Peugeot 2008 (2014) Bruksanvisning
Läs nedan 📖 manual på svenska för Peugeot 2008 (2014) (272 sidor) i kategorin Bil. Denna guide var användbar för 15 personer och betygsatt med 4.5 stjärnor i genomsnitt av 2 användare
Sida 1/272

INSTRUCTIEBOEKJE


Op deze persoonlijke pagina staan adviezen en nuttige informatie
over het onderhoud van uw auto.
Het instructieboekje online
Uw instructieboekje is ook te vinden op de website van Peugeot,
in de rubriek "MyPeugeot".
Als u het instructieboekje online raadpleegt, hebt u tevens
toegang tot de meest recente informatie. Deze informatie is
gemakkelijk te herkennen aan de paginamarkering die wordt
weergegeven met dit pictogram:
Als de rubriek "MyPeugeot" niet beschikbaar is op de website van
Peugeot voor uw land, kunt u het instructieboekje op het volgende
internetadres raadplegen:
http://public.servicebox.peugeot.com
de link "Boorddocumentatie" op de startpagina (u hoeft zich niet aan te
melden),
de taal,
het model van uw auto en de carrosserie-uitvoering,
de uitgifteperiode van uw instructieboekje die overeenkomt met de datum
van deel 1A van het kentekenbewijs van uw auto.
Belangrijke informatie:
Het monteren van elektrische uitrustingen of accessoires
die niet onder een artikelnummer in het assortiment van
Automobiles PEUGEOT voorkomen, kan storingen in het
elektronisch systeem van uw auto veroorzaken. Wij verzoeken
u hier rekening mee te houden en raden u aan contact op te
nemen met een vertegenwoordiger van het merk PEUGEOT
om u te laten informeren over het assortiment uitrustingen en
accessoires voorzien van het betreffende artikelnummer.
Selecteer:
U kunt hier online uw instructieboekje bekijken en hebt toegang tot de
meest recente gegevens via het pictogram:


WELKOM
Symbolen
Waarschuwing:
dit symbool geeft waarschuwingen
weer die u absoluut dient te respecteren
omwille van uw veiligheid en die van
anderen en om schade aan uw auto te
voorkomen.
Informatie:
dit symbool vestigt uw aandacht op
aanvullende informatie die u helpt de
gebruiksmogelijkheden van uw auto
optimaal te benutten.
Bescherming van het
milieu:
dit symbool verschijnt bij adviezen met
betrekking tot de bescherming van het
milieu.
Verwijzing:
dit symbool verwijst naar de bladzijde
waar meer informatie over de
desbetreffende functie is te vinden.
Wij danken u voor uw keuze voor de 2008.
Dit instructieboekje is ontwikkeld om u
in de gelegenheid te stellen onder alle
omstandigheden optimaal gebruik te maken
van de mogelijkheden van uw auto.
In het eerste deel van het boekje is de belangrijkste
informatie samengevat om u in korte tijd vertrouwd
te maken met de bediening van uw auto.
Vervolgens komen alle details van uw auto
op het gebied van comfort, veiligheid en
praktische informatie uitgebreid aan bod, zodat
u en uw passagiers maximaal van de auto
kunnen genieten.
Uw auto kan, afhankelijk van het
uitrustingsniveau en de specifieke kenmerken
voor het land waarvoor uw auto bestemd
is, slechts van een deel van de in dit boekje
vermelde uitrustingen zijn voorzien.


.
.
Inhoud
Instrumentenpanelen 21
Verklikkerlampjes 23
Meters 33
Boordcomputer 38
Boordcomputer met touchscreen 40
Datum en tijd instellen 43
Controle tijdens het rijden
In één oogopslag
Sleutel met afstandsbediening 44
Alarm 51
Elektrisch bedienbare ruiten 53
Achterklep 55
Panoramadak 56
Toegang tot de auto
Voorstoelen 57
Achterbank 59
Stuurwielverstelling 60
Spiegels 61
Ventilatie 63
Verwarming 65
Handbediende airconditioning 65
Automatische airconditioning
met gescheiden regeling 67
Ontwasemen - Ontdooien voorruit en zijruiten
70
Achterruitverwarming 70
Indeling van het interieur 71
Voorzieningen bagageruimte 75
Comfort
Starten-afzetten van de motor 79
Handbediende parkeerrem 80
Handgeschakelde versnellingsbak 81
2Tronic versnellingsbak met 5 versnellingen
82
2Tronic versnellingsbak met 6 versnellingen
85
Automatische versnellingsbak 89
Opschakelindicator 92
Stop & Start-systeem 93
Hill Holder 96
Snelheidsbegrenzer 97
Snelheidsregelaar 99
Parkeerhulp 102
Park Assist 104
Rijden
Lichtschakelaar 108
LED-verlichting 112
Verlichting overdag 112
Automatische verlichting 114
Koplampen verstellen 115
Statische bochtverlichting 116
Ruitenwisserschakelaar 117
Automatische ruitenwissers 119
Plafonniers 121
Sfeerverlichting interieur 122
Zicht
Eco-rijden


.
.
Inhoud
Richtingaanwijzers 123
Alarmknipperlichten 123
Urgence-oproep of Assistance-oproep 124
Claxon 124
ESP 125
Grip control 128
Veiligheidsgordels 130
Airbags 133
Kinderzitjes 137
Uitschakelen van de airbag vóór
aan passagierszijde 139
ISOFIX-kinderzitjes 146
Kinderbeveiliging 150
Veiligheid
Bandenreparatieset 151
Wiel verwisselen 157
Sneeuwkettingen 164
Een lamp vervangen 165
Zekering vervangen 172
12V-accu 178
Eco-mode 181
Wisserbladen vervangen 182
Slepen van de auto 183
Trekken van een aanhanger 185
Allesdragers monteren 187
Onderhoudstips 187
Accessoires 188
Praktische informatie
Motorkap 191
Benzinemotoren 192
Dieselmotoren 193
Brandstoftank 194
Vulpistoolrestrictie (diesel) 196
Brandstoftank leeg (diesel) 198
Niveaus controleren 199
Controles 202
Onderhoud
Benzinemotoren 204
Gewichten (benzine) 205
Dieselmotoren 206
Gewichten (diesel) 208
Afmetingen 211
Identi catie 212
Technische gegevens
Urgence-oproep of Assistance-oproep 213
Touchscreen 215
Autoradio / Bluetooth 277
Autoradio 303
Audio en telematica
Visuele index
Index


4
93
104
116
In één oogopslag
Stop & Start-systeem
Dit systeem zet de motor tijdelijk af als u stopt (bij rood
licht, opstoppingen enz.). De motor wordt automatisch
weer gestart als u weer weg wilt rijden. Het Stop &
Start-systeem, dat volledig is aangepast aan rijden
in de stad, zorgt voor een lager brandstofverbruik,
minder uitstoot van schadelijke stoffen en m
minder
geluid tijdens het wachten.
Park Assist
De Park Assist is een actief parkeerhulpsysteem.
Het systeem detecteert een geschikte
parkeerruimte en bedient vervolgens de
stuurinrichting om de auto in te parkeren.
Buitenzijde
Statische bochtverlichting
Bij lage snelheid zorgt deze verlichting automatisch
voor extra zicht in bochten, op kruispunten,
bij parkeermanoeuvres, enzovoort, dankzij de
mistlamp aan de desbetreffende zijde.


.
5
151
56
102
In één oogopslag
Bandenreparatieset
Met deze complete set, bestaande uit een
compressor en een flacon met afdichtmiddel,
kunt u een noodreparatie aan een band
uitvoeren.
Panoramadak
Dit panoramadak, dat is voorzien van regelbare
lichtgeleiders, zorgt voor bijzonder veel
lichtinval en zicht in het interieur.
Parkeerhulp achter
Deze functie waarschuwt u tijdens het
achteruitrijden voor obstakels achter de auto.
Buitenzijde


6
194
44
191
In één oogopslag
Openen
A.
Uitklappen/inklappen van de sleutel.
B
. Ontgrendelen van de auto.
Uitschakelen van het inbraakalarm.
Sleutel met afstandsbediening
Motorkap
1.
Openen van de brandstofvulklep door op
het achterste gedeelte ervan te drukken.
2.
Openen van de brandstoftankdop.
3.
Ophangen van de brandstoftankdop.
Inhoud van de brandstoftank: ongeveer 50 liter.
A.
Hendel in het interieur.
B.
Hendel aan de buitenzijde.
C.
Motorkapsteun.
Overige beschikbare functies...
C
. Vergrendelen van de auto.
Lokaliseren van de auto.
Inschakelen van het inbraakalarm.
Brandstoftank


.
7
82
122
277
215
303
85 67
In één oogopslag
Interieur
Elektronisch gestuurde
versnellingsbak
Met dit systeem kunt u tijdens het rijden kiezen
tussen automatisch en handmatig schakelen.
5 versnellingen
Sfeerverlichting interieur
Het gedimde licht van de sfeerverlichting verbetert
bij weinig buitenlicht het zicht in het interieur. De
verlichting bestaat uit een aantal lampen die zich
bevinden onder het instrumentenpaneel, in de
beenruimte, in de plafonnier en aan beide zijden
van het panoramadak.
Automatische airconditioning
met gescheiden regeling
Deze functie maakt het mogelijk de airconditioning op
een bepaald comfortniveau in te stellen. Aan de hand
van deze instelling en de weersomstandigheden wordt
de airconditioning vervolgens automatisch geregeld.
Audio- en
communicatiesystemen
Deze systemen zijn voorzien van de
nieuwste technologie: autoradio met MP3-
afspeelmogelijkheid, USB-aansluiting, Bluetooth
handsfree set, navigatiesysteem met kleurenscherm,
AUX-aansluitingen, hifi-audiosysteem, ...
Bluetooth autoradio
Autoradio
Touchscreen
6 versnellingen


8
In één oogopslag
11.
Zijruitontwaseming.
12.
Instrumentenpaneel.
13.
Voorruitontwaseming.
14.
Zonnesensor.
15.
Dashboardkastje / Uitschakeling
passagiersairbag.
16.
Airbag passagier.
17.
Multifunctioneel display / Autoradio.
18.
Middelste verstelbare en afsluitbare
ventilatieroosters.
19.
Schakelaar alarmknipperlichten en
centrale vergrendeling.
Cockpit
1.
Schakelaars snelheidsregelaar/-begrenzer.
2.
Stuurkolomschakelaars touchscreen.
3.
Schakelaar verlichting en
richtingaanwijzers.
4.
Schakelaar ruitenwissers/ruitensproeiers/
boordcomputer.
5.
Hendel motorkapontgrendeling.
6.
Hendel stuurwielverstelling.
7.
Airbag bestuurder.
Claxon.
8.
Koplampverstelling.
9.
Rij drukschakelaars.
10.
Verstelbare en afsluitbare
zijventilatieroosters.
20.
Bedieningspaneel verwarming/
airconditioning.
21.
12V-aansluiting.
USB-/Jack-aansluiting.
Extra USB-aansluiting.
22.
Open opbergvak.
Bekerhouder.
23.
Versnellingshendel.
24.
Schakelaar Grip Control.
25.
Parkeerrem.
26.
Schakelaar openen/sluiten zonnescherm
panoramadak.
27.
Afsluitbaar opbergvak.
28.
12V-aansluiting achter.


.
9
In één oogopslag


10
57
In één oogopslag
Juiste zitpositie
Voorstoelen
Handmatig verstellen
1.
Hoogteverstelling van de hoofdsteun.
2.
Rugleuningverstelling.
3.
Hoogteverstelling van de zitting.
4.
Verstelling in lengterichting.


.
11
58
60
In één oogopslag
Juiste zitpositie
Verstellen van de hoofdsteun
1.
Ontgrendelen van het stuurwiel met de
hendel.
2.
Verstellen in hoogte en diepte.
3.
Vergrendelen van het stuurwiel met de
hendel.
Stuurwiel verstellen
Deze handelingen moeten uit
veiligheidsoverwegingen uitsluitend
worden uitgevoerd als de auto stilstaat.
Trek de hoofdsteun omhoog om deze hoger te
zetten.
Druk tegelijkertijd op de knop
A
en op de
hoofdsteun om de hoofdsteun lager te zetten.
Juiste zitpositie
Stel alvorens te gaan rijden en om optimaal te
profiteren van de specifieke ergonomie van de
cockpit uw zitpositie af in de volgende volgorde:
- de hoogte van de hoofdsteun,
- de hoek van de rugleuning,
- de hoogte van de zitting van de stoel,
- de positie in lengterichting van de stoel,
- de diepte en vervolgens de hoogte van het
stuurwiel.
- de buitenspiegels en binnenspiegel.
Controleer vervolgens of u een
goed zicht hebt op het "head-up"
instrumentenpaneel boven het kleine
stuurwiel.


12
61 62 130
In één oogopslag
Comfort
Buitenspiegels
Verstellen
A.
Selecteren van de buitenspiegel.
B.
Verstellen van de buitenspiegel.
C.
In de neutraalstand zetten van de
selectieschakelaar van de buitenspiegel.
Overige beschikbare functies...
Inklappen/uitklappen.
Binnenspiegel
Uitvoering met handbediende
dag-/nachtstandinstelling
1.
Selecteren van de dagstand van de
spiegel.
2.
Verstellen van de binnenspiegel.
Uitvoering met automatische
dag-/nachtstandinstelling
1.
Automatisch instellen van de dag- of nachtstand.
2.
Verstellen van de binnenspiegel.
A.
Vastmaken.
B.
Hoogteverstelling.
Veiligheidsgordels vóór


.
13
109, 110
117
119
118
In één oogopslag
Zicht
Verlichting
Ring A
Ring B
Ruitenwissers
Schakelaar A: ruitenwissers vóór
2
. Hoge snelheid.
1.
Normale snelheid.
Int.
Interval.
0.
Uit.
AUTO
. Automatische ruitenwissers.
Inschakelen van de stand "AUTO"
Beweeg de hendel één keer omlaag.
Uitschakelen van de stand "AUTO"
Beweeg de hendel nogmaals één keer
omlaag of zet de hendel in een andere
stand:
Int
,
1
of
2
.
Ring B: ruitenwisser achter
Uit.
Automatische verlichting.
Parkeerlicht.
Dimlicht/grootlicht.
Mistachterlicht.
Uit.
Interval.
Ruitensproeier.
of
Mistlampen vóór en mistachterlicht.
Een keer wissen: trek de hendel één
keer naar u toe.
Ruitensproeiers: trek de hendel naar
u toe en houd de hendel enige tijd in
deze stand.


14
In één oogopslag
Gewenste werking
Verwarming of handbediende airconditioning
Luchtverdeling
Luchtopbrengst
Luchtrecirculatie/ Toevoer
van buitenlucht
Temperatuur
Handbediende
airconditioning
WARM
KOUD
ONTWASEMEN
ONTDOOIEN
Ventilatie
Tips voor instellingen in het interieur
Automatische airconditioning:
gebruik bij voorkeur de volledig automatische stand door op de toets
"AUTO"
te drukken.


.
15
23
21
In één oogopslag
Controle tijdens het rijden
Wanneer u het contact aanzet, slaan alle
meters uit en keren vervolgens terug naar de
'0"-stand.
A.
Als het contact wordt aangezet, moet de
meter het resterende brandstofniveau
weergeven.
B.
Bij draaiende motor moet het
verklikkerlampje laag brandstofniveau
uitgaan.
Instrumentenpanelen
1.
Als het contact wordt aangezet, gaan de
oranje en rode waarschuwingslampjes
branden.
2.
Bij draaiende motor moeten deze lampjes
weer uitgaan.
Raadpleeg de desbetreffende bladzijde als er
lampjes blijven branden.
Verklikkerlampjes
C.
Als het contact wordt aangezet, wordt op
het display van het instrumentenpaneel het
motorolieniveau weergegeven.
Ga indien nodig tanken of vul olie bij.


16
103, 105/106
127
94
52
134
150
27
32
In één oogopslag
Controle tijdens het rijden
Het branden van een verklikkerlampje
geeft u informatie over de status van de
desbetreffende functie.
A.
Uitschakeling van de parkeerhulp voor en achter.
of
Inschakeling van het Park Assist-systeem.
Rij drukschakelaars
1.
Open het dashboardkastje.
2.
Steek de sleutel in de schakelaar.
3.
Selecteer de stand:
"ON"
(inschakelen) wanneer een passagier
op de voorstoel zit of een kinderzitje met het
gezicht in de rijrichting is bevestigd,
"OFF"
(uitschakelen) wanneer een kinderzitje
met de rug in de rijrichting is bevestigd.
4.
Verwijder de sleutel zonder de stand van
de schakelaar te veranderen.
Airbag vóór aan passagierszijde
C.
Uitschakeling van het Stop & Start-systeem.
D.
Uitschakeling van de interieurbeveiliging.
E.
Inschakeling van de elektrische kinderbeveiliging.
Veiligheid voor alle inzittenden
A.
Verklikkerlampje niet-vastgemaakte/
losgemaakte veiligheidsgordels vóór.
B.
Verklikkerlampje storing van één van de airbags.
Veiligheidsgordels vóór en
airbag vóór aan passagierszijde
C.
Verklikkerlampje uitschakeling airbag vóór
aan passagierszijde.
B.
Uitschakeling van het CDS-/ASR-systeem.


.
17
93
94
94
In één oogopslag
Onder het rijden
Stop & Start-systeem
Overgang naar de STOP-stand
van de motor
Het verklikkerlampje
"ECO"
op het
instrumentenpaneel gaat branden en
de motor komt in de stand-bystand:
Overgang naar de START-stand
van de motor
Uit-/inschakelen
U kunt deze functie op elk willekeurig moment uitschakelen
door de schakelaar
"ECO OFF"
in te drukken; het
verklikkerlampje in de schakelaar gaat branden.
Het systeem wordt automatisch
opnieuw ingeschakeld zodra u het
contact weer aanzet.
Zet tijdens het tanken en als u
handelingen onder de motorkap wilt
uitvoeren, altijd het contact af en neem
de sleutel uit het contactslot.
Het verklikkerlampje
"ECO"
gaat uit
en de motor wordt gestart:
-
bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak
, als u het
koppelingspedaal intrapt,
-
bij auto's met een 2Tronic
versnellingsbak
:
● als de selectiehendel in de stand
A
of
M
staat, als u het rempedaal loslaat,
● of als u de selectiehendel in de stand
A
of
M
zet als deze in de stand
N
staat en
het rempedaal niet ingetrapt is,
● of als u de achteruitversnelling
inschakelt.
-
bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak
, bij een snelheid lager
dan 20 km/h, als u de versnellingshendel
in de neutraalstand zet en het
koppelingspedaal loslaat,
-
bij auto's met een 2Tronic
versnellingsbak
, bij een snelheid lager
dan 8 km/h, als u het rempedaal intrapt of
als u de selectiehendel in de stand
N
zet.
Onder bepaalde omstandigheden wordt de
START-stand automatisch geactiveerd; het
verklikkerlampje
"ECO"
knippert enkele
seconden en gaat dan uit.
Onder bepaalde omstandigheden is de STOP-
stand niet beschikbaar; het verklikkerlampje
"ECO"
knippert enkele seconden en gaat dan uit.


18
97
99
In één oogopslag
Onder het rijden
1.
Selecteren van de snelheidsbegrenzer.
2.
Verlagen van de ingestelde snelheid.
3.
Verhogen van de ingestelde snelheid.
4.
Inschakelen/uitschakelen van de
snelheidsbegrenzer.
Snelheidsbegrenzer "LIMIT"
1.
Selecteren van de snelheidsregelaar.
2.
Verlagen van de ingestelde snelheid.
3.
Verhogen van de ingestelde snelheid.
4.
Uitschakelen/inschakelen van de
snelheidsregeling.
Snelheidsregelaar "CRUISE"
Het instellen van de snelheid is alleen mogelijk
bij draaiende motor.
Het instellen van een snelheid en het activeren
van de snelheidsregelaar is alleen mogelijk bij
een wagensnelheid hoger dan 40 km/h, vanaf
de 4e versnelling bij een handgeschakelde
versnellingsbak (2e bij een 2Tronic versnellingsbak
of een automatische transmissie).
Weergave op het
instrumentenpaneel
Als de snelheidsregelaar of -begrenzer is
ingeschakeld, verschijnen de instellingen van
het systeem op het instrumentenpaneel.
Snelheidsregelaar
Snelheidsbegrenzer


.
19
Eco-rijden
Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO
2
-uitstoot van uw auto verminderen.
Maak optimaal gebruik van de
versnellingsbak
Als uw auto is voorzien van een handgeschakelde versnellingsbak,
rijd dan rustig weg, schakel zo snel mogelijk de tweede versnelling in
en schakel bij het accelereren bij voorkeur relatief snel over naar een
hogere versnelling.
Als uw auto is voorzien van een automatische transmissie of een
elektronisch gestuurde versnellingsbak, gebruik dan bij voorkeur de
automatische stand en trap het gaspedaal niet bruusk of diep in.
De schakelindicator adviseert u de versnelling in te schakelen die
het best geschikt is voor de rijomstandigheden: volg het op het
instrumentenpaneel weergegeven schakeladvies zo snel mogelijk op.
Bij auto's met een elektronisch gestuurde versnellingsbak of een
automatische transmissie wordt de opschakelindicator uitsluitend in de
handmatige stand weergegeven.
Kies voor een soepele rijstijl
Houd afstand van de auto's voor u, rem bij voorkeur af op de motor in
plaats van het rempedaal te gebruiken en trap het gaspedaal geleidelijk
in. Als u deze aanwijzingen naleeft, neemt het brandstofverbruik en de
CO
2
-uitstoot af en wordt de geluidsoverlast door het verkeer beperkt.
Als het verkeer goed doorstroomt, gebruik dan vanaf een snelheid van
ongeveer 40 km/h de snelheidsregelaar (indien aanwezig).
Gebruik op slimme wijze de elektrische
voorzieningen
Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur in de auto hoog is
opgelopen, open dan alle ruiten en de ventilatieroosters alvorens de
airconditioning in te schakelen.
Sluit vanaf een snelheid van 50 km/h de ruiten, maar laat de
ventilatieroosters geopend.
Gebruik de voorzieningen in het interieur die de temperatuurstijging kunnen
beperken (blinderingspaneel van het panoramadak, zonneschermen, enz.).
Schakel de airconditioning uit zodra de gewenste temperatuur is
bereikt (behalve bij auto's met een automatische airconditioning).
Schakel de achterruitverwarming en de ontwaseming uit zodra deze
niet meer nodig zijn als deze niet automatisch worden aangestuurd.
Schakel de stoelverwarming zo snel mogelijk uit.
Schakel de verlichting en de mistlampen uit als het zicht voldoende is.
Laat de motor vooral 's winters na het starten niet stationair
warmdraaien, maar rijd zo snel mogelijk weg: uw auto warmt sneller op
als u rijdt.
Sluit als passagier zo min mogelijk multimedia-apparatuur (DVD-
speler, MP3-speler, spelcomputer, enz.) op de auto aan om het
elektriciteitsverbruik, en dus het brandstofverbruik, te beperken.
Koppel externe apparatuur los als u de auto verlaat.


20
Beperk de oorzaken van een hoger
brandstofverbruik
Verdeel het gewicht evenwichtig over de auto: plaats de zwaarste
voorwerpen in de bagageruimte, zo dicht mogelijk bij de achterbank.
Beperk de belading en de luchtweerstand (dakdragers, imperiaal,
fietsendrager, aanhanger, enz.) van uw auto. Gebruik liever een
dakkoffer.
Verwijder na gebruik de dakdragers en het imperiaal.
Vervang na de winter zo snel mogelijk de winterbanden door
zomerbanden.
Houd u aan de onderhoudsvoorschriften
Controleer regelmatig de bandenspanning (bij koude banden), houd u
daarbij aan de bandenspanning die staat vermeld op de sticker op de
portiersponning aan bestuurderszijde.
Controleer de bandenspanning met name:
- voor een lange rit,
- bij de wisseling van de seizoenen,
- als de auto gedurende langere tijd niet is gebruikt.
Vergeet niet de bandenspanning van het reservewiel en van de wielen
van de aanhanger of de caravan te controleren.
Laat uw auto regelmatig onderhouden (olie verversen, oliefilter,
luchtfilter en interieurfilter vervangen, enz.) en houd u daarbij aan het in
het garantie- en onderhoudsboekje voorgeschreven interval.
Laat bij het tanken het vulpistool niet meer dan drie keer afslaan; zo
voorkomt u dat brandstof uit de tank stroomt.
U zult bij een nieuwe auto merken dat pas na 3000 km het gemiddelde
brandstofverbruik zich stabiliseert.


1
21
Controle tijdens het rijden
Instrumentenpaneel met LCD-display
1.
Koelvloeistoftemperatuurmeter.
2.
Toerenteller (x 1000 t/min of rpm),
schaalverdeling afhankelijk van de
motoruitvoering (benzine of diesel).
3.
Motorolieniveaumeter * .
4.
Opschakelindicator (handgeschakelde
versnellingsbak) of weergave positie
selectiehendel (2Tronic versnellingsbak of
automatische transmissie).
5.
Digitale snelheidsmeter (km/h of mph).
Door lang op de toets
B
te drukken kan
deze functie worden uitgeschakeld.
A.
Dimmer verlichting.
B.
Informatie over het onderhoud.
Resetten van de geselecteerde functie
(onderhoudsindicator of dagteller).
Instellen van de tijd.
Inschakelen/uitschakelen van de digitale
snelheidsmeter.
6.
Aanwijzingen van de snelheidsregelaar of
de snelheidsbegrenzer.
7.
Onderhoudsindicator, vervolgens
kilometerteller (km of miles).
Deze functies worden na het aanzetten van
het contact achter elkaar weergegeven.
8.
Dagteller (km of miles).
9.
Analoge snelheidsmeter (km/h of mph).
10.
Brandstofniveaumeter.
Meters en displays
Bedieningstoetsen
* Volgens uitvoering.


22
Controle tijdens het rijden
Instrumentenpaneel met matrixdisplay
Meters en displays
Bedieningstoetsen
1.
Koelvloeistoftemperatuurmeter.
2.
Toerenteller (x 1000 t/min of rpm),
schaalverdeling afhankelijk van de
motoruitvoering (benzine of diesel).
3.
Aanwijzingen van de snelheidsregelaar of
de snelheidsbegrenzer.
4.
Opschakelindicator (handgeschakelde
versnellingsbak) of weergave positie
selectiehendel (2Tronic versnellingsbak of
automatische transmissie).
5.
Digitale snelheidsmeter (km/h of mph).
A.
Dimmer verlichting.
B.
Sfeerverlichting van het
instrumentenpaneel.
C.
Informatie over het onderhoud.
Resetten van de geselecteerde functie
(onderhoudsindicator of dagteller).
6.
Onderhoudsindicator, vervolgens
kilometerteller (km of miles).
Deze functies worden na het aanzetten van
het contact achter elkaar weergegeven.
7.
Dagteller (km of miles).
8.
Analoge snelheidsmeter (km/h of mph).
9.
Brandstofniveaumeter.


1
23
Controle tijdens het rijden
Verklikkerlampjes
Een aantal verklikkerlampjes heeft
beide mogelijkheden. Of het constant
branden of knipperen van een
verklikkerlampje duidt op een storing,
is afhankelijk van de werkingsfase van
de auto.
Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan
bepaalde waarschuwingslampjes op het
instrumentenpaneel en/of op het display
van het instrumentenpaneel enkele
seconden branden.
Zodra de motor wordt gestart, moeten deze
lampjes weer uitgaan.
Als het lampje blijft branden, controleer dan
voordat u gaat rijden welke functie het betreft.
Bijbehorende waarschuwingen
Sommige verklikkerlampjes kunnen gaan
branden in combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display van het
instrumentenpaneel of op het multifunctionele
display.
Verklikkerlampjes kunnen constant branden of
knipperen.
De verklikkerlampjes geven de bestuurder informatie over de werking van een systeem (ingeschakeld of uitgeschakeld) of waarschuwen de bestuurder
in het geval van een storing (waarschuwingslampje).


24
Controle tijdens het rijden
Verklikkerlampjes ingeschakelde functies
De volgende verklikkerlampjes op het instrumentenpaneel en/of op het display van het instrumentenpaneel geven aan dat de desbetreffende functie is
ingeschakeld.
Controlelampje
Status
Oorzaak
Acties / Opmerkingen
Richtingaanwijzer
links
knippert, met
geluidssignaal.
Als u de lichtschakelaar omlaag
beweegt.
Richtingaanwijzer
rechts
knippert, met
geluidssignaal.
Als u de lichtschakelaar omhoog
beweegt.
Parkeerlichten
permanent.
De lichtschakelaar staat in de stand
"Parkeerlichten".
Dimlicht
permanent.
De lichtschakelaar staat in de stand
"Dimlicht".
Grootlicht
permanent.
Als u de lichtschakelaar naar u toe
trekt.
Trek aan de lichtschakelaar om terug te schakelen
naar dimlicht.
Mistlampen vóór
permanent.
De mistlampen vóór zijn
ingeschakeld.
Draai de ring twee standen naar achteren om de
mistlampen vóór uit te schakelen.
Mistachterlicht
permanent.
Het mistachterlicht is ingeschakeld.
Draai de ring naar achteren om het mistachterlicht uit
te schakelen.
Raadpleeg voor meer informatie over de lichtschakelaar de desbetreffende rubriek.



26
Controle tijdens het rijden
Controlelampje
Status
Oorzaak
Acties / Opmerkingen
Voet op het
koppelingspedaal *
permanent.
In de STOP-stand van het Stop &
Start-systeem wordt de motor niet
gestart als u het koppelingspedaal
slechts gedeeltelijk intrapt.
Trap het koppelingspedaal helemaal in zodat de motor
gestart kan worden.
Stop & Start
permanent.
Het Stop & Start-systeem heeft
de motor in de STOP-stand gezet
(verkeerslicht, stopbord, opstopping,
enz.).
Het lampje gaat uit en de motor wordt automatisch
gestart als u wilt wegrijden.
knippert enkele
seconden en gaat
dan uit.
De STOP-stand is nu niet
beschikbaar.
of
De motor wordt automatisch in de
START-stand gezet.
Raadpleeg voor meer informatie over de
bijzonderheden van de STOP- en START-stand de
rubriek "Stop & Start".
Automatische
ruitenwissers
permanent.
De ruitenwisserschakelaar is naar
beneden bewogen.
De automatische stand van de ruitenwissers vóór is
geactiveerd.
Beweeg om de automatische stand van de
ruitenwissers te deactiveren de hendel omlaag of zet
de hendel in een andere stand.
* Uitgezonderd instrumentenpaneel met matrixdisplay.


1
27
Controle tijdens het rijden
Verklikkerlampjes uitgeschakelde functies
De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie handmatig is uitgeschakeld.
Soms klinkt er ook een geluidssignaal en verschijnt er een bericht op het display.
Controlelampje
Status
Oorzaak
Acties / Opmerkingen
Passagiersairbag
permanent.
De schakelaar in het dashboardkastje
staat in de stand "
OFF
".
De frontairbag aan passagierszijde is
uitgeschakeld.
In dit geval kunt u een kinderzitje met
de "rug in de rijrichting" plaatsen.
Zet de schakelaar in de stand "
ON
" om de frontairbag
aan passagierszijde in te schakelen.
Bevestig in dit geval op deze zitplaats geen kinderzitje
met de "rug in de rijrichting".


28
Controle tijdens het rijden
Waarschuwingslampjes
Als bij draaiende motor of tijdens het rijden een van de volgende verklikkerlampjes gaat branden, wijst dit op een storing in het desbetreffende systeem
en moet de bestuurder actie ondernemen.
Lees in het geval van een storing waarbij een waarschuwingslampje gaat branden de aanvullende informatie, die via een melding op het display wordt
weergegeven.
Raadpleeg indien nodig het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Controlelampje
Status
Oorzaak
Acties / Opmerkingen
STOP
permanent,
in combinatie
met een ander
verklikkerlampje.
Dit waarschuwingslampje brandt bij
een ernstige storing.
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.
Zet het contact af en neem contact op met het
PEUGEOT-netwerk of met een gekwalificeerde
werkplaats.
Service
permanent, in
combinatie met een
ander verklikkerlampje.
Er is een ernstige storing opgetreden.
Raadpleeg de rubriek voor het desbe treffende
verklikkerlampje en neem contact op met het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
permanent, in
combinatie met een
melding (auto's met
een display).
Er is een storing opgetreden waarbij
geen specifiek verklikkerlampje gaat
branden.
Identificeer de storing met behulp van de melding op
het display (auto's met een display) en raadpleeg de
desbetreffende rubriek:
- waarschuwing motorolieniveau,
- kans op verstopping van het roetfilter (diesel),
- brandstofadditiefniveau (diesel met roetfilter).
Raadpleeg altijd het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.


1
29
Controle tijdens het rijden
Controlelampje
Status
Oorzaak
Acties / Opmerkingen
Remsysteem
permanent.
Het remvloeistofniveau is te laag.
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.
Vul het niveau bij met een vloeistof voorzien van een
artikelnummer van PEUGEOT.
Als het probleem zich blijft voordoen, laat het systeem
dan controleren door het PEUGEOT-netwerk of door
een gekwalificeerde werkplaats.
+
permanent, in
combinatie met het
waarschuwingslampje
ABS.
Er is een storing in de elektronische
remdrukregelaar (REF).
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-
netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Te hoge
koelvloeistoftemperatuur
permanent, met de
wijzer in het rode
gebied.
De temperatuur van de koelvloeistof
is te hoog.
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.
Wacht met het eventueel bijvullen van de koelvloeistof
tot de motor is afgekoeld.
Als het probleem zich blijft voordoen, raadpleeg
dan het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Antiblokkeersysteem
(ABS)
permanent.
Er is een storing in het
antiblokkeersysteem.
De normale remwerking blijft behouden.
Rijd voorzichtig met lage snelheid en raadpleeg
zo snel mogelijk het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Dynamische
stabiliteitscontrole
(CDS/ASR)
knippert.
De CDS-/ASR-regeling is actief.
Deze functie verbetert de aandrijving en zorgt voor
een betere koersstabiliteit als de wielen te weinig grip
hebben of de auto uit de koers dreigt te raken.
permanent.
Storing in het CDS-/ASR-systeem.
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-
netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.


30
Controle tijdens het rijden
Controlelampje
Status
Oorzaak
Acties / Opmerkingen
Zelfdiagnose
motor
permanent.
Er is een storing in de
emissieregeling.
Het verklikkerlampje moet doven als de motor wordt
gestart.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats als dit niet het geval is.
knippert.
Er is een storing in het
motormanagementsysteem.
Kans op beschadiging van de katalysator.
Laat dit controleren door het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
permanent, in combinatie
met het verklikkerlampje
SERVICE.
Er is sprake van een lichte
motorstoring.
Laat dit controleren door het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
permanent, in
combinatie met het
verklikkerlampje
STOP.
Er is sprake van een ernstige
motorstoring.
Zet de auto zo snel mogelijk op een veilige plaats stil.
Parkeer de auto, zet het contact af en neem contact
op met het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Laag
brandstofniveau
permanent, met de
wijzer in het rode
gebied.
Er zit er nog ongeveer
5 liter
brandstof in de tank.
Vanaf dit moment worden de
laatste liters brandstof in de tank
aangesproken.
Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen dat u
met een lege tank strandt.
Dit controlelampje gaat elke keer na het aanzetten
van het contact branden zolang er niet voldoende
brandstof getankt is.
Inhoud brandstoftank: ongeveer
50 liter
.
rr
Rijd nooit door tot de tank helemaal leeg is,
hierdoor kunnen het emissieregelsysteem en het
injectiesysteem beschadigd raken.
knippert met de wijzer
in het rode gebied.
Er zit nog een minimale hoeveelheid
brandstof in de tank.

1
31
Controle tijdens het rijden
Controlelampje
Status
Oorzaak
Acties / Opmerkingen
Motoroliedruk
permanent.
Er is een storing in de motorsmering.
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.
Parkeer de auto, zet het contact af en raadpleeg
het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Laadstroom
accu
permanent.
Er is een storing in het laadstroomcircuit
van de accu (vervuilde of losgeraakte
accuklemmen, aandrijfriem dynamo
ontspannen of gebroken...).
Het lampje moet bij het starten van de motor uitgaan.
Parkeer de auto op een veilige plek.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats als dit niet het geval is.
Een of meer
portier
e
n
geopend
permanent, in combinatie
met een melding die het
desbetreffende portier
aangeeft, bij een snelheid
lager dan 10 km/h.
Een portier of de achterklep is niet
goed gesloten.
Sluit het desbetreffende carrosseriedeel.
permanent, in combinatie
met een melding die
het desbetreffende
portier aangeeft en een
geluidssignaal, bij een
snelheid hoger dan
1 0 km/h.



1
33
Controle tijdens het rijden
Meters
Koelvloeistoftemperatuurmeter
Als bij draaiende motor de wijzer zich bevindt
in:
- zone
A
, is de temperatuur in orde,
- zone
B
, is de temperatuur te
hoog. Het waarschuwingslampje
maximumtemperatuur en het
waarschuwingslampje
STOP
gaan branden, in combinatie
met een geluidssignaal en een
waarschuwingsmelding op het display.
Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.
Wacht enkele minuten voordat u de motor
afzet.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
De temperatuur en de druk in het koelcircuit
beginnen na enkele minuten rijden te stijgen.
Om koelvloeistof bij te vullen:
wacht tot de motor is afgekoeld,
draai de dop iets los om de druk te laten
dalen,
verwijder vervolgens de dop,
vul bij tot aan het merkteken "MAXI".
Wees voorzichtig bij het bijvullen
van de koelvloeistof: kans op
brandwonden. Vul niet bij tot boven het
maximumniveau (aangegeven op het
reservoir).



1
35
Controle tijdens het rijden
Onderhoudsindicator
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is meer dan 3000 km
Als het contact wordt aangezet, verschijnt er
geen onderhoudsinformatie op het display.
De onderhoudsindicator geeft aan hoeveel
kilometer u nog verwijderd bent van de
eerstvolgende onderhoudscontrole volgens het
onderhoudsschema van de fabrikant.
Deze afstand wordt berekend vanaf de laatste
nulstelling van de onderhoudsindicator op basis
van twee parameters:
- het aantal afgelegde kilometers,
- de verstreken tijd sinds de laatste
onderhoudscontrole.
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is 1000 tot 3000 km
Als het contact wordt aangezet, gaat
gedurende 7 seconden de onderhoudssleutel
branden. De kilometerteller geeft de
resterende kilometers tot de eerstvolgende
onderhoudscontrole aan.
Voorbeeld:
de afstand tot de eerstvolgende
onderhoudscontrole bedraagt 2800 km.
Als het contact wordt aangezet, geeft het
display gedurende 7 seconden het volgende
aan:
7 seconden na het aanzetten van het contact
verdwijnt de sleutel
; de teller geeft weer de
kilometerstand en de stand van de dagteller aan.
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is minder dan 1000 km
Voorbeeld:
de afstand tot de eerstvolgende
onderhoudscontrole bedraagt 900 km.
Als het contact wordt aangezet, geeft het display
gedurende 7 seconden het volgende aan:
7 seconden na het aanzetten van het contact
treedt de kilometerteller weer in werking en
blijft de sleutel branden
om aan te geven
dat er binnenkort onderhoudswerkzaamheden
uitgevoerd moeten worden.


36
Controle tijdens het rijden
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is overschreden
Als het contact wordt aangezet, gaat
gedurende 7 seconden de
sleutel
knipperen
om aan te geven dat de
onderhoudswerkzaamheden zo spoedig
mogelijk uitgevoerd moeten worden.
Voorbeeld:
u hebt de afstand tot de eerstvolgende
onderhoudsbeurt met 300 km overschreden.
Als het contact wordt aangezet, geeft het display
gedurende 7 seconden het volgende aan:
De factor tijd kan worden meegewogen bij
de nog af te leggen kilometers, afhankelijk
van de rijgewoonten van de bestuurder.
De sleutel kan dus ook gaan
branden als de tijd sinds de laatste
onderhoudsbeurt, zoals aangegeven in
het
garantie
- en
onderhoudsboekje
,
is overschreden.
Als u na deze handeling de accu wilt
loskoppelen, vergrendel dan de auto
en wacht minimaal 5 minuten. Het op
0 zetten van de onderhoudsindicator zal
anders niet worden opgeslagen.
Op 0 zetten van de
onderhoudsindicator
De onderhoudsindicator moet na elke
onderhoudsbeurt op 0 gezet worden.
Voer dit als volgt uit:
zet het contact af,
druk op de resetknop van de dagteller en
houd deze ingedrukt,
zet het contact aan; de kilometerteller
begint terug te tellen,
laat de knop los als het display
"=0"
aangeeft; de sleutel verdwijnt.
Opnieuw weergeven van de
onderhoudsinformatie
U kunt op elk moment de onderhoudsinformatie
weergeven.
Druk op de knop voor nulstelling van de
dagteller.
De onderhoudsinformatie wordt enkele
seconden weergegeven en verdwijnt
vervolgens weer.
7 seconden na het aanzetten van het contact
treedt de kilometerteller weer in werking en
blijft de sleutel branden
.


1
37
Controle tijdens het rijden
Motorolieniveaumeter*
Te weinig olie
Als het motorolieniveau te laag is, gaat het
symbool "
OIL
" knipperen of wordt een melding
op het instrumentenpaneel weergegeven.
Controleer het olieniveau met de peilstok. Als
blijkt dat het olieniveau te laag is, moet olie
worden bijgevuld om te voorkomen dat ernstige
motorschade ontstaat.
Storing motorolieniveaumeter
Als de motorolieniveaumeter defect is, gaat
het symbool "
OIL_ _
" knipperen of wordt
een melding op het instrumentenpaneel
weergegeven. Raadpleeg het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Oliepeilstok
Raadpleeg de rubriek "Onderhoud" voor de
plaats van de peilstok en het bijvullen van
motorolie voor het motortype van uw auto.
2 merktekens op de peilstok:
Op het display wordt in het gedeelte
A
de
totale kilometerstand en in het gedeelte
B
de
dagteller weergegeven.
Druk, als de dagteller wordt weergegeven,
enkele seconden op de knop.
Kilometerteller
Nulstelling dagteller
De motorolieniveaumeter geeft aan of het
motorolieniveau in orde is.
Bij het aanzetten van het contact wordt eerst
de onderhoudsindicator weergegeven en
vervolgens gedurende enkele seconden het
motorolieniveau.
Een controle van het olieniveau is alleen
betrouwbaar als de auto op een vlakke,
horizontale ondergrond staat en de motor
minstens 30 minuten niet heeft gedraaid.
-
A
= maxi; het olieniveau
mag nooit boven dit niveau
uitkomen,
-
B
= mini; als het olieniveau
niet boven het niveau B
uitkomt, moet het voor
de motor van uw auto
voorgeschreven type
motorolie worden bijgevuld
via de vuldop.
Olieniveau correct
* Volgens uitvoering.


38
Controle tijdens het rijden
De boordcomputer geeft actuele
informatie over het rijden (actieradius,
brandstofverbruik...).
Boordcomputer
Display van het instrumentenpaneel
Weergave van de informatie
Druk op de toets op het uiteinde van
de
ruitenwisserschakelaar
om
achtereenvolgens de verschillende functies
weer te geven.
- Actuele informatie:
● a c t ie r ad i us ,
● actueel brandstofverbruik,
● de teller van het Stop & Start-
systeem.
- Traject
"1"
:
● g e m id d el d e sn e lh e id ,
● gemiddeld brandstofverbruik,
● de afgelegde afstand,
voor het eerste traject.
- Traject
"2"
:
● g e m id d el d e sn e lh e id ,
● gemiddeld brandstofverbruik,
● de afgelegde afstand,
voor het tweede traject.


1
39
Controle tijdens het rijden
Traject resetten
Druk zodra het gewenste traject wordt
aangegeven de toets op het uiteinde van
de ruitenwisserschakelaar langer dan twee
seconden in.
De trajecten
"1"
en
"2"
zijn onafhankelijk en
hebben dezelfde eigenschappen.
Traject
"1"
kan bijvoorbeeld gebruikt worden
voor een dagelijks verbruik en traject
"2"
voor
een maandelijks verbruik.




42
Controle tijdens het rijden
Stop & Start-teller
(minuten/seconden of uren/
minuten)
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats als
tijdens het rijden de streepjes continu
worden weergegeven.
Deze functie wordt alleen weergegeven
bij snelheden vanaf 30 km/h.
Deze waarde kan variëren door een
gewijzigde rijstijl of het rijden op een
helling, waardoor het momentele
brandstofverbruik aanzienlijk kan wijzigen.
Boordcomputer, enkele definities
Actieradius
(km of miles)
Aantal kilometers dat u nog
met de resterende hoeveelheid
brandstof kunt rijden (berekend
op basis van het gemiddelde
verbruik over de laatste
afgelegde kilometers).
Als de actieradius minder dan 30 km bedraagt,
verschijnen streepjes op het display. Na het
tanken van minimaal 5 liter brandstof wordt de
actieradius opnieuw berekend en weergegeven
als deze meer dan 100 km bedraagt.
Huidig verbruik
(l/100 km, km/l of mpg)
Berekend over de laatste verstreken
seconden.
Gemiddeld verbruik
(l/100 km, km/l of mpg)
Berekend sinds de laatste nulstelling
van de trajectgegevens.
Gemiddelde snelheid
(km/h of mph)
Berekend sinds de laatste nulstelling
van de trajectgegevens.
Afgelegde afstand
(km of miles)
Berekend sinds de
laatste nulstelling van de
trajectgegevens.
Als uw auto is uitgerust met Stop & Start,
registreert een teller hoelang de STOP-stand
tijdens een traject is geactiveerd.
De teller wordt, elke keer als u het contact met
de sleutel aanzet, weer op nul gezet.


1
43
Controle tijdens het rijden
Instrumentenpaneel met LCD-display
Druk deze toets in om achtereenvolgens de
volgende parameters weer te geven:
- uren,
- minuten,
- tijdsaanduiding in 12 of 24 uur.
Datum en tijd instellen
Druk op
MENU
om het "
HOOFDMENU
"
weer te geven en selecteer "
Instellingen
".
Selecteer "
Datum Tijd
".
Selecteer de datum of tijd die wordt
weergegeven, gebruik het toetsenbord om de
instellingen te wijzigen en selecteer
"
Bevestigen
".
Touchscreen
Selecteer "
Systeemconfiguratie
".



45
2
Toegang tot de auto
Het vergrendelen wordt bevestigd door
het gedurende ongeveer 2 seconden
branden van de richtingaanwijzers.
Tegelijkertijd worden, afhankelijk
van de uitvoering van de auto, de
buitenspiegels ingeklapt.
Verlaat om veiligheidsredenen
(kinderen in de auto) de auto nooit,
zelfs niet voor een korte tijd, zonder de
sleutel mee te nemen.
Sluiten van de auto
Normale vergrendeling
Met de afstandsbediening
Druk op het gesloten hangslot
om de auto volledig te
vergrendelen.
Met de sleutel
Draai de sleutel in de richting van de
achterzijde van de auto om de auto volledig
te vergrendelen.
Wanneer u de sleutel in de vergrendelstand
gedraaid houdt of de knop van de
afstandsbediening ingedrukt houdt, worden ook
de ruiten gesloten.
Als één van de portieren of de
achterklep geopend is, werkt de
centrale vergrendeling niet.
Als de auto is vergrendeld en per
ongeluk wordt ontgrendeld zonder dat
binnen ongeveer 30 seconden een van
de portieren wordt geopend, wordt de
auto automatisch weer vergrendeld.
Als de sleutel zich in het contactslot
bevindt, zijn de functies vergrendelen/
ontgrendelen uitgeschakeld.
Het in- en uitklappen van de
buitenspiegels kan worden
uitgeschakeld door het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.


46
Toegang tot de auto
Inklappen van de sleutel
Druk op deze knop om de sleutel in te
klappen.
Druk op het symbooltje van het
gesloten hangslot om de eerder
vergrendelde auto te lokaliseren
op een parkeerplaats.
Lokaliseren van de auto
De plafonniers gaan branden en de
richtingaanwijzers knipperen gedurende enkele
seconden.
Wanneer u deze knop niet indrukt bij
het inklappen van de sleutel, kan het
mechanisme beschadigd raken.


47
2
Toegang tot de auto
Elektronische startblokkering
In de sleutel is een chip aangebracht die over
een specifieke code beschikt. Om te kunnen
starten, moet bij het aanzetten van het contact
de code van de sleutel worden herkend door de
startblokkering.
Deze elektronische startblokkering blokkeert
het motormanagementsysteem zodra het
contact wordt afgezet en voorkomt zo het
starten van de motor bij een inbraak.
Follow me home-verlichting
Houd deze toets ingedrukt om
de follow me home-verlichting te
activeren (inschakelen van het
parkeerlicht, het dimlicht en de
kentekenplaatverlichting).
Door de toets een tweede keer in te drukken
terwijl de verlichting nog brandt, wordt de follow
me home-verlichting weer uitgeschakeld.
Diefstalbeveiliging
Bij een storing in het systeem wordt u
gewaarschuwd door dit verklikkerlampje
in combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het display.
De auto kan dan niet gestart worden.
Raadpleeg zo snel mogelijk het PEUGEOT-
netwerk.
Bewaar de sticker die u bij de aflevering
van uw auto samen met de sleutels is
overhandigd zorgvuldig op een plaats
buiten de auto.




50
Toegang tot de auto
Sleutels verloren
Ga met het kentekenbewijs van de auto, uw legitimatiebewijs en indien mogelijk de sticker met de sleutelcode naar het PEUGEOT-netwerk.
Het PEUGEOT-netwerk kan de speciale code van de sleutel en de transponder opzoeken en voor nieuwe sleutels zorgen.
Afstandsbediening
De radiografische afstandsbediening is een systeem met een groot bereik. Het is raadzaam om niet met de knop van de afstandsbediening te
spelen, om te voorkomen dat de portieren per ongeluk ontgrendeld worden.
Druk nooit op de knoppen van uw afstandsbediening buiten het bereik en het zicht van uw auto. De afstandsbediening kan dan onbruikbaar
worden en moet in dat geval opnieuw worden gesynchroniseerd.
Geen enkele afstandsbediening kan functioneren als de sleutel in het contactslot zit, zelfs als het contact uitstaat, behalve voor het synchroniseren.
Vergrendelen van de auto
Het rijden met vergrendelde portieren kan in geval van nood de toegang tot het interieur belemmeren.
Laat uit veiligheidsoverwegingen geen kinderen alleen achter in de auto.
Neem in alle gevallen de sleutel mee als u de auto verlaat.
Diefstalbeveiliging
Breng geen wijzigingen aan in de elektronische startblokkering; dit kan tot storingen leiden.
Bij het aanschaffen van een gebruikte auto
Laat door het PEUGEOT-netwerk controleren of alle in uw bezit zijnde sleutels met uw auto zijn gelinkt, zodat u er zeker van kunt zijn dat deze
sleutels de enige zijn waarmee uw auto ontgrendeld en gestart kan worden.


51
2
Toegang tot de auto
Dit systeem beveiligt uw auto tegen inbraak en
diefstal. Het systeem bestaat uit de volgende
typen beveiliging:
Alarm
- Omtrekbeveiliging
Dit systeem houdt de te openen
carrosseriedelen van de auto in de gaten.
Het alarm gaat af als iemand een portier, de
achterklep of de motorkap probeert te openen.
- Interieurbeveiliging
Dit systeem treedt in werking als er
bewegingen in het interieur worden
waargenomen.
Het alarm gaat af als er een ruit wordt
ingeslagen, als iets of iemand de auto
binnendringt of als iets of iemand in de
auto beweegt.
Automatische beveiligingsfunctie
Dit systeem treedt in werking als iemand
probeert het alarm te saboteren.
Het alarm gaat af als iemand probeert
de accu, de bedieningseenheid of de
kabels van de sirene uit te schakelen of te
beschadigen.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats alvorens
wijzigingen aan het alarmsysteem aan te
brengen.
Vergrendelen van de auto met
volledig ingeschakeld alarm
Inschakelen
Zet het contact af en verlaat de auto.
Druk op de vergrendelknop van
de afstandsbediening.
De omtrekbeveiliging wordt 5 seconden nadat
de vergrendelknop van de afstandsbediening is
ingedrukt, geactiveerd. De interieurbeveiliging
wordt 45 seconden nadat de vergrendelknop
van de afstandsbediening is ingedrukt,
geactiveerd.
Indien een portier of de achterklep niet goed is
gesloten, wordt de auto niet vergrendeld, maar
worden de omtrek- en interieurbeveiliging na
45 seconden wel ingeschakeld.
Druk op de ontgrendelknop van
de afstandsbediening.
Uitschakelen
Het alarmsysteem wordt
uitgeschakeld; het verklikkerlampje
van de knop gaat uit.
Het alarmsysteem is geactiveerd:
het verklikkerlampje van de knop zal
één keer per seconde knipperen.



Produktspecifikationer
Varumärke: | Peugeot |
Kategori: | Bil |
Modell: | 2008 (2014) |
Färg på produkten: | Grijs |
Vikt: | 7.6 g |
Bredd: | 67 mm |
Djup: | 20 mm |
Höjd: | 104 mm |
Snäll: | Elektronische omgevingsthermometer |
Användarmanual: | Ja |
Husmaterial: | Kunststof |
Kraftkälla: | Batterij/Accu |
Placering: | Muur |
Måttenhet temperatur: | F, °C |
Batteri/Batterispänning: | 1.5 V |
Antal batterier/batterier som stöds: | 1 |
Avsedd för: | Binnen/buiten |
Temperaturmätningsområde: | -50 - 70 °C |
Batterier-ingår: | Ja |
Type beeldscherm: | Digitaal |
Batterityp: | AA |
Skärmstorlek: | Rechthoekig |
Temperature measurement range: | -58 - 158 °F |
Behöver du hjälp?
Om du behöver hjälp med Peugeot 2008 (2014) ställ en fråga nedan och andra användare kommer att svara dig
Bil Peugeot Manualer

27 September 2024

18 September 2024

10 September 2024

9 September 2024

2 September 2024

30 Augusti 2024

25 Augusti 2024

24 Augusti 2024

24 Augusti 2024

24 Augusti 2024
Bil Manualer
- Bil Ford
- Bil Fiat
- Bil Opel
- Bil Pioneer
- Bil Renault
- Bil Volvo
- Bil Alfa Romeo
- Bil ACME
- Bil Infiniti
- Bil Subaru
- Bil Saturn
- Bil Audi
- Bil Hyundai
- Bil GMC
- Bil Audio-Technica
- Bil Skoda
- Bil Chevrolet
- Bil Kia
- Bil Suzuki
- Bil BMW
- Bil Nissan
- Bil Mitsubishi
- Bil Toyota
- Bil Land Rover
- Bil Volkswagen
- Bil Chrysler
- Bil Lexus
- Bil Jaguar
- Bil Citroën
- Bil Seat
- Bil Genesis
- Bil Buick
- Bil Honda
- Bil Cadillac
- Bil Jeep
- Bil Tesla
- Bil Rover
- Bil Pontiac
- Bil Mazda
- Bil Mercedes-Benz
- Bil MG
- Bil Mini
- Bil DS
- Bil Vauxhall
- Bil Dodge
- Bil Smart
- Bil Porsche
- Bil Maserati
- Bil Saab
- Bil Lancia
- Bil RAM
- Bil Acura
- Bil Mercury
- Bil Marklin
- Bil Dacia
- Bil POLARIS
- Bil Scion
- Bil Tata
- Bil GEM
- Bil VDL
- Bil Sharper Image
- Bil Aguilar
- Bil Abarth
- Bil Lincoln
- Bil Mahindra
- Bil Chery
- Bil Lada
- Bil Aston Martin
- Bil McLaren
Nyaste Bil Manualer

7 April 2025

3 April 2025

1 April 2025

1 April 2025

26 Mars 2025

13 Mars 2025

10 Mars 2025

10 Mars 2025

10 Mars 2025

10 Mars 2025