedt 3D Roergangersbeeld, een
gedetailleerd driedimensionaal beeld van bovenaf en vanachter uw boot
(in overeenstemming met uw koers), als visueel navigatiehulpmiddel. Deze
weergave is nuttig voor het navigeren rond verraderlijke ondiepten, riffen,
bruggen of kanalen en komt van pas bij het binnenvaren en verlaten van
onbekende havens of ankerplaatsen.
3D Roergangersbeeld Navigatiekaart
Druk op de Bereik-toets (+) om het perspectief dichter bij de boot en
het water te brengen. Druk op de Bereik-toets (-) om het perspectief
verder van de boot vandaan te brengen. De schaal ( ) wordt kort
onder aan het scherm weergegeven.
Details weergeven over navigatiemiddelen, zoals bakens, lichten
en obstructies:
1. Wijs het navigatiemiddel aan met de tuimelknop. Als u de cursor
boven het navigatiemiddel plaatst, wordt het desbetreffende middel
gemarkeerd.
2. Druk op SELECT om informatie over het navigatiemiddel weer te geven.
Instellingen voor 3D Roergangersbeeld
Druk in het scherm van 3D Roergangersbeeld op MENU voor toegang tot
meer instellingen of opties.
Zie “Navigatiekaartmenu’ op pagina 9 voor informatie over instellingen
en opties met betrekking tot Waypoints en tracks, Overige schepen en
Gegevensbalken.
Selecteer MENU > Kaartweergave om de weergave van het scherm
3D Roergangersbeeld aan te passen.
Stijl: selecteer hoe kaartgegevens over 3D-terrein worden weergegeven.
Klassiek: er wordt een kleurschema gebruikt om 3D-terrein aan te
geven.
Kaarten: kaartgegevens worden in een 3D-weergave verschaft.
Foto’s: naast kaartinformatie worden ook satellietfoto’s weergegeven.
GPSMAP 400-/500-serie - Gebruikershandleiding 17
Kaarten gebruiken
Gevarenkleuren: de gevarenkleuren in- of uitschakelen. De instelling Uit
toont de kust zoals u deze vanaf het water ziet. De instelling Aan gebruikt
een kleurenschaal om ondiep water en land aan te geven. Blauw geeft diep
water aan, geel betekent ondiep water en rood staat voor zeer ondiep water.
3D Roergangersbeeld
(Kleuren voor watergevaar)
Afstandcirkels: de afstandcirkels voor de afstandsmeting in- of
uitschakelen.
Veilige diepte: hiermee stelt u in bij welke diepte gevaarlijke diepten
rood worden weergegeven.
Corridor brdte: hiermee kunt u de breedte van de koerslijn voor de
navigatie aanpassen. Deze instelling heeft ook invloed op routes
(Route naar) maar niet op automatische begeleiding (Begeleid naar).
Visoog 3D gebruiken
Aan de hand van de dieptecontouren van de BlueChart g2 Vision-kaarten,
geeft Visoog 3D een onderwaterweergave van de bodem van de zee of het
meer. Met de Bereik-toetsen kunt u de weergave aanpassen.
OPMERKING: u dient over een “s’’-model (bijvoorbeeld een
GPSMAP 420s) en over een op een maritiem netwerk aangesloten
transducer te beschikken om echoloodgegevens te kunnen ontvangen.
Instellingen voor Visoog 3D
Druk in het scherm Visoog 3D op MENU voor toegang tot meer
instellingen of opties.
Weergave: hiermee selecteert u een visoogweergave Boeg, Steven,
Bakboord of Stuurboord.
Echoloodkegel (alleen beschikbaar als echolood aanwezig is): hiermee
schakelt u een kegel in of uit die het bereik van uw transducer weergeeft.
Vissymbolen (alleen beschikbaar als echolood aanwezig is): hiermee geeft
u zwevende doelen, zoals vissen, weer. Doelen worden aangegeven als
rode, groene en gele bollen. Rood verwijst hierbij naar de grootste doelen
en groen naar de kleinste.
18 GPSMAP 400-/500-serie - Gebruikershandleiding
Kaarten gebruiken
Zwevende
doelen
Visoog 3D
Tracks: hiermee schakelt u het tracklogboek in of uit.
Gegevensbalken: de waarden voor onder motor, navigatie, vissen,
brandstof of onder zeil tonen of verbergen (pagina 9).
Viskaarten gebruiken
Gebruik de viskaart voor een gedetailleerde en ongehinderde weergave
van de bodemcontouren op de kaart.
De viskaart maakt gebruik van gedetailleerde bathymetrische gegevens
op een voorgeprogrammeerde SD-kaart van BlueChart g2 Vision en is de
meest geschikte kaart voor diepzeevissen.
Selecteer in het beginscherm Kaarten > Viskaart.
Selecteer MENU voor toegang tot meer instellingen of opties van de
viskaart.
Navigatiehulpmiddelen: hiermee geeft u navigatiemiddelen weer, zoals
bakens, lichten en obstructies.
GPSMAP 400-/500-serie - Gebruikershandleiding 19
Kaarten gebruiken
Zie “Navigatiekaartmenu’ op pagina 9 voor informatie over instellingen
en opties met betrekking tot Kaart volledig scherm, Waypoints en tracks,
Overige schepen en Gegevensbalken.
Selecteer MENU > Kaartinstelling (pagina 12) om de weergave van het
scherm Viskaart aan te passen.
Satellietbeelden met hoge resolutie
inschakelen
Bij gebruik van een voorgeprogrammeerde BlueChart g2 Vision-SD-kaart
kunt u op de navigatiekaart satellietbeelden met hoge resolutie gebruiken
voor weergave van het land of de zee, of beide.
Satellietbeelden inschakelen:
1. Druk terwijl de navigatiekaart wordt weergegeven op MENU.
2. Selecteer Kaartinstelling > Foto’s.
3. Selecteer één van de volgende opties:
Uit: op de kaart wordt standaardinformatie weergegeven.
Alleen land: voor het water wordt de standaard kaartinformatie
gebruikt, terwijl voor het land overlappende foto’s worden gebruikt.
Aan: zowel voor het water als het land worden overlappende foto’s
gebruikt met een apart in te stellen mate van doorzichtigheid.
Hoe hoger het percentage, hoe meer het land en het water door
satellietfoto’s worden bedekt.
OPMERKING: als deze functie is ingeschakeld, worden de satellietbeelden
met hoge resolutie alleen weergegeven bij lagere zoomniveaus. Als de
beelden met hoge resolutie van uw BlueChart g2 Vision-regio niet worden
weergegeven, zoomt u verder in met de toets Bereik (+) of stelt u de
weergave van meer details in (pagina 13).
Foto-overlapping uit Foto-overlapping alleen voor land
Foto-overlapping van 50% Foto-overlapping van 100%
20 GPSMAP 400-/500-serie - Gebruikershandleiding
Kaarten gebruiken
Luchtfoto’s weergeven
Voorgeprogrammeerde BlueChart g2 Vision-SD-kaarten bevatten
luchtfoto’s van een groot aantal oriëntatiepunten, jachthavens en havens.
Met deze foto’s kunt u zich op de omgeving oriënteren of uzelf voor
aankomst alvast vertrouwd maken met (jacht)havens.
Luchtfoto
OPMERKING: zoom met de Bereik-toetsen (-/+) in of uit terwijl u de
luchtfoto op volledige schermgrootte weergeeft.
Toegang tot luchtfoto’s vanaf de navigatiekaart:
Met de tuimelknop markeert u een camerapictogram met de aanwijzer
en selecteert u Luchtfoto of Herzie.
Perspectief
Ruimte boven
Informatie van het getijdenstation weergeven
Als de getijdenstations beschikbaar zijn voor uw BlueChart g2
Vision-regio, worden deze op de navigatiekaart met
een gemarkeerde pijl weergegeven. Deze gedetailleerde
pictogrammen geven in één oogopslag de snelheid en
richting van de stroming weer. Selecteer Herzie of de
naam van het station om een stromingenkaart weer te
geven.
Huidig-
stationpictogram
GPSMAP 400-/500-serie - Gebruikershandleiding 21
Kaarten gebruiken
Gedetailleerde weg- en POI-gegevens
BlueChart g2 Vision bevat gedetailleerde weg- en POI-gegevens,
waaronder zeer gedetailleerde kustwegen en nuttige punten (POI’s),
zoals restaurants, logies, plaatselijke attracties en meer. Zie het gedeelte
Waarheen? dat begint op pagina 22 voor meer informatie over het zoeken
van en navigeren naar deze nuttige punten.
Automatische begeleiding gebruiken
Automatische begeleiding maakt automatisch routes en stelt deze voor op
basis van beschikbare BlueChart g2 Vision-kaartinformatie. Zie pagina 38
voor het instellen van Automatische begeleiding voor uw boot. In het
gedeelte Waarheen op pagina 22 wordt uitgelegd hoe u Automatische
begeleiding kunt gebruiken.
Het kaart-/echoloodscherm gebruiken
OPMERKING: het kaart-/echoloodscherm is net als het echoloodscherm
alleen beschikbaar als u een toestel met echoloodfunctionaliteit gebruikt
waarop een transducer is aangesloten.
In het kaart-/echoloodscherm kunt u tegelijkertijd de navigatiekaart, de
viskaart en 3D Roergangersbeeld of Visoog 3D en het echolood weergeven.
Een gesplitst kaart- en echoloodscherm weergeven:
1. Selecteer Kaart/Echolood in het beginscherm.
2. Selecteer het type kaart in het gesplitste scherm.
Navigatiekaartscherm
Echoloodscherm
Combinatie van navigatiekaart en echolood
Selecteer MENU voor toegang tot meer instellingen of opties voor het
kaart-/echoloodscherm.
22 GPSMAP 400-/500-serie - Gebruikershandleiding
Waarheen?
Waarheen?
Gebruik de optie Waarheen? in het beginscherm om te zoeken en te
navigeren naar waypoints, routes, tracks en services, zoals garages en
hellingen in de buurt.
OPMERKING: u moet eerst waypoints instellen en routes berekenen
voordat u naar waypoints kunt navigeren.
U kunt naar een bestemming navigeren met behulp van een van de
volgende drie methoden: Ga naar, Route naar of Begeleid naar.
Ga naar: brengt u direct naar uw bestemming.
Route naar: berekent een route van uw locatie naar een bestemming,
met de mogelijkheid om koerswijzigingen toe te voegen.
Begeleid naar: zoekt in de BlueChart g2 Vision-gegevenskaart de
optimale route naar uw bestemming. Voor deze optie moet u beschikken
over een BlueChart g2 Vision SD-kaart.
LET OP: de optie Begeleid naar garandeert niet dat de route obstakelvrij
en voldoende diep is. Los voor uw eigen veiligheid eventuele verschillen of
zaken die u zich afvraagt altijd op voor u verdergaat.
Naar een bestemming navigeren
U kunt zoeken en navigeren naar waypoints, routes, tracks en services,
zoals garages en hellingen in de buurt.
Beginnen met navigeren:
1. Selecteer in het beginscherm Waarheen?
2. Selecteer de categorie waar u naartoe wilt navigeren.
3. Selecteer een bestemming.
GPSMAP 400-/500-serie - Gebruikershandleiding 23
Waarheen?
OPMERKING: druk op de pijl-rechts of -links om meer informatie weer te
geven of om de locatie op een kaart weer te geven.
4. Selecteer Navigeer naar.
5. Selecteer Ga naar.
OF:
Selecteer Begeleid naar voor automatische begeleiding als u
een voorgeprogrammeerde BlueChart g2 Vision-kaart gebruikt.
6. Volg de gekleurde lijn op het scherm naar de bestemming.
Stoppen met navigeren:
Druk op MENU en selecteer Stop navigeren.
Een bestemming zoeken op naam:
1. Selecteer in het beginscherm Waarheen? > Zoek op naam.
2. Selecteer tekens met de tuimelknop om zo minstens een gedeelte
van de naam van uw bestemming te spellen.
3. Druk op SELECT om de 50 dichtstbijzijnde bestemmingen weer te
geven die met uw zoekcriteria overeenkomen.
4. Selecteer de locatie > Navigeer naar > Ga naar of Route naar
(of Begeleid naar wanneer u een vooraf geprogrammeerde BlueChart
g2 Vision-kaart gebruikt).
GPSMAP 400-/500-serie - Gebruikershandleiding 25
Waarheen?
Een waypoint of MOB verwijderen:
1. Markeer op de navigatiekaart het waypoint of de MOB met de
kaartwijzer ( ).
OF:
Selecteer in het beginscherm Informatie > Gebruik gegevens >
Waypoints.
2. Selecteer het waypoint dat of de MOB die u wilt verwijderen.
3. Selecteer Herzie > Verwijder (de knop Herzie is alleen zichtbaar
wanneer zich meerdere waypoints in de buurt bevinden).
Routes maken en gebruiken
U kunt maximaal 20 routes met elk maximaal 250 waypoints opslaan
(100 routes wanneer u een GPSMAP 421-/451-/521-/551-/526-/556-model,
inclusief de “s’’-modellen, hebt).
Een route vanaf uw huidige locatie berekenen
1. Selecteer uw bestemming op de navigatiekaart met behulp van de
kaartwijzer ( ).
2. Selecteer Navigeer naar > Route naar.
3. Selecteer met de kaartwijzer ( ) de locatie waarop u de laatste
koerswijziging in de richting van uw bestemming wilt nemen.
4. Druk op SELECT. Herhaal deze stap om meer koerswijzigingen toe
te voegen.
5. Druk op MENU om te annuleren, de laatste koerswijziging ongedaan
te maken of de route af te leggen.
Een route vanaf een andere locatie berekenen:
1. Selecteer in het beginscherm Informatie > Gebruikersgegevens >
Routes > Nieuwe route.
2. Selecteer Gebruik kaart of Gebruik waypointlijst.
3. Als u Gebruik kaart selecteert, gebruikt u de kaartwijzer ( ) om
de aanvankelijke locatie te selecteren waarop u de nieuwe route wilt
beginnen. Als u Gebruik waypointlijst selecteert, selecteert u het
eerste waypoint op de route.
4. Kies de locatie voor de eerste wending en druk op SELECT. Herhaal
dit tot de route compleet is.
26 GPSMAP 400-/500-serie - Gebruikershandleiding
Waarheen?
5. Selecteer MENU om de route op te slaan.
6. Selecteer de route om de route te bewerken, te verwijderen of naar de
route te navigeren.
Een route maken met gebruik van Automatische begeleiding
(wanneer een vooraf geprogrammeerde BlueChart g2 Vision-kaart
wordt gebruikt):
1. Selecteer uw bestemming op de navigatiekaart.
2. Selecteer Navigeer naar > Begeleid naar. Uw route wordt berekend.
OPMERKING: u kunt de koerslijn van de automatische begeleiding
wijzigen in een route door eerst het einde van de koerslijn en vervolgens
Navigeer naar > Route naar te selecteren. De koerslijn van de automatische
begeleiding blijft op het scherm, zodat u deze kunt volgen wanneer u een
route samenstelt.
Een route bewerken:
1. Selecteer in het beginscherm Informatie > Gebruik gegevens >
Routes.
2. Selecteer de route die u wilt bewerken.
3. Selecteer Wijzig route. U kunt de naam van de route bewerken of de
koerswijzigingen bewerken in de kaart of lijst met koerswijzigingen.
Een route verwijderen:
1. Selecteer in het beginscherm Informatie > Gebruikersgegevens >
Routes.
2. Selecteer de route die u wilt verwijderen.
3. Selecteer Verwijder > OK.
Een waypoint op een route omzeilen:
1. Maak een route zoals eerder beschreven.
2. Selecteer het waypoint dat volgt op het waypoint dat u omzeilt.
3. Selecteer Navigeer naar > Ga naar (of Route naar).
Tracks gebruiken
Een track is een registratie van uw route. De track die momenteel wordt
geregistreerd is de actieve track. Een actieve track kan worden opgeslagen.
Het tracklogboek inschakelen:
Selecteer in de navigatie- of 3D-perspectiefkaart MENU > Waypoints
en tracks > Tracks > Aan. Een lijn achter uw boot op de kaart geeft uw
route aan.

Produktspecifikationer

Varumärke: Garmin
Kategori: Navigering
Modell: GPSMAP 430sx

Behöver du hjälp?

Om du behöver hjälp med Garmin GPSMAP 430sx ställ en fråga nedan och andra användare kommer att svara dig




Navigering Garmin Manualer

Navigering Manualer

Nyaste Navigering Manualer