Yamaha F2.5 (2013) Bruksanvisning
Yamaha
Utombordsmotor
F2.5 (2013)
Läs nedan 📖 manual på svenska för Yamaha F2.5 (2013) (100 sidor) i kategorin Utombordsmotor. Denna guide var användbar för 5 personer och betygsatt med 4.5 stjärnor i genomsnitt av 2 användare
Sida 1/100

F2.5A
F4B
F5A
F6C
6BV-F8199-73-D0
Lees deze handleiding zorgvuldig alvorens uw
buitenboordmotor te gebruiken.
GEBRUIKERSHANDLEIDING

Lees deze handleiding zorgvuldig alvorens uw buitenboordmotor te gebrui-
ken. Bewaar deze handleiding aan boord in een waterdichte zak tijdens het
varen. Deze handleiding moet bij de buitenboordmotor blijven wanneer hij
wordt verkocht.

DMU25107
Aan de eigenaar
Dank u voor het kiezen van een Yamaha bui-
tenboordmotor. Deze gebruikershandleiding
bevat informatie over juiste bediening, on-
derhoud en zorg. Een grondig begrip van de-
ze eenvoudige instructies zal u helpen om
maximaal plezier uit uw nieuwe Yamaha te
krijgen. Raadpleeg een Yamaha-dealer, in-
dien u vragen over de bediening of onder-
houd van uw buitenboordmotor hebt.
In deze gebruikershandleiding is bijzonder
belangrijke informatie als volgt aangeduid.
: dit is het symbool voor veiligheidswaar-
schuwingen. Het wordt gebruikt om u op mo-
gelijke verwondinggevaren te wijzen. Volg al-
le veiligheidsmeldingen achter dit symbool
op om mogelijke verwondingen of overlijden
te voorkomen.
DWM00781
Een WAARSCHUWING wijst op een ge-
vaarlijke situatie die kan leiden tot de
dood of ernstige letsels als ze niet wordt
vermeden.
DCM00701
Een alinea die vooraf wordt gegaan door
OPGELET vermeldt speciale voorzorgs-
maatregelen die moeten worden geno-
men om schade aan de buitenboordmotor
of aan andere eigendommen te voorko-
men.
NOTA:
Een NOTA geeft belangrijke informatie om
handelingen gemakkelijker of duidelijker te
maken.
Yamaha zoekt voortdurend vooruitgang in
productontwerp en kwaliteit. Daarom, on-
danks dat deze handleiding de laatste pro-
ductinformatie bevat die verkrijgbaar is ten
tijde van uitgave, kunnen er kleine afwijkin-
gen tussen uw machine en deze handleiding
zijn. Raadpleeg uw Yamaha-dealer, indien u
enige vragen aangaande dit handboek heeft.
Yamaha raadt aan dat u het product correct
gebruikt en de gespecificeerde periodieke in-
specties en onderhoud correct uitvoert vol-
gens de instructies in de gebruikershandlei-
ding, om een lang leven van het product te
verzekeren. Elke schade, veroorzaakt door
het niet volgen van deze instructies, valt niet
onder de garantie.
Sommige landen hanteren wetten of regels
die gebruikers verbieden het product mee te
nemen buiten het land van aankoop. Dit kan
het registreren van het product in het land
van bestemming onmogelijk maken. Daar-
naast kan de garantie in sommige gebieden
niet van toepassing zijn. Raadpleeg de dea-
ler waar het product is aangeschaft voor
meer informatie, indien u het product mee
wilt nemen naar een ander land.
Indien het gekochte product reeds was ge-
bruikt, neemt u contact op met uw dichtstbij-
zijnde dealer voor herregistratie en om recht
te krijgen op de aangegeven diensten.
NOTA:
De F2.5AMH, F4BMH, F5AMH, F6CMH en
de standaardaccessoires worden gebruikt
als basis voor de verklaringen en afbeeldin-
gen in deze handleiding. Daardoor kunnen
sommige onderdelen niet op ieder model van
toepassing zijn.
Belangrijke handleidingsinformatie

DMU25141
F2.5A, F4B, F5A, F6C
GEBRUIKERSHANDLEIDING
©2012 door Yamaha Motor Co., Ltd.
1e Uitgave, november 2012
Alle rechten voorbehouden.
Elke herdruk of onbevoegd gebruik
zonder de schriftelijke toelating van
Yamaha Motor Co., Ltd.
is uitdrukkelijk verboden.
Gedrukt in Frankrijk
Belangrijke handleidingsinformatie

Veiligheidsinformatie ...................... 1
Buitenboordmotorveiligheid ............ 1
Propeller ............................................. 1
Draaiende onderdelen ....................... 1
Hete onderdelen ................................ 1
Elektrische schokken ......................... 1
Motorstopschakelaarkoord ................. 1
Benzine .............................................. 1
Blootstelling aan en morsen van
benzine ........................................... 1
Koolmonoxide .................................... 2
Wijzigingen ......................................... 2
Scheepvaartveiligheid .................... 2
Alcohol en verdovende middelen ....... 2
Zwemvesten ....................................... 2
Mensen in het water ........................... 2
Passagiers ......................................... 2
Overladen .......................................... 3
Vermijd botsingen .............................. 3
Weersomstandigheden ...................... 3
Passagiersopleiding ........................... 3
Scheepvaartveiligheidspublicaties ..... 3
Wetten en voorschriften ..................... 3
Algemene informatie ....................... 4
Plaats voor
identificatienummers .................... 4
Buitenboordmotorserienummer ......... 4
EG-verklaring van
overeenstemming ....................... 4
EG label ......................................... 4
Lees handleidingen en labels ......... 6
Waarschuwingslabels ....................... 6
Waarschuwingslabels ....................... 9
Specificaties en vereisten ............. 12
Technische gegevens ................... 12
Installatievereisten ........................ 14
Vermogen paardenkracht boot ........ 14
De buitenboordmotor monteren ....... 14
Accuvereisten (F4B, F5A,
F6C) ........................................... 14
Propellerkeuze .............................. 15
Neutraalstartbeveiliging (F4B, F5A,
F6C) ........................................... 15
Motorolievereisten ........................ 15
Brandstofvereisten ........................ 16
Benzine ............................................ 16
Modderig of zuurrijk water ............ 17
Anti-fouling .................................... 17
Motorafdankingsvereisten ............ 17
Nooduitrusting .............................. 17
Componenten ................................. 18
Schematische voorstelling van de
componenten ............................. 18
Brandstoftank (ingebouwde
brandstoftank) ............................... 19
Brandstoftank (draagbare
brandstoftank) (F4B, F5A,
F6C) .............................................. 20
Brandstofkraan ................................. 20
Stuurhendel ..................................... 22
Schakelhendel ................................. 22
Gashendel ....................................... 23
Brandstofverbruiksindicator ............. 23
Gashendelfrictieafstelling ................. 24
Noodstopkoord en clip ..................... 24
Motorstopknop ................................ 25
Chokeknop voor trektype ................. 25
Kap van het
brandstofslangkoppelstuk (F4B,
F5A, F6C) ..................................... 26
Handgreep repeteerstarter ............... 26
Stuurfrictieafstelling .......................... 26
Trimstang (kantelpen) ...................... 27
Kantelvergrendelmechanisme (F4B,
F5A, F6C) ..................................... 27
Kantelsteunstang (F4B, F5A,
F6C) .............................................. 28
Kantelsteunhendel (F2.5A) .............. 28
Motorkapvergrendelhendel .............. 28
Draaghendel .................................... 29
Installatie ........................................ 30
Installatie ...................................... 30
De buitenboordmotor monteren ....... 30
Vastklemmen van de
buitenboordmotor ......................... 32
Werking ........................................... 34
Eerste gebruik .............................. 34
De motor met motorolie vullen ......... 34
Inlopen van de motor ....................... 34
Inhoud

Leer uw boot kennen ....................... 34
Controleert voordat de motor wordt
gestart ........................................ 34
Brandstofpeil .................................... 35
Verwijderen van de motorkap .......... 35
Brandstofsysteem ............................ 35
Bedieningselementen ...................... 36
Noodstopkoord ................................. 36
Motorolie .......................................... 37
Motor ................................................ 38
Installeren van de motorkap ............. 38
Brandstof bijvullen ........................ 39
De motor gebruiken ...................... 41
Brandstof toevoeren ......................... 42
Starten van de motor ....................... 44
Controles na het starten van de
motor ......................................... 47
Koelwater ......................................... 47
De motor laten warmdraaien ........ 48
Warmdraaien ................................... 48
Controles na het warmdraaien van
de motor .................................... 48
Schakelen ........................................ 48
Stopschakelaars .............................. 48
Schakelen ..................................... 48
De boot stoppen (F2.5A) .............. 50
De boot stoppen (F4B, F5A,
F6C) ........................................... 50
Motor uitschakelen ....................... 50
Procedure ........................................ 50
De buitenboordmotor trimmen ...... 52
Afstellen van de trimhoek bij modellen
met een handbediend
kantelmechanisme ........................ 53
Boottrim instellen ............................. 54
Naar boven en naar beneden
kantelen ..................................... 54
Procedure voor het naar boven
kantelen ........................................ 55
Procedure voor het naar beneden
kantelen ........................................ 57
Ondiep water (F4B, F5A, F6C) ..... 58
Varen in ondiep water ...................... 58
Varen in andere
omstandigheden ........................ 59
Onderhoud ..................................... 60
Vervoeren en opbergen van de
buitenboordmotor ...................... 60
De buitenboordmotor transporteren/
demonteren .................................. 61
Opbergen van de
buitenboordmotor ......................... 63
Procedure ........................................ 64
Smering ............................................ 68
Reiniging van de
buitenboordmotor ........................ 68
Controleren van geverfd oppervlak
van de buitenboordmotor .............. 69
Periodiek onderhoud .................... 69
Vervangingsonderdelen ................... 69
Zware gebruiksomstandigheden ...... 69
Onderhoudsschema 1 ...................... 70
Onderhoudsschema 2 ...................... 71
Smeren ............................................ 72
Reiniging en afstelling van de
bougie ........................................... 74
Controleren van de brandstoffilter
(F2.5A) .......................................... 75
Controleren van de brandstoffilter
(F4B, F5A, F6C) ........................... 75
Controle van het
vrijlooptoerental ............................ 75
Motorolie verversen ......................... 75
Aansluitstuk en kabel
controleren .................................... 79
De propeller controleren .................. 79
De propeller verwijderen .................. 80
De propeller installeren .................... 80
Verversen van tandwielolie .............. 81
Onderzoeken en vervangen van de
anode (extern) .............................. 82
Herstellen van defecten ................ 83
Problemen verhelpen ................... 83
Tijdelijke handeling in een
noodgeval .................................. 85
Impact schade .................................. 85
De starter werkt niet ......................... 86
Noodstart ......................................... 86
Inhoud

Behandeling van ondergedompelde
motor ......................................... 91
Inhoud

DMU33622
Buitenboordmotorveiligheid
Neem deze voorzorgsmaatregelen te allen
tijde in acht.
DMU36501
Propeller
Personen kunnen gewond raken of gedood
worden wanneer ze in contact komen met de
propeller. De propeller kan blijven bewegen
wanneer de motor in neutraal staat, en de
scherpe randen van de propeller kunnen ook
snijwonden veroorzaken terwijl de propeller
stilstaat.
●
Schakel de motor uit wanneer er zich een
persoon vlakbij de boot in het water be-
vindt.
●
Houd mensen uit de buurt van de propeller,
zelfs wanneer de motor niet draait.
DMU33630
Draaiende onderdelen
Handen, voeten, haar, juwelen, kledingstuk-
ken, zwemvestriempjes enz. kunnen worden
gegrepen door de inwendige draaiende on-
derdelen van de motor, met ernstige verwon-
dingen of de dood tot gevolg.
Verwijder de motorkap nooit als het niet echt
nodig is. Verwijder of installeer de motorkap
nooit terwijl de motor draait.
Laat de motor uitsluitend zonder motorkap
draaien met inachtneming van de specifieke
instructies in de handleiding. Houd uw han-
den, voeten, haar, juwelen, kledingstukken,
zwemvestriempjes enz. uit de buurt van
eventuele blootliggende bewegende onder-
delen.
DMU33640
Hete onderdelen
Tijdens en na de werking zijn bepaalde mo-
toronderdelen heet genoeg om brandwon-
den te veroorzaken. Vermijd iedere aanra-
king met onderdelen onder de motorkap tot
de motor is afgekoeld.
DMU33650
Elektrische schokken
Raak geen elektrische onderdelen aan bij het
starten van de motor of terwijl de motor
draait. Ze kunnen schokken of elektrocutie
veroorzaken.
DMU33671
Motorstopschakelaarkoord
Bevestig de motorstopschakelaarkoord zo
dat de motor stopt wanneer de gebruiker
overboord valt of de stuurhendel verlaat. Dat
om te voorkomen dat de boot stuurloos ver-
der vaart en mensen achterlaat, of over men-
sen of voorwerpen vaart.
Bevestig de motorstopschakelaarkoord tij-
dens het gebruik van de motor altijd op een
veilige plaats aan uw kleding, of aan uw arm
of been. Maak ze niet los om de stuurhendel
te verlaten terwijl de boot vaart. Bevestig de
koord niet aan een kledingstuk dat los zou
kunnen scheuren, en leid de koord niet langs
punten waar ze verstrikt kan raken, zodat ze
haar functie niet langer vervult.
Leid de koord niet langs plaatsen waar de
kans groot is dat er per ongeluk aan wordt
getrokken. Als er aan de koord wordt getrok-
ken tijdens het varen, wordt de motor uitge-
schakeld en kunt u de boot niet meer bestu-
ren. De boot zou snel kunnen vertragen,
waardoor passagiers en voorwerpen voor-
waarts worden geslingerd.
DMU33810
Benzine
Benzine en benzinedampen zijn uiterst
brandbaar en explosief. Volg voor het tan-
ken steeds de procedure op pagina 41 om
het risico van brand en explosie zo klein mo-
gelijk te houden.
DMU33820
Blootstelling aan en morsen van ben-
zine
Mors geen benzine. Als u toch benzine
morst, veeg hem dan onmiddellijk op met
Veiligheidsinformatie
1

droge doeken. Werp de doeken weg zoals
het hoort.
Mocht er benzine op uw huid terechtkomen,
verwijder die dan onmiddellijk met zeep en
water. Trek andere kleren aan als er benzine
op uw kleren terecht is gekomen.
Raadpleeg onmiddellijk een arts als u benzi-
ne hebt ingeslikt, heel veel benzinedamp
hebt ingeademd of benzine in de ogen hebt
gekregen. Tracht nooit brandstof over te he-
velen door ze aan te zuigen met uw mond.
DMU33900
Koolmonoxide
Dit product stoot uitlaatgassen uit die kool-
monoxide bevatten, een kleur- en geurloos
gas dat hersenschade of de dood van ver-
oorzaken bij inademing. Symptomen van
koolmonoxidevergiftiging zijn onder meer
misselijkheid, duizeligheid en slaperigheid.
Zorg ervoor dat cockpit en cabine altijd goed
geventileerd zijn. Vermijd het blokkeren van
uitlaatopeningen.
DMU33780
Wijzigingen
Tracht geen wijzigingen aan te brengen aan
deze buitenboordmotor. Wijzigingen aan uw
buitenboordmotor kunnen de veiligheid en
betrouwbaarheid aantasten, en de buiten-
boordmotor onveilig of onwettig voor gebruik
maken.
DMU33740
Scheepvaartveiligheid
Dit hoofdstuk bevat enkele van vele belang-
rijke veiligheidsvoorschriften die u dient na te
leven tijdens het varen.
DMU33710
Alcohol en verdovende middelen
Ga nooit uit varen na het drinken van alcohol
of het innemen van verdovende middelen.
Intoxicatie is een van de voornaamste facto-
ren die bijdragen tot dodelijke ongevallen op
het water.
DMU33720
Zwemvesten
Zorg dat u een goedgekeurd zwemvest aan
boord hebt voor elke passagier. Yamaha
raadt u aan altijd een zwemvest te dragen
wanneer u gaat varen. Kinderen en niet-
zwemmers moeten in ieder geval altijd een
zwemvest dragen, en iedereen moet een
zwemvest dragen wanneer de vaaromstan-
digheden gevaarlijk zijn of kunnen worden.
DMU33731
Mensen in het water
Kijk altijd zorgvuldig uit voor mensen in het
water, zoals zwemmers, waterskiërs of dui-
kers, telkens wanneer de motor draait. Wan-
neer er zich iemand in het water bevindt vlak-
bij de boot, schakelt u in neutraal en legt u de
motor stil.
Blijf uit de buurt van zwemzones. Zwemmers
kunnen moeilijk zichtbaar zijn.
De propeller kan blijven draaien, zelfs wan-
neer de motor in neutraal staat. Schakel de
motor uit wanneer er zich een persoon vlakbij
de boot in het water bevindt.
DMU33751
Passagiers
Raadpleeg de instructies van uw bootfabri-
kant voor informatie over de aangewezen
passagiersplaatsen in uw boot en vergewis u
ervan dat alle passagiers veilig plaats heb-
ben genomen alvorens te accelereren en
wanneer de motor sneller draait dan met het
stationair toerental. Staan of zitten op niet
aangewezen plaatsen kan ervoor zorgen dat
men overboord wordt geslingerd of in de boot
valt ten gevolge van golven, kielzog of plotse
snelheids- of richtingsveranderingen. Zelfs
wanneer iedereen correct plaats heeft geno-
men in de boot, dient u uw passagiers te
waarschuwen wanneer u een ongewoon ma-
noeuvre dient te maken. Tracht opspringen-
de golven en kielzog steeds te vermijden.
Veiligheidsinformatie
2

DMU33760
Overladen
De boot mag nooit worden overladen. Kijk op
de bootcapaciteitsplaat of raadpleeg de boot-
fabrikant voor het toegestane maximumge-
wicht en maximumaantal passagiers. Zorg
ervoor dat het gewicht naar behoren over de
boot is verdeeld in overeenstemming met de
instructies van de bootfabrikant. Het overla-
den of verkeerd verdelen van het gewicht
over de boot kan de bestuurbaarheid van de
boot in het gedrang brengen en leiden tot on-
gevallen, kapseizen of vollopen.
DMU33772
Vermijd botsingen
Wees voortdurend op de uitkijk voor mensen,
voorwerpen en andere boten. Wees op uw
hoede voor omstandigheden die de zicht-
baarheid beperken of uw zicht blokkeren.
ZMU06025
Stuur defensief met een veilige snelheid en
houd voldoende afstand van mensen, voor-
werpen en andere boten.
●
Vaar niet op korte afstand achter andere
boten of waterskiërs.
●
Vermijd scherpe bochten of andere ma-
noeuvres die het anderen moeilijk maken
om u te ontwijken of te voorspellen waar u
heen gaat.
●
Vermijd gebieden met gezonken voorwer-
pen of ondiep water.
●
Ken uw grenzen en vermijd agressieve
manoeuvres om het risico op controlever-
lies en botsingen te vermijden en om te
vermijden dat u uit het vaartuig wordt ge-
slingerd.
●
Reageer tijdig om botsingen te vermijden.
Vergeet niet dat boten geen remmen heb-
ben en dat het afzetten van de motor of het
verminderen van de stuwkracht de wen-
baarheid kunnen verminderen. Als u niet
zeker bent dat u op tijd kunt stoppen om
een voorwerp te ontwijken, geef dan gas
bij en stuur in een andere richting.
DMU33790
Weersomstandigheden
Zorg dat u op de hoogte bent van het weer-
bericht. Controleer de weersvoorspellingen
alvorens uit te varen. Ga beter niet uit varen
in gevaarlijk weer.
DMU33880
Passagiersopleiding
Zorg ervoor dat ten minste één andere pas-
sagier opgeleid is in het besturen van de boot
in geval van nood.
DMU33890
Scheepvaartveiligheidspublicaties
Informeer u over de scheepvaartveiligheids-
voorschriften. Bijkomende publicaties en in-
formatie kunt u bekomen bij heel wat scheep-
vaartorganisaties.
DMU33600
Wetten en voorschriften
Leer de scheepvaartwetten en -reglementen
die gelden op de plaats waar u gaat varen,
en leef deze na. Er gelden verschillende re-
gels naar gelang van de geografische plaats,
maar in wezen zijn ze allemaal gelijk aan de
Internationale Scheepvaartregels.
Veiligheidsinformatie
3

DMU25171
Plaats voor identificatienum-
mers
DMU25184
Buitenboordmotorserienummer
Het serienummer van de buitenboordmotor
staat vermeld op het label op de bakboord-
zijde van de klembeugel.
Noteer uw buitenboordmotorserienummer in
de daartoe voorziene ruimten om op te geven
bij het bestellen van wisselstukken bij uw
Yamaha-dealer of als referentie in geval uw
buitenboordmotor wordt gestolen.
F2.5A
1. Buitenboordmotorserienummerlocatie
F4B, F5A, F6C
ZMU06705
1
1. Buitenboordmotorserienummerlocatie
DMU37291
EG-verklaring van overeen-
stemming
Deze buitenboordmotor voldoet aan bepaal-
de gedeelten van de Europese richtlijnen in-
zake machines.
Iedere conforme buitenboordmotor wordt ge-
leverd met de EG-verklaring van overeen-
stemming. De EG-verklaring van overeen-
stemming bevat de volgende informatie:
●
Naam van de motorfabrikant
●
Modelnaam
●
Productcode van model (goedgekeurde
modelcode)
●
Code van nageleefde richtlijnen
DMU25205
EG label
Buitenboordmotoren met dit “CE”-label vol-
doen aan de richtlijnen van; 98/37/EG,
94/25/EG - 2003/44/EG en 2004/108/EG.
F2.5A
1. Positie van het CE-label
Algemene informatie
4

F4B, F5A, F6C
ZMU06712
1
1. Positie van het CE-label
ZMU06304
Algemene informatie
5

DMU33523
Lees handleidingen en labels
Alvorens deze buitenboordmotor te bedienen of eraan te werken:
●
Lees deze handleiding.
●
Lees eventueel bij de boot geleverde handleidingen.
●
Lees alle labels op de buitenboordmotor en de boot.
Voor eventuele bijkomende informatie kunt u terecht bij uw Yamaha-dealer.
DMU33832
Waarschuwingslabels
Als deze labels beschadigd zijn of ontbreken, neem dan contact op met uw Yamaha-dealer
voor vervanglabels.
F2.5A
Algemene informatie
6

ZMU05811
1 2
3
DMU33922
Inhoud van de labels
De bovenstaande waarschuwingslabels be-
tekenen het volgende.
1
DWM01701
Benzine is uiterst brandbaar en explosief.
Schakel de motor uit alvorens te tanken.
Draai de tankdop en ontluchtingsschroef
goed vast wanneer ze niet worden ge-
bruikt.
2
DWM01681
●
Houd handen, haar en kledingstukken
uit de buurt van draaiende onderdelen
terwijl de motor draait.
●
Bij het starten of terwijl de motor draait
mag u geen elektrische onderdelen aan-
raken of verwijderen.
3
DWM01711
●
Lees de handleiding en de labels.
●
Draag een goedgekeurd zwemvest.
●
Vergewis u ervan dat de schakelhendel
in neutraal staat alvorens de motor te
starten.
Algemene informatie
7

DMU35132
Symbolen
De volgende symbolen betekenen het vol-
gende.
Let op/Waarschuwing
ZMU05696
Lees de gebruikershandleiding
ZMU05664
Gevaar veroorzaakt door constante draaiing
ZMU05665
Elektrisch gevaar
ZMU05666
Algemene informatie
8

DMU42710
Waarschuwingslabels
Als deze labels beschadigd zijn of ontbreken, neem dan contact op met uw Yamaha-dealer
voor vervanglabels.
F4B, F5A, F6C
4
3
1
2
ZMU06795
Algemene informatie
9

ZMU07405
1 2
3 4
DMU42760
Inhoud van de labels
De bovenstaande waarschuwingslabels be-
tekenen het volgende.
1
DWM01691
Bij een noodstart is er geen neutraal-start-
beveiliging. Vergewis u ervan dat de scha-
kelhendel in neutraal staat alvorens de
motor te starten.
2
DWM01681
●
Houd handen, haar en kledingstukken
uit de buurt van draaiende onderdelen
terwijl de motor draait.
●
Bij het starten of terwijl de motor draait
mag u geen elektrische onderdelen aan-
raken of verwijderen.
3
DWM01671
●
Lees de handleiding en de labels.
●
Draag een goedgekeurd zwemvest.
●
Bevestig de uitschakelkoord (seizing)
aan uw zwemvest, uw arm of uw been
Algemene informatie
10

zodat de motor stopt wanneer u de
stuurhendel per ongeluk verlaat, om te
voorkomen dat de boot op hol kan
slaan.
4
DWM01701
Benzine is uiterst brandbaar en explosief.
Schakel de motor uit alvorens te tanken.
Draai de tankdop en ontluchtingsschroef
goed vast wanneer ze niet worden ge-
bruikt.
DMU42750
Symbolen
De volgende symbolen betekenen het vol-
gende.
Opgelet/Waarschuwing
ZMU05696
Lees de gebruikershandleiding
ZMU05664
Gevaar veroorzaakt door constante draaiing
ZMU05665
Elektrisch gevaar
ZMU05666
Algemene informatie
11

DMU38091
Technische gegevens
NOTA:
“(AL)” in de specificatiegegevens hieronder
betekent dat de geïnstalleerde propeller van
aluminium is.
DMU2821K
Maat:
Totale lengte:
F2.5AMH 623 mm (24.5 in)
F4BMH 750 mm (29.5 in)
F5AMH 750 mm (29.5 in)
F6CMH 750 mm (29.5 in)
Totale breedte:
F2.5AMH 345 mm (13.6 in)
F4BMH 333 mm (13.1 in)
F5AMH 333 mm (13.1 in)
F6CMH 333 mm (13.1 in)
Totale hoogte S:
F2.5AMH 1021 mm (40.2 in)
F4BMH 1040 mm (40.9 in)
F5AMH 1040 mm (40.9 in)
F6CMH 1040 mm (40.9 in)
Totale hoogte L:
F2.5AMH 1148 mm (45.2 in)
F4BMH 1168 mm (46.0 in)
F5AMH 1168 mm (46.0 in)
F6CMH 1168 mm (46.0 in)
Spiegel hoogte S:
F2.5AMH 432 mm (17.0 in)
F4BMH 440 mm (17.3 in)
F5AMH 440 mm (17.3 in)
F6CMH 440 mm (17.3 in)
Spiegel hoogte L:
F2.5AMH 559 mm (22.0 in)
F4BMH 568 mm (22.4 in)
F5AMH 568 mm (22.4 in)
F6CMH 568 mm (22.4 in)
Gewicht (AL) S:
F2.5AMH 17.0 kg (37 lb)
F4BMH 27.0 kg (60 lb)
F5AMH 27.0 kg (60 lb)
F6CMH 27.0 kg (60 lb)
Gewicht (AL) L:
F2.5AMH 17.0 kg (37 lb)
F4BMH 28.0 kg (62 lb)
F5AMH 28.0 kg (62 lb)
F6CMH 28.0 kg (62 lb)
Prestatie:
Volle-gas bedrijfsbereik:
F2.5AMH 5250–5750 omw/min
F4BMH 4000–5000 omw/min
F5AMH 4500–5500 omw/min
F6CMH 4500–5500 omw/min
Maximum uitgangsvermogen:
F2.5AMH 1.8 kWbij5500 omw/min (2.5
PKbij5500 omw/min)
F4BMH 2.9 kWbij4500 omw/min (4
PKbij4500 omw/min)
F5AMH 3.7 kWbij5000 omw/min (5
PKbij5000 omw/min)
F6CMH 4.4 kWbij5000 omw/min (6
PKbij5000 omw/min)
Vrijlooptoerental (in neutraal):
F2.5AMH 1900 ±100 omw/min
F4BMH 1500 ±50 omw/min
F5AMH 1500 ±50 omw/min
F6CMH 1500 ±50 omw/min
Motor:
Type:
4-takt S
Slag:
F2.5AMH 72.0 cm³
F4BMH 139.0 cm³
F5AMH 139.0 cm³
F6CMH 139.0 cm³
Specificaties en vereisten
12

Boring × slag:
F2.5AMH 54.0 × 31.5 mm (2.13 × 1.24
in)
F4BMH 62.0 × 46.0 mm (2.44 × 1.81 in)
F5AMH 62.0 × 46.0 mm (2.44 × 1.81 in)
F6CMH 62.0 × 46.0 mm (2.44 × 1.81 in)
Ontstekingssysteem:
F2.5AMH TCI
F4BMH CDI
F5AMH CDI
F6CMH CDI
Bougie (NGK):
F2.5AMH BR6HS
F4BMH CR6HSB
F5AMH CR6HSB
F6CMH CR6HSB
Electrode afstand bougie:
0.6–0.7 mm (0.024–0.028 in)
Besturingssysteem:
Stuurhendel
Startsysteem:
Manuele
Carburateur met start systeem:
Chokeklep
Klepspeling (koude motor) IL:
0.08–0.12 mm (0.0032–0.0047 in)
Klepspeling (koude motor) UL:
0.08–0.12 mm (0.0032–0.0047 in)
Aandrijvingseenheid:
Tandwielposities:
F2.5AMH Vooruit - Neutraal
F4BMH Vooruit - Neutraal - Achteruit
F5AMH Vooruit - Neutraal - Achteruit
F6CMH Vooruit - Neutraal - Achteruit
Overbrengingsverhouding:
2.08(27/13)
Trim- en kantelsysteem:
Handbediend kantelsysteem
Propellermerkteken:
F2.5AMH BS
F4BMH BA
F5AMH BA
F6CMH BA
Brandstof en olie:
Aanbevolen brandstof:
Normale loodvrije benzine
Min. research octaangetal:
90
Brandstoftankinhoud (ingebouwd type):
F2.5AMH 0.9 L (0.24 US gal,
0.20 Imp.gal)
F4BMH 1.1 L (0.29 US gal,
0.24 Imp.gal)
F5AMH 1.1 L (0.29 US gal,
0.24 Imp.gal)
F6CMH 1.1 L (0.29 US gal,
0.24 Imp.gal)
Aanbevolen motorolie:
4-takt motorolie
Aanbevolen motorolieklasse 1:
SAE 10W-30/10W-40/5W-30
API SE/SF/SG/SH/SJ/SL
Motoroliehoeveelheid:
F2.5AMH 0.4 L (0.42 US qt, 0.35 Imp.qt)
F4BMH 0.6 L (0.63 US qt, 0.53 Imp.qt)
F5AMH 0.6 L (0.63 US qt, 0.53 Imp.qt)
F6CMH 0.6 L (0.63 US qt, 0.53 Imp.qt)
Smering:
F2.5AMH Spatsmering
F4BMH Oliecarter
F5AMH Oliecarter
F6CMH Oliecarter
Aanbevolen tandwielolie:
Tandwielkastolie (SAE 90)
Specificaties en vereisten
13

Tandwieloliehoeveelheid:
F2.5AMH 0.075 L (0.079 US qt,
0.066 Imp.qt)
F4BMH 0.100 L (0.106 US qt,
0.088 Imp.qt)
F5AMH 0.100 L (0.106 US qt,
0.088 Imp.qt)
F6CMH 0.100 L (0.106 US qt,
0.088 Imp.qt)
Aanspankoppel:
Bougie:
F2.5AMH 25.0 Nm (2.55 kgf-m, 18.4 ft-
lb)
F4BMH 13.0 Nm (1.33 kgf-m, 9.6 ft-lb)
F5AMH 13.0 Nm (1.33 kgf-m, 9.6 ft-lb)
F6CMH 13.0 Nm (1.33 kgf-m, 9.6 ft-lb)
Motorolieaftapbout:
18.0 Nm (1.84 kgf-m, 13.3 ft-lb)
Geluids- en trillingsniveau:
Operatorgeluidsdrukniveau (ICOMIA
39/94 en 40/94):
F2.5AMH 80.9 dB(A)
F4BMH 77.5 dB(A)
F5AMH 77.5 dB(A)
F6CMH 77.5 dB(A)
Trilling in stuurhendel (ICOMIA 38/94):
F2.5AMH 3.8 m/s²
F4BMH 5.5 m/s²
F5AMH 5.5 m/s²
F6CMH 5.5 m/s²
DMU33554
Installatievereisten
DMU33564
Vermogen paardenkracht boot
DWM01560
Een boot te krachtig aandrijven kan ern-
stige instabiliteit veroorzaken.
Controleer voor het plaatsen van de buiten-
boordmotor(en) of de totale paardenkrachten
van uw buitenboordmotor(en) niet het maxi-
male paardenkracht vermogen van de boot
overschrijdt. Zie de capaciteitsplaat van de
boot of neem contact op met de fabrikant.
DMU43000
De buitenboordmotor monteren
F2.5A
DWM01570
●
Een verkeerde montage van de buiten-
boordmotor kan tot gevaarlijke omstan-
digheden leiden, zoals een gebrekkige
bestuurbaarheid, verlies van controle
of brand.
●
Aangezien de motor zeer zwaar is, is
speciale uitrusting en opleiding vereist
om hem veilig te monteren.
Uw dealer of een andere persoon met erva-
ring in het optuigen van boten moet de motor
monteren met behulp van de correcte appa-
ratuur en de complete optuiginstructies. Voor
meer informatie, zie pagina 30.
F4B, F5A, F6C
DWM02430
Een verkeerde montage van de buiten-
boordmotor kan tot gevaarlijke omstan-
digheden leiden, zoals een gebrekkige be-
stuurbaarheid, verlies van controle of
brand. Als u er niet in slaagt de buiten-
boordmotor correct te installeren, dient u
een Yamaha-dealer te raadplegen.
Het optillen en monteren van de buitenboord-
motor moet door twee mensen worden uit-
gevoerd. Voor meer informatie, zie pagina
30.
DMU40051
Accuvereisten (F4B, F5A, F6C)
Bij het installeren van een batterij moet de
lichtspoelkit worden geïnstalleerd. Raad-
pleeg uw Yamaha-dealer voor het installeren
van de batterij en de lichtspoelkit.
Specificaties en vereisten
14

Aanbevolen motorolie:
4-takt motorolie
Aanbevolen motorolieklasse 1:
SAE 10W-30/10W-40/5W-30
API SE/SF/SG/SH/SJ/SL
Aanbevolen motorolieklasse 2:
SAE 15W-40/20W-40/20W-50
API SH/SJ/SL
Motoroliehoeveelheid:
F2.5AMH 0.4 L (0.42 US qt,
0.35 Imp.qt)
F4BMH 0.6 L (0.63 US qt, 0.53 Imp.qt)
F5AMH 0.6 L (0.63 US qt, 0.53 Imp.qt)
F6CMH 0.6 L (0.63 US qt, 0.53 Imp.qt)
Wanneer de onder Aanbevolen motorolie ty-
pe 1 vermelde olietypes niet beschikbaar
zijn, selecteert u een alternatief olietype ver-
meld onder motorolie type 2.
Aanbevolen motorolie type 1
ZMU06854
122˚F
50˚C
104
40
86
30
68
SAE API
SE
SF
SG
SH
SJ
SL
20
50
10
32
0
14
-10
-4
-20
10W–30
10W–40
5W–30
Aanbevolen motorolie type 2
ZMU06855
122˚F
50˚C
104
40
86
30
68
SAE API
SH
SJ
SL
20
50
10
32
0
14
-10
-4
-20
15W–40
20W–40
20W–50
DMU36360
Brandstofvereisten
DMU40201
Benzine
Gebruik een benzine van goede kwaliteit met
het vereiste minimumoctaangetal. Als de
motor geklop of gepingel begint te vertonen,
gebruik dan een ander merk benzine of lood-
vrije superbenzine.
Aanbevolen brandstof:
Normale loodvrije benzine
Min. research octaangetal:
90
DCM01981
●
Gebruik geen loodhoudende benzine.
Loodhoudende benzine kan de motor
ernstig beschadigen.
●
Zorg dat er geen water en vuil in de
brandstoftank terechtkomen. Verontrei-
nigde brandstof kan de prestaties van
de motor aantasten of motorschade
veroorzaken. Gebruik uitsluitend verse
benzine die zuivere bussen werd be-
waard.
Gasohol
Er bestaan twee types gasohol: gasohol met
ethanol (E10) en gasohol met methanol.
Ethanol kan worden gebruikt als het ethanol-
gehalte niet meer dan 10% bedraagt en de
brandstof voldoet aan de minimumoctaange-
tallen. E85 is een brandstof die 85% ethanol
bevat en die niet mag worden gebruikt in uw
buitenboordmotor. Alle ethanolmengsels die
meer dan 10% ethanol bevatten, kunnen
schade aan het brandstofsysteem of motor-
start- en -bedrijfsproblemen veroorzaken.
Yamaha ontraadt het gebruik van gasohol
met methanol omdat die schade kan veroor-
Specificaties en vereisten
16

zaken aan het brandstofsysteem of de mo-
torprestaties kan aantasten.
Het verdient aanbeveling een waterafschei-
dende scheepsbrandstoffilter (minimum 10
micron) te installeren tussen de brandstof-
tank en de buitenboordmotor van uw boot
wanneer u ethanol gebruikt. Van ethanol is
geweten dat het de absorptie van vocht in
brandstoftanks en -systemen van boten be-
vordert. Vocht in de brandstof kan leiden tot
corrosie van metalen brandstofsysteemon-
derdelen en tot start- en werkingsproblemen
en extra onderhoud van het brandstofsys-
teem noodzakelijk maken.
DMU36880
Modderig of zuurrijk water
Yamaha raadt ten zeerste aan de optionele
verchroomde waterpompkit te laten installe-
ren door uw dealer als u de buitenboordmo-
tor in modderig of zuurrijk water moet gebrui-
ken. Afhankelijk van het model is dat echter
misschien niet nodig.
DMU36330
Anti-fouling
Een zuivere romp verbetert de prestaties van
de boot. De onderzijde van de boot moet zo-
veel mogelijk vrij worden gehouden van aan-
groeiing. Indien nodig kan de onderzijde van
de boot worden bestreken met een voor uw
streek goedgekeurde anti-fouling ter voorko-
ming van aangroeiing.
Gebruik geen anti-fouling die koper of grafiet
bevat. Dergelijke verven kunnen het roesten
van de motor bespoedigen.
DMU36341
Motorafdankingsvereisten
Dank de motor nooit op een illegale manier
af. Yamaha raadt u aan uw dealer te raad-
plegen in verband met het afdanken van de
motor.
DMU36352
Nooduitrusting
Houd de volgende items aan boord voor het
geval u motorpech krijgt.
●
Een gereedschapskit met verschillende
schroevendraaiers, tangen, sleutels (inclu-
sief metrieke maten) en isolatietape.
●
Waterdichte zaklamp met extra batterijen.
●
Een extra motorstopschakelaarkoord met
clip.
●
Reserveonderdelen, zoals een extra set
bougies.
Raadpleeg uw Yamaha-dealer voor details.
Specificaties en vereisten
17

DMU2579Y
Schematische voorstelling van de componenten
NOTA:
* Kan eventueel lichtjes verschillen van de afbeelding; behoort mogelijk ook niet tot de stan-
daarduitrusting van alle modellen (bestellen bij dealer).
F2.5A
1. Motorkap
2. Motorkapvergrendelhendel(s)
3. Draaghendel
4. Stuurfrictieafstelinrichting
5. Anti-cavitatieplaat
6. Propeller*
7. Koelwaterinlaat
8. Trimstang
9. Klembeugel
10.Stuurhendel
11.Ontluchtingsschroef
12.Brandstoftankkap
13.Handgreep repeteerstarter
14.Gashendelfrictieafstelling
15.Motorstopknop/Motoruitschakelaar
16.Knevelbout
17.Veiligheidskabelbevestiging
18.Schakelinrichtinghendel
19.Chokeknop
Componenten
18

F4B, F5A, F6C
ZMU06715
1
2
3
11
12
13
15
14
21 19 18
20 16
17
22
23
24
25
4
5
6
8
7
9
10
1. Motorkap
2. Motorkapvergrendelhendel
3. Draaghendel
4. Anti-cavitatieplaat
5. Propeller*
6. Koelwaterinlaat
7. Trimstang
8. Klembeugel
9. Stuurfrictieafstelinrichting
10.Brandstoftankkap
11.Ontluchtingsschroef
12.Handgreep repeteerstarter
13.Gashendelfrictieafstelling
14.Stuurhendel
15.Gashendelgreep
16.Brandstofleiding koppelstuk
17.Kap van brandstofleidingkoppelstuk
18.Brandstofkraan
19.Noodstopkoord
20.Motorstopknop/Motoruitschakelaar
21.Chokeknop
22.Knevelbout
23.Veiligheidskabelbevestiging
24.Kantelsteunstang
25.Schakelinrichtinghendel
DMU39543
Brandstoftank (ingebouwde brand-
stoftank)
Deze buitenboordmotor is uitgerust met een
ingebouwde brandstoftank en zijn onderde-
len zijn als volgt.
Benzinetankdop
Deze dop sluit de brandstoftank af. Wanneer
hij wordt verwijderd, kan de tank met brand-
stof worden gevuld. Om de dop te verwijde-
ren moet hij tegen de wijzers van de klok in
worden gedraaid.
Componenten
19

Ontluchtingsschroef
Deze schroef bevindt zich op de brandstof-
tankdop. Om ze los te draaien moet ze tegen
de wijzers van de klok in worden gedraaid.
F2.5A
3
1
2
ZMU07357
1. Ontluchtingsschroef
2. Brandstoftankkap
3. Ingebouwde brandstoftank
F4B, F5A, F6C
ZMU06717
1
2
3
1. Ontluchtingsschroef
2. Brandstoftankkap
3. Ingebouwde brandstoftank
DMU39355
Brandstoftank (draagbare brandstof-
tank) (F4B, F5A, F6C)
Dit model kan worden uitgerust met een op-
tionele draagbare brandstoftank. De brand-
stoftank bestaat uit de volgende onderdelen.
Benzinetankdop
Deze dop sluit de brandstoftank af. Wanneer
hij wordt verwijderd, kan de tank met brand-
stof worden gevuld. Om de dop te verwijde-
ren moet hij tegen de wijzers van de klok in
worden gedraaid.
Ontluchtingsschroef
Deze schroef bevindt zich op de brandstof-
tankdop. Om ze los te draaien moet ze tegen
de wijzers van de klok in worden gedraaid.
Brandstofleidingkoppelstuk
Dit koppelstuk wordt gebruikt om de brand-
stofleiding aan te sluiten.
Brandstofmeter
Deze meter bevindt zich op de tankdop of op
de basis van het brandstofleidingkoppelstuk.
Hij toont de benaderende hoeveelheid reste-
rende brandstof in de tank.
ZMU01992
32
4 1
1. Ontluchtingsschroef
2. Brandstofmeter
3. Brandstofleiding koppelstuk
4. Brandstoftankkap
DWM00020
De brandstoftank die bij de motor wordt
bijgeleverd, is het brandstofreservoir van
de motor en mag niet worden gebruikt als
een container om brandstof in op te slaan.
Commerciële gebruikers moeten voldoen
aan de van toepassing zijnde licentie- of
goedkeuringsvoorschriften.
DMU42990
Brandstofkraan
F2.5A
De brandstofkraan sluit de brandstoftoevoer
van de brandstoftank naar de motor af.
Componenten
20

1. Brandstofkraan
F4B, F5A, F6C
De brandstofkraan sluit de brandstoftoevoer
van de brandstoftank naar de motor af.
De brandstofkraan heeft 3 posities: de ge-
sloten stand, de stand voor een ingebouwde
brandstoftank en de stand voor een draag-
bare brandstoftank. Afhankelijk van hoe de
buitenboordmotor zal worden gebruikt, zet u
de brandstofkraan in de gepaste stand aan-
gegeven op het label dat op de buitenboord-
motor werd bevestigd.
ZMU06880
1
3
24
1. Brandstofkraan
2. Gesloten stand
3. Stand voor ingebouwde brandstoftank
4. Stand voor draagbare brandstoftank
DMU42800
Sluiten
F2.5A
Om de brandstoftoevoer naar de motor af te
sluiten, moet de hendel of de knop in de ge-
sloten stand worden gezet.
Zet de hendel of de knop altijd in de gesloten
stand wanneer de motor niet draait.
1. Gesloten stand
F4B, F5A, F6C
Om de brandstofstroom van de brandstof-
tank naar de carburateur te stoppen, zet u de
brandstofkraan in de gesloten stand.
Wanneer de motor niet draait, dient u de
brandstofkraan altijd in de gesloten stand te
zetten.
ZMU06883
1
2
1. Brandstofkraan
2. Gesloten stand
DMU42810
Openen
F2.5A
Als de hendel/knop in die stand staat,
stroomt er brandstof naar de carburateur.
Wanneer de hendel/knop in deze stand staat,
draait de motor normaal.
Componenten
21

1. Open stand
F4B, F5A, F6C
Om brandstof van de brandstoftank naar de
carburateur te laten stromen, zet u de brand-
stofkraan in de stand voor de ingebouwde
brandstoftank of in de stand voor de draag-
bare brandstoftank, afhankelijk van welke
tank u gebruikt.
Wanneer u de ingebouwde brandstoftank ge-
bruikt, zet u de brandstofkraan in de stand
voor een ingebouwde brandstoftank.
Wanneer u een draagbare brandstoftank ge-
bruikt, zet u de brandstofkraan in de stand
voor een draagbare brandstoftank.
ZMU06882
1
2
3
1. Brandstofkraan
2. Stand voor ingebouwde brandstoftank
3. Stand voor draagbare brandstoftank
DMU25913
Stuurhendel
Om van richting te veranderen beweegt u de
stuurhendel naar links of naar rechts.
F2.5A
1
ZMU07358
1. Stuurhendel
F4B, F5A, F6C
ZMU06721
1
1. Stuurhendel
DMU42540
Schakelhendel
F2.5A
Als u de schakelhendel naar u toe trekt, zet
u de motor in de voorwaartse versnelling zo-
dat de boot voorwaarts vaart.
1. Vooruit “ ”
2. Neutraal “ ”
Componenten
22

F4B, F5A, F6C
Beweeg de schakelhendel naar voren om de
vooruitversnelling in te schakelen of naar
achteren om de achteruitversnelling in te
schakelen.
1
2
3
ZMU06864
1. Voorwaartse stand
2. Neutrale stand
3. Achteruitstand
DMU25942
Gashendel
De gashendel bevindt zich op de stuurhen-
del. Wanneer u de hendel naar links draait,
neemt de snelheid toe en wanneer u hem
naar rechts draait neemt de snelheid af.
F2.5A
1
ZMU07359
1. Gashendelgreep
F4B, F5A, F6C
1
ZMU07360
1. Gashendelgreep
DMU39711
Brandstofverbruiksindicator
De brandstofverbruiksindicator geeft de gas-
hendelstand weer. Wanneer 100%-stand
van de brandstofverbruiksindicator tegen-
over de inkeping in de stuurhendel staat, is
de gasklep helemaal open. Wanneer 0%-
stand van de brandstofverbruiksindicator te-
genover de inkeping in de stuurhendel staat,
is de gasklep helemaal gesloten.
ZMU06877
0 % 100
1 2
3
4 4
3
1. Volledig open
2. Volledig gesloten
3. Brandstofverbruikindicator
4. Inkeping
De motorstartmarkering “ ” op de brandstof-
verbruiksindicator geeft de gashendelstand
aan voor het starten van de motor.
Componenten
23

ZMU06808
12
1. Beginmarkering “ ”
2. Inkeping
DMU39243
Gashendelfrictieafstelling
Met de gashendelfrictieafstelling kan de
weerstand van de draaibeweging van de
gashendel worden aangepast en afgesteld
naar gelang van de voorkeur van de bestuur-
der.
Om de weerstand te verhogen, draait u de
gashendelfrictieafstelling naar rechts.
Om de weerstand te verlagen, draait u de
gashendelfrictieafstelling naar links. Als met
een constante snelheid wenst te varen, moet
u de gashendelfrictieafstelling aandraaien
om de gewenste gashendelstand te handha-
ven. WAARSCHUWING! Draai de gashan-
del frictie afstelling niet te strak aan. Als
er te veel weerstand is, kan het moeilijk
zijn de gashendelgreep te draaien, wat
zou kunnen resulteren in een ongeval.
[DWM02261]
F2.5A
1
ZMU07361
1. Gashendelfrictieafstelling
F4B, F5A, F6C
ZMU06724
1
1. Gashendelfrictieafstelling
DMU25995
Noodstopkoord en clip
De clip moet bevestigd zijn aan de motor-
stopschakelaar om de motor te laten draaien.
Bevestig de koord op een veilige plaats aan
uw kleding, of aan uw arm of been. Als de
bestuurder over boord valt of het roer verlaat,
trekt de koord de clip uit waardoor de ontste-
king van de motor wordt uitgeschakeld. Op
die manier wordt voorkomen dat de boot on-
bestuurd verder vaart. WAARSCHUWING!
Bevestig de motorstopschakelaarkoord
tijdens het gebruik van de motor op een
veilige plaats aan uw kleding, of aan uw
arm of been. Maak de koord niet vast aan
kleren die kunnen worden losgetrokken.
Zorg ervoor dat de koord nergens achter
verstrikt raakt, waardoor ze haar functie
Componenten
24

verliest. Zorg ervoor dat u tijdens een nor-
maal gebruik niet per ongeluk aan de
koord trekt. Als de motoraandrijving weg-
valt, wordt de boot veel minder goed be-
stuurbaar. Zonder motoraandrijving zal
de boot ook snel vertragen. Daardoor
kunnen personen en voorwerpen in de
boot naar voren geslingerd worden.
[DWM00122]
F2.5A
1. Clip
2. Koord
3. Motoruitschakelaar
F4B, F5A, F6C
ZMU06725
1
3
2
1. Motoruitschakelaar
2. Koord
3. Clip
DMU26003
Motorstopknop
De motorstopknop stopt de motor wanneer
op de knoop gedrukt wordt.
F2.5A
1
ZMU07362
1. Motorstopknop
F4B, F5A, F6C
ZMU06726
1
1. Motorstopknop
DMU26013
Chokeknop voor trektype
Trek deze knop uit om de motor te voeden
met het rijke brandstofmengsel dat vereist is
om te starten.
F2.5A
1
ZMU07363
1. Chokeknop
Componenten
25

F4B, F5A, F6C
ZMU06784
1
1. Chokeknop
DMU39723
Kap van het brandstofslangkoppel-
stuk (F4B, F5A, F6C)
Het brandstofleidingkoppelstuk is uitgerust
met een kap. WAARSCHUWING! Wanneer
u geen draagbare brandstoftank gebruikt,
dient u de kap van het brandstofleiding-
koppelstuk te installeren. Anders kunt u
zich verwonden wanneer u het brandstof-
leidingkoppelstuk per ongeluk raakt.
[DWM02411]
ZMU06868
1
1. Kap van brandstofleidingkoppelstuk
DMU26074
Handgreep repeteerstarter
De repeteerstarter wordt gebruikt om de
motor aan te zwengelen en te starten.
F2.5A
1
ZMU07364
1. Handgreep repeteerstarter
F4B, F5A, F6C
ZMU06728
1
1. Handgreep repeteerstarter
DMU42820
Stuurfrictieafstelling
DWM02270
Draai de stuurfrictieafstelling niet te vast
aan. Als er te veel weerstand is, wordt het
moeilijk om te sturen, hetgeen tot onge-
vallen kan leiden.
Met de stuurfrictieafstelling kan de weer-
stand van het stuurmechanisme worden aan-
gepast en afgesteld naargelang van de voor-
keur van de bestuurder. De stuurfrictieafstel-
ling bevindt zich op de zwenkbeugel of aan
de bakboordzijde van de buitenboordmotor.
Componenten
26

F2.5A
1
ZMU07365
1. Stuurfrictieafstelinrichting
F4B, F5A, F6C
ZMU06729
1
1. Stuurfrictieafstelinrichting
Draai de stuurfrictieafstelling met de klok
mee, om de weerstand te vergroten.
Draai de stuurfrictieafstelling tegen de klok
in, om de weerstand te verminderen.
DMU40101
Trimstang (kantelpen)
De trimstang (kantelpen) wordt gebruikt om
de trimhoek van de buitenboordmotor in te
stellen in verhouding tot de hoek van de
bootspiegel.
F2.5A
1
ZMU07366
1. Trimstang
F4B, F5A, F6C
ZMU06843
1
1. Trimstang
DMU39363
Kantelvergrendelmechanisme (F4B,
F5A, F6C)
Het kantelvergrendelmechanisme wordt ge-
bruikt om te voorkomen dat de buitenboord-
motor uit het water wordt getild wanneer de
schakelhendel in de stand achteruit staat.
Wanneer de schakelhendel in de stand ach-
teruit wordt gezet, treedt het kantelvergren-
delmechanisme in werking om te voorkomen
dat de buitenboordmotor opwaarts kantelt.
Componenten
27

ZMU06838
1
2
1. Schakelinrichtinghendel
2. Achteruitstand
1
1
ZMU06839
1. Kantelvergrendeling
Wanneer de schakelhendel in de stand neu-
traal of vooruit wordt gezet, kan de buiten-
boordmotor opwaarts worden gekanteld.
DMU39832
Kantelsteunstang (F4B, F5A, F6C)
Gebruik de kantelsteunstang om de buiten-
boordmotor in de omhoog gekantelde stand
te houden of in de stand voor varen in ondiep
water.
ZMU06731
1
2
3
1. Kantelsteunstang
2. Omhoog gekantelde stand
3. Stand voor varen in ondiep water
DMU42600
Kantelsteunhendel (F2.5A)
Om de buitenboordmotor in de omhoog ge-
kantelde stand te houden, moet u de kantel-
steunstang vergrendelen in de klembeugel.
DCM00660
Gebruik de kantelsteunhendel of de kan-
telsteunknop niet om de boot de slepen.
De buitenboordmotor zou daardoor kun-
nen lostrillen van de kantelsteun en val-
len. Als de boot niet kan worden gesleept
met de motor in de normale stand, gebruik
dan een bijkomend steunstuk om de
motor in de gekantelde stand vast te zet-
ten.
DMU39263
Motorkapvergrendelhendel
De motorkapvergrendelhendel(s) wordt
(worden) gebruikt om de motorkap vast te
zetten.
Componenten
28

F2.5A
1
ZMU07367
1. Motorkapvergrendelhendel
F2.5A
1
ZMU07368
1. Motorkapvergrendelhendel
F4B, F5A, F6C
ZMU06850
1
1. Motorkapvergrendelhendel
DMU42850
Draaghendel
F2.5A
Op de achterkant van de buitenboordmotor
is er een draaghendel voorzien. Daarmee
kunt u de buitenboordmotor gemakkelijk met
één hand dragen.
1
ZMU07369
1. Draaghendel
F4B, F5A, F6C
De draaghendel wordt gebruikt om de bui-
tenboordmotor te dragen. Meer informatie
over het dragen en transporteren van de bui-
tenboordmotor vindt u op pagina 60.
ZMU06787
1
1. Draaghendel
Componenten
29

ZMU06836
4. Houd de draaghendel en de handgreep
op de voorkant van de onderbak vast en
til de buitenboordmotor met de hulp van
een tweede persoon op.
ZMU06821
1
2
1. Draaghendel
2. Handgreep
ZMU06835
5. Monteer de buitenboordmotor op de kiel-
lijn van de boot, en zorg ervoor dat de
boot zelf goed in evenwicht ligt. Anders
zal de boot moeilijk bestuurbaar zijn.
Voor boten zonder kiel of voor asymme-
trische boten dient u uw dealer te raad-
plegen.
ZMU01760
1
1. Middellijn (kiellijn)
6. Draai de stuurhendelfrictieafstelling naar
links om de stuurfrictie in te stellen vol-
gens de voorkeur van de gebruiker.
WAARSCHUWING! Als er te veel
weerstand is, is het moeilijk om te stu-
ren, wat tot een ongeluk zou kunnen
leiden.
[DWM00721]
ZMU06834
1
1. Stuurfrictieafstelinrichting
DMU39741
Montagehoogte
Om uw boot zo efficiënt mogelijk te laten va-
ren, dient de waterweerstand van de boot en
buitenboordmotor zo klein mogelijk gemaakt
te worden. De montagehoogte van de bui-
Installatie
31

tenboordmotor is van grote invloed op de wa-
terweerstand. Als de montagehoogte te hoog
is, is cavitatie geneigd op te treden en zal zo
de voortstuwing verminderen; en als de pro-
pellerbladen door de lucht snijden, zal de
motorsnelheid abnormaal stijgen en de
motor laten oververhitten. Als de bevesti-
gingshoogte te laag is, zal de waterweer-
stand toenemen en daardoor de motoreffi-
ciëntie verminderen. Bevestig de buiten-
boordmotor zodanig dat de anti-cavitatie-
plaat tussen de bodem van de boot en 25 mm
(1 in) daaronder zit.
F2.5A
0–25mm
(0–1in)
2
1
ZMU07370
1. Leegloopopening
2. Anti-cavitatieplaat
F4B, F5A, F6C
ZMU06796
0-25 mm
(0-1 in) 2
1
1. Leegloopopening
2. Anti-cavitatieplaat
DCM02170
●
Ga na of de leegloopopening hoog ge-
noeg blijft om te voorkomen dat er water
in de motor terechtkomt, zelfs wanneer
de boot stilligt met maximale lading.
●
Een verkeerde motorhoogte of zaken
die het gelijkmatig stromen van water
belemmeren (de vorm of de staat van de
boot) kunnen zorgen voor opstuivend
water als de boot aan het varen is. Als
de motor continu wordt gebruikt in aan-
wezigheid van opstuivend water, kan er
genoeg water in de inlaatopening van
de motorkap terechtkomen om de
motor ernstig te beschadigen. Elimi-
neer de oorzaak van het opstuivend wa-
ter.
NOTA:
●
De optimale montagehoogte van de bui-
tenboordmotor wordt beïnvloed door de
combinatie van boot en motor en het ge-
wenste gebruik. Proefvaarten met verschil-
lende hoogten kunnen helpen de optimale
bevestigingshoogte te bepalen. Raad-
pleeg uw Yamaha-dealer of bootfabrikant
voor meer informatie over het bepalen van
de juiste montagehoogte.
●
Voor instructies over het instellen van de
trimhoek van de buitenboordmotor, zie pa-
gina 52.
DMU39752
Vastklemmen van de buitenboordmo-
tor
1. Zet de buitenboordmotor zo op de spie-
gel dat hij zo dicht mogelijk bij het mid-
den staat. Draai de knevelbouten gelijk-
matig en stevig aan. Controleer tijdens
het varen af en toe of de klemschroeven
nog vast zitten, want zij kunnen losko-
men door het trillen van de motor.
Installatie
32

WAARSCHUWING! Met losse knevel-
bouten kan de buitenboordmotor af-
vallen van of verschuiven op de spie-
gel. Dit kan leiden tot verlies van con-
trole en ernstig letsel. Zorg ervoor dat
de knevelbouten stevig zijn aange-
draaid. Controleer tijdens gebruik re-
gelmatig of de bouten stevig zijn aan-
gedraaid.
[DWM00642]
ZMU06811
1
1. Knevelbout
2. Bevestig één uiteinde van de kabel aan
de veiligheidskabelbevestiging en het
andere uiteinde aan een stevig bevesti-
gingspunt op de boot. Anders kunt u de
motor geheel verliezen wanneer hij los-
komt en van de spiegel in het water tui-
melt.
F2.5A
ZMU07509
1
1. Veiligheidskabelbevestiging
F4B, F5A, F6C
ZMU06812
1
1. Veiligheidskabelbevestiging
Installatie
33

DMU36381
Eerste gebruik
DMU36391
De motor met motorolie vullen
De motor wordt door de fabriek geleverd zon-
der motorolie. Als uw dealer geen olie in de
motor heeft gedaan, moet u dat doen alvo-
rens de motor te starten. OPGELET: Ga na
of de motor gevuld is met olie alvorens
hem de eerste keer te gebruiken, om ern-
stige motorschade te voorkomen.
[DCM01781]
De motor wordt geleverd met de volgende
klever, die moet worden verwijderd nadat de
motor voor het eerst met olie werd gevuld.
Voor meer informatie over het controleren
van het motoroliepeil, zie pagina 37.
ZMU01710
DMU30174
Inlopen van de motor
Uw nieuwe motor vereist een inloopperiode
om de contactoppervlakken tussen bewe-
gende onderdelen gelijkmatig te laten inlo-
pen. Wanneer u de motor goed laat inlopen
zal hij beter werken en langer meegaan.
OPGELET: Als men de inloopprocedure
niet volgt, kan dat resulteren in een kor-
tere levensduur van de motor of zelfs in
ernstige motorschade.
[DCM00801]
DMU40060
Procedure voor 4-taktmodellen
Uw nieuwe motor vereist een inloopperiode
van 10 uur om de contactoppervlakken tus-
sen bewegende onderdelen gelijkmatig te la-
ten inlopen.
NOTA:
Laat de motor als volgt in het water draaien,
onder belasting (in versnelling met geïnstal-
leerde propeller). Om de motor te laten inlo-
pen dient u gedurende 10 uur te lang draaien
in vrijlooptoerental, ruw water en drukbeva-
ren zones te vermijden.
1. Voor het eerste bedrijfsuur:
Laat de motor draaien met verschillende
toerentallen tot maximaal 2000
omw/min of met het gas ongeveer half
geopend.
2. Voor het tweede bedrijfsuur:
Laat de motor met 3000 omw/min of met
ongeveer driekwart open gashendel
draaien.
3. Resterende 8 uren:
Laat de motor draaien met om het even
welk toerental. Laat de motor echter
nooit langer dan 5 minuten met volgas
draaien.
4. Na de eerste 10 uren:
Gebruik de motor normaal.
DMU36400
Leer uw boot kennen
Verschillende boten gedragen zich verschil-
lend. Ga in het begin voorzichtig te werk om
te leren hoe uw boot reageert onder verschil-
lende omstandigheden en met verschillende
trimhoeken (zie pagina 52).
DMU36413
Controleert voordat de motor
wordt gestart
DWM01921
Wanneer een onderdeel in “Controleert
voordat de motor wordt gestart” niet cor-
rect werkt, laat u dit nakijken en herstellen
alvorens de buitenboordmotor te bedie-
nen. Anders zou er een ongeluk kunnen
gebeuren.
Werking
34

DCM00120
Start de motor niet als uit het water is.
Oververhitting en ernstige motorschade
zouden daarvan het gevolg kunnen zijn.
DMU36560
Brandstofpeil
Controleer of u voldoende brandstof hebt
voor uw trip. Een goede vuistregel is 1/3 van
uw brandstof te gebruiken om uw bestem-
ming te bereiken, 1/3 om terug te keren en
1/3 te houden als reserve voor noodgevallen.
Controleer het brandstofpeil terwijl de boot
horizontaal op een aanhangwagen of in het
water ligt. Voor brandstofvulinstructies, zie
pagina 39.
DMU43710
Verwijderen van de motorkap
Voor de volgende controles dient u de mo-
torkap van de onderbak te verwijderen. Om
de motorkap te verwijderen trekt u de motor-
kapvergrendelhendel(s) omhoog en tilt u de
motorkap op.
F2.5A
1
ZMU07486
1. Motorkapvergrendelhendel
F2.5A
1
ZMU07487
1. Motorkapvergrendelhendel
F4B, F5A, F6C
ZMU06732
1
1. Motorkapvergrendelhendel
DMU36442
Brandstofsysteem
DWM00060
Benzine en benzinedampen zijn erg ont-
vlambaar en ontplofbaar. Blijf ermee uit
de buurt van vonken, sigaretten, vlammen
en andere bronnen van ontbranding.
DWM00910
Lekkende brandstof kan brand of een ont-
ploffing veroorzaken.
●
Controleer regelmatig op lekken.
●
Als er brandstof lekt moet het brand-
stofsysteem worden hersteld door een
bevoegd mecanicien. Als de buiten-
boordmotor slecht hersteld is, kan het
Werking
35

zijn dat het niet veilig is om hem te ge-
bruiken.
DMU36451
Controleer op brandstoflekken
●
Zoek naar brandstoflekken of benzine-
dampen in de boot.
●
Ga na of het brandstofsysteem geen lek-
ken vertoont.
●
Controleer de brandstoftank en brandstof-
leidingen op barsten, zwellingen of andere
beschadigingen.
DMU42970
Bedieningselementen
F2.5A
●
Beweeg de stuurhendel helemaal naar
links en rechts om na te gaan of hij soepel
werkt.
●
Draai de gashendel van de volledig geslo-
ten in de volledig open stand. Vergewis u
ervan dat hij soepel draait en dat hij hele-
maal terugkeert in de volledig gesloten
stand.
●
Let op losse of beschadigde verbindingen
van de gas- en schakelkabels.
F4B, F5A, F6C
●
Beweeg de stuurhendel helemaal naar
links en rechts om na te gaan of hij soepel
werkt.
●
Draai de gashendel van de volledig geslo-
ten in de volledig open stand. Vergewis u
ervan dat de gashendel soepel draait en
dat hij helemaal terugkeert in de volledig
gesloten stand.
●
Controleer de gaskabel en de gasklepver-
binding op losse of beschadigde verbindin-
gen.
ZMU06851
ZMU06852
●
Controleer de schakelverbinding en de
neutrale-startbeveiligingskabel op losse of
beschadigde verbindingen.
ZMU06874
DMU36483
Noodstopkoord
Inspecteer de noodstopkoord en de clip op
schade, zoals insnijdingen, rafelingen of slij-
tage.
Werking
36

ZMU06873
1
2
1. Clip
2. Koord
DMU42860
Motorolie
F2.5A
1. Zet de buitenboordmotor rechtop (niet
gekanteld).
2. Verwijder de motorkap.
3. Controleer het oliepeil via het oliepeil-
glas om na te gaan of het peil zich tussen
de bovenste en de onderste peilmarke-
ring bevindt. Vul olie bij als het oliepeil
slechts tot onder de onderste markering
reikt, of tap olie af als het peil tot boven
de bovenste markering reikt.
ZMU02346
1
2
3
1. Oliepeilcontrolevenstertje
2. Bovenste peilmarkering
3. Onderste peilmarkering
F4B, F5A, F6C
1. Plaats de buitenboordmotor rechtop
(niet gekanteld). OPGELET: Wanneer
de motor niet waterpas staat, is het op
de peilstok aangegeven oliepeil mo-
gelijk niet accuraat.
[DCM01790]
2. Verwijder de olievuldop en veeg de er-
aan bevestigde oliepeilstok schoon.
ZMU06769
12
1. Olievuldop
2. Oliesmeringscontrolevenstertje
NOTA:
Het oliesmeringscontrolevenstertje geeft niet
het motoroliepeil aan. Gebruik het oliesme-
ringscontrolevenstertje om na te gaan of de
motor wordt gesmeerd met olie wanneer hij
draait.
3. Breng de olievuldop aan en draai hem
helemaal vast.
4. Verwijder de olievuldop opnieuw en ga
na of het oliepeil op de peilstok zich tus-
sen de bovenste en de onderste marke-
ring bevindt. Wanneer het oliepeil niet
correct is, dient u olie toe te voegen of te
verwijderen tot het oliepeil zich tussen de
bovenste en onderste peilmarkeringen
bevindt.
Werking
37

2. Breng de brandstoftankdop en de repe-
teerstarter tegenover hun respectieve
openingen in de motorkap.
ZMU06856
1
2
3
1. Brandstoftankkap
2. Handgreep repeteerstarter
3. Rubberen dichting
3. Haak de motorkaphaak vast op de on-
derbak, en vergewis u er vervolgens van
dat de brandstoftankdop en de repeteer-
starter correct in hun respectieve ope-
ningen passen.
ZMU06857
1
1. Haak
4. Vergewis u ervan dat de rubberen dich-
ting overal correct zit tussen de motor-
kap en de onderbak.
5. Trek de motorkapvergrendelhendel
neerwaarts om de motorkap vast te zet-
ten.
ZMU06738
1
1. Motorkapvergrendelhendel
6. Controleer of de motorkap goed op haar
plaats zit door er met twee handen op te
duwen. OPGELET: Als de motorkap
niet correct wordt geïnstalleerd, kan
er water onder de motorkap terecht-
komen en de motor beschadigen, of
kan de motorkap wegvliegen bij hoge
snelheden.
[DCM01991]
ZMU06739
DMU39873
Brandstof bijvullen
DWM01950
Zorg ervoor dat de buitenboordmotor ste-
vig aan de spiegel of een stabiel statief is
vastgemaakt.
DWM01830
●
Benzine en benzinedampen zijn erg ont-
vlambaar en ontplofbaar. Tank steeds
Werking
39

volgens deze procedure om het risico
van brand en ontploffing te beperken.
●
Benzine is giftig en kan letsels of de
dood veroorzaken. Ga voorzichtig met
benzine om. Tracht nooit benzine over
te hevelen door hem aan te zuigen met
uw mond. Raadpleeg onmiddellijk uw
arts wanneer u een beetje benzine hebt
ingeslikt, heel veel benzinedamp hebt
ingeademd of benzine in de ogen hebt
gekregen. Mocht er benzine op uw huid
terechtkomen, verwijder die dan met
zeep en water. Wanneer u benzine op
uw kleding morst, ga u dan omkleden.
Controleer de volgende punten alvorens te
tanken:
●
Meer de boot stevig aan in een goed ge-
ventileerde zone en schakel de motor uit.
Wanneer de boot op een aanhangwagen
staat, dient u eerst na te gaan of hij stabiel
staat.
●
Rook niet en blijf uit de buurt van vonken,
vlammen, statische ontladingen of andere
ontstekingsbronnen.
●
Als u een draagbare container gebruikt om
brandstof te bewaren en in de motor te gie-
ten, gebruik dan uitsluitend een plaatselijk
goedgekeurde rode BENZINEBUS.
●
Om elektrostatische vonken te voorkomen,
dient u eventueel opgebouwde statische
elektriciteit van uw lichaam te verwijderen
alvorens te tanken.
Met brandstof vullen van de ingebouwde
brandstoftank
1. Verwijder de brandstoftankdop.
ZMU06875
1
1. Brandstoftankkap
2. Vul de brandstoftank, maar doe ze niet
te vol. WAARSCHUWING! Doe de tank
niet te vol. Anders kan de brandstof
uitzetten en overlopen wanneer de
temperatuur stijgt.
[DWM02610]
ZMU06810
Brandstoftankinhoud (ingebouwd type):
F2.5AMH 0.9 L (0.24 US gal,
0.20 Imp.gal)
F4BMH 1.1 L (0.29 US gal,
0.24 Imp.gal)
F5AMH 1.1 L (0.29 US gal,
0.24 Imp.gal)
F6CMH 1.1 L (0.29 US gal,
0.24 Imp.gal)
3. Draai de brandstoftankdop stevig vast.
4. Veeg eventueel gemorste benzine on-
middellijk op met droge doeken. Werp
gebruikte doeken correct weg overeen-
komstig de plaatselijk geldende wetten
en voorschriften. Als u een draagbare
Werking
40

container gebruikt om brandstof te be-
waren en in de motor te gieten, gebruik
dan uitsluitend een plaatselijk goedge-
keurde rode BENZINEBUS.
Vullen van de draagbare brandstoftank (op-
tie) (F4B, F5A, F6C)
1. Koppel de brandstofslang los en breng
de kap van het brandstofslangkoppel-
stuk aan. WAARSCHUWING! Wanneer
u geen draagbare brandstoftank ge-
bruikt, dient u de kap van het brand-
stofleidingkoppelstuk te installeren.
Anders kunt u zich verwonden wan-
neer u het brandstofleidingkoppel-
stuk per ongeluk raakt.
[DWM02411]
ZMU06753
2
1
1. Brandstofslang
2. Kap van brandstofleidingkoppelstuk
2. Verwijder de draagbare brandstoftank
van de boot.
3. Verwijder de brandstoftankdop.
1. Brandstoftankkap
4. Vul de brandstoftank, maar doe ze niet
te vol. WAARSCHUWING! Doe de tank
niet te vol. Anders kan de brandstof
uitzetten en overlopen wanneer de
temperatuur stijgt.
[DWM02610]
ZMU06832
5. Draai de brandstoftankdop stevig vast.
6. Veeg eventueel gemorste benzine on-
middellijk op met droge doeken. Werp
gebruikte doeken correct weg overeen-
komstig de plaatselijk geldende wetten
en voorschriften. Als u een draagbare
container gebruikt om brandstof te be-
waren en in de motor te gieten, gebruik
dan uitsluitend een plaatselijk goedge-
keurde rode BENZINEBUS.
DMU27452
De motor gebruiken
DWM00420
●
Controleer alvorens te starten of de
boot stevig aangemeerd is en dat u niet
belemmerd wordt bij het sturen. Ga na
of er zich niemand in het water rondom
u bevindt.
●
Als de ontluchtingsschroef wordt los-
gedraaid, ontsnapt er benzinedamp.
Benzine is erg ontvlambaar en benzine-
dampen zijn ontvlambaar en ontplof-
baar. Rook niet en blijf uit de buurt van
open vlammen en vonken wanneer u de
ontluchtingsschroef open draait.
Werking
41

●
Dit product produceert uitlaatgassen
die koolmonoxide bevatten, een kleur-
en geurloos gas dat hersenbeschadi-
ging of de dood kan veroorzaken wan-
neer het wordt ingeademd. Symptomen
zijn ondermeer misselijkheid, duizelig-
heid en slaperigheid. Zorg dat de stuur-
hut en de cabine goed verlucht zijn.
Sluit de uitlaatopeningen niet af.
DMU42871
Brandstof toevoeren
Toevoeren van brandstof voor ingebouwde
brandstoftank (F2.5A)
1. Draai de ontluchtingsschroef op de
brandstoftankdop één slag los.
2. Open de brandstofkraan.
Toevoeren van brandstof voor ingebouwde
brandstoftank (F4B, F5A, F6C)
1. Draai de ontluchtingsschroef 1 of 2 sla-
gen los.
ZMU06740
1
1. Ontluchtingsschroef
2. Zet de brandstofkraan in de ingebouw-
de-brandstoftankstand.
ZMU06720
1
1
1. Stand voor ingebouwde brandstoftank
3. Verwijder de motorkap en knijp herhaal-
delijk in de opvoerpomp in de onderbak
tot u ze een beetje hard voelt worden.
ZMU06826
1
1. Opvoerpomp
4. Installeer de motorkap.
Werking
42

Toevoeren van brandstof voor draagbare
brandstoftank (optie) (F4B, F5A, F6C)
1. Draai de ontluchtingsschroef op de
draagbare brandstoftank 2 of 3 slagen
los.
1. Ontluchtingsschroef
2. Als de ingebouwde tank brandstof bevat,
moet de ontluchtingsschroef 1 of 2 sla-
gen worden losgedraaid, om te voorko-
men dat de druk in de tank toeneemt
door het uitzetten van de brandstof.
ZMU06740
1
1. Ontluchtingsschroef
3. Verwijder de kap van het brandstoflei-
dingkoppelstuk. Breng het brandstoflei-
dingkoppelstuk op de brandstofleiding in
één lijn met het brandstofleidingkoppel-
stuk op de motor en sluit de brandstof-
leiding stevig aan tussen de tank en de
buitenboordmotor terwijl u zo in het kop-
pelstuk knijpt dat de pijl van de opvoer-
pomp in de richting van de buitenboord-
motor wijst.
ZMU06743
2
1
1. Brandstofslang
2. Kap van brandstofleidingkoppelstuk
1. Pijl
4. Zet de brandstofkraan in de draagbare-
brandstoftankstand.
ZMU06802
1
1
1. Stand voor draagbare brandstoftank
5. Voed brandstof naar de carburateur door
herhaaldelijk in de opvoerpomp te knij-
pen, met de pijl naar boven gericht, tot u
ze hard voelt worden. Zorg ervoor dat de
draagbare brandstoftank horizontaal
blijft wanneer de motor draait. Anders
Werking
43

kan er geen brandstof uit de brandstof-
tank worden gezogen.
1. Pijl
DMU27494
Starten van de motor
DWM01600
Controleer alvorens te starten of de boot
stevig aangemeerd is en of u niet belem-
merd wordt bij het sturen. Vergewis u er
ook van dat er zich geen zwemmers in het
water rondom de boot bevinden.
DMU42880
Repeteerstarter
DWM01840
●
Het niet bevestigen van de motorstop-
schakelaarkoord kan resulteren in een
op hol geslagen boot wanneer de schip-
per uit de boot wordt geslingerd. Be-
vestig de motorstopschakelaarkoord
tijdens het gebruik van de motor op een
veilige plaats aan uw kleding, of aan uw
arm of been. Maak de koord niet vast
aan kleren die kunnen worden losge-
trokken. Zorg ervoor dat de koord ner-
gens achter verstrikt raakt, waardoor ze
haar functie verliest.
●
Zorg ervoor dat u tijdens een normaal
gebruik niet per ongeluk aan de koord
trekt. Als de motoraandrijving wegvalt,
wordt de boot veel minder goed be-
stuurbaar. Zonder motoraandrijving zal
de boot ook snel vertragen. Daardoor
kunnen personen en voorwerpen in de
boot naar voren geslingerd worden.
Procedure voor starten van buitenboordmo-
tor (F2.5A)
1. Zet de schakelhendel in neutraal.
WAARSCHUWING! Start de motor al-
tijd in de neutrale stand om te voor-
komen dat de boot per ongeluk in be-
weging komt.
[DWM00111]
2. Als de motor is uitgerust met een motor-
stopschakelaarkoord, dient u die op een
veilige plaats te bevestigen aan uw kle-
ren, of aan uw arm of been. Bevestig
vervolgens de clip aan het andere uitein-
de van de koord aan de motorstopscha-
kelaar.
3. Zet de gashendel in de stand “ ”
(start).
Werking
44

4. Zet de chokeknop in the stand “ ”
(start). Zet de chokeknop weer in de
stand “ ” (bedrijf) zodra de motor
draait.
NOTA:
●
Bij het starten van een warme motor dient
de chokeknop in de stand “ ” (bedrijf) te
staan.
●
Als u de chokeknop in de stand “ ”
(start) laat staan terwijl de motor draait, zal
de motor slecht draaien en afslaan.
5. Trek voorzichtig aan de handgreeprepe-
teerstarter tot u weerstand voelt. Geef
vervolgens een korte maar krachtige ruk
aan de repeteerstarter om de motor te
starten. Herhaal dat indien nodig.
6. Zodra de motor draait, laat u de hendel
van de repeteerstarter langzaam terug-
keren in zijn uitgangspositie alvorens
hem los te laten.
7. Laat de gashendel langzaam terugkeren
naar de volledig gesloten stand.
NOTA:
●
Wanneer de motor koud is, moet hij eerst
warmdraaien. Voor meer informatie, zie
pagina 48.
●
Als de motor niet van de eerste keer start,
dient u de procedure te herhalen. Als de
motor na 4 of 5 pogingen nog steeds niet
wil starten, opent u het gas een klein beetje
(tussen 1/8 en 1/4) en probeert u het op-
nieuw. Als de motor warm is en niet wil
starten, opent u de gashendel in dezelfde
mate en tracht u de motor opnieuw te star-
ten. Als de motor nog steeds niet wil star-
ten, zie pagina 83.
Procedure voor starten van buitenboordmo-
tor (F4B, F5A, F6C)
1. Zet de schakelhendel in de stand neu-
traal.
Werking
45

1
ZMU06749
1. Neutrale stand
2. Bevestig de noodstopkoord op een vei-
lige plaats aan uw kleding, of aan uw arm
of been. Bevestig vervolgens de clip aan
het andere uiteinde van de koord aan de
motorstopschakelaar.
ZMU06744
3. Zet de motorstartmarkering “ ” op de
gashendel tegenover de inkeping in de
stuurhendel.
ZMU06808
12
1. Beginmarkering “ ”
2. Inkeping
NOTA:
Wanneer de omgevingstemperatuur -15°C of
minder bedraagt, draait u de gashendel zo
dat de motorstartmarkering “ ” zich voorbij
de inkeping in de stuurhendel bevindt.
ZMU06865
4. Trek de chokeknop volledig uit.
ZMU06784
1
1. Chokeknop
NOTA:
U hoeft de choke niet te gebruiken voor het
starten van een warme motor, bijvoorbeeld
onmiddellijk nadat de buitenboordmotor
heeft gedraaid onder belasting.
5. Trek voorzichtig aan de handgreeprepe-
teerstarter tot u weerstand voelt. Geef er
vervolgens een korte maar krachtige ruk
aan om de motor te starten. Als de motor
niet van de eerste keer start, dient u de
procedure te herhalen.
Werking
46

ZMU06746
6. Nadat de motor gestart is, laat u de
handgreeprepeteerstarter langzaam te-
rugkeren in zijn uitgangspositie alvorens
hem los te laten.
7. Laat de motor warmdraaien. Voor meer
informatie, zie pagina 48.
8. Duw de chokeknop geleidelijk aan terug
in zijn uitgangspositie.
9. Laat de gashendel langzaam terugkeren
naar de volledig gesloten stand.
ZMU06818
DMU36510
Controles na het starten van de
motor
DMU36523
Koelwater
Ga na of er een constante waterstraal uit de
koelwatercontroleopening komt. Een con-
stante waterstraal uit de controleopening
wijst erop dat de waterpomp water door de
koelwatermantels pompt. Als de koelwater-
mantels bevroren zijn, kan het een tijdje du-
ren alvorens er water uit de controleopening
begint te stromen.
DCM01810
Als er geen water uit de controleopening
komt terwijl de motor draait, kan dat lei-
den tot oververhitting en ernstige bescha-
diging van de motor. Zet de motor af en
controleer of de koelwaterinlaat in het
huis van het staartstuk of de koelwater-
controleopening geblokkeerd zijn. Raad-
pleeg uw Yamaha-dealer als u het pro-
bleem niet kunt lokaliseren en oplossen.
F2.5A
1
ZMU07371
1. Koelwatercontrolestraal
F4B, F5A, F6C
ZMU06747
1
1. Koelwatercontrolestraal
Werking
47

DMU27670
De motor laten warmdraaien
DMU40070
Warmdraaien
Na het starten van de motor duwt u de cho-
keknop in tot hij nog slechts voor de helft uit-
getrokken is. Laat de motor ongeveer 5 mi-
nuten warmdraaien met de gas één vijfde of
minder geopend. Zodra de motor warm is,
duwt u de chokeknop helemaal in. Als dit niet
gebeurt, zal de motorlevensduur daardoor
worden verkort.
NOTA:
●
Als de chokeknop uitgetrokken blijft nadat
de motor is gestart, zal de motor afslaan.
●
Bij temperaturen van -5°C of minder dient
de chokeknop gedurende de eerste 30 se-
conden na het starten volledig uitgetrokken
te blijven.
DMU36531
Controles na het warmdraaien
van de motor
DMU36541
Schakelen
Controleer met een stevig aangemeerde
boot en zonder gas te geven of de motor
soepel in voorwaarts en achterwaarts scha-
kelt en vervolgens terug in neutraal.
DMU36971
Stopschakelaars
Voer de volgende procedure uit om na te
gaan of de motorstopschakelaar en de mo-
torstopschakelaar correct werken.
●
Start de motor en ga vervolgens na of de
motor stilvalt wanneer de motorstopscha-
kelaar wordt ingedrukt.
●
Start de motor opnieuw en controleer ver-
volgens of de motor stilvalt wanneer de clip
van de motorstopschakelaar wordt afge-
trokken.
●
Vergewis u ervan dat de motor niet kan
worden gestart wanneer de clip werd ver-
wijderd van de motorstopschakelaar.
DMU42840
Schakelen
DWM00180
Ga na of er zich geen personen of hinder-
nissen in het water rond de boot bevin-
den, alvorens te schakelen.
DCM02220
Alvorens de buitenboordmotor in ver-
snelling te schakelen, dient u de gashen-
del helemaal dicht te draaien en de motor
met vrijlooptoerental te laten draaien. An-
ders kan het schakelsysteem beschadigd
raken.
F2.5A
Om uit neutraal (voorwaarts) te schakelen
Beweeg de schakelhendel krachtig en kor-
daat in de richting van de boeg.
Om uit neutraal (achterwaarts) te schakelen
1. Draai de buitenboordmotor 180°, en be-
weeg de stuurhendel vervolgens zo dat
hij in de richting van de boeg gekeerd
staat.
Werking
48

1
ZMU06749
1. Neutrale stand
DMU38071
De boot stoppen (F2.5A)
De boot is niet uitgerust met een afzonderlijk
remsysteem. Hij wordt afgeremd door de
weerstand van het water nadat de gashendel
in de volledig gesloten stand werd bewogen.
De remafstand varieert afhankelijk van het
brutogewicht, de toestand van het waterop-
pervlak en de windrichting.
DMU39882
De boot stoppen (F4B, F5A,
F6C)
DWM02321
Gebruik de achteruitversnelling niet om
de boot af te remmen of te stoppen, aan-
gezien dat ertoe kan leiden dat u de con-
trole over de boot verliest, uit de boot
wordt geslingerd of tegen de lading of an-
dere onderdelen van de boot wordt aan-
geslingerd. Dit kan het risico op ernstige
letsels vergroten. Bovendien kan het
schade toebrengen aan het schakelme-
chanisme.
De boot is niet uitgerust met een afzonderlijk
remsysteem. Hij wordt afgeremd door de
weerstand van het water nadat de gashendel
werd dichtgedraaid en de motor met statio-
nair toerental draait. De remafstand varieert
afhankelijk van het brutogewicht, de toestand
van het wateroppervlak en de windrichting.
DMU27821
Motor uitschakelen
Alvorens u de motor uitschakelt, moet u hem
eerst enkele minuten laten afkoelen in vrij-
loop of in een laag toerental. Het is niet raad-
zaam de motor onmiddellijk uit te schakelen
nadat hij met een hoog toerental heeft ge-
draaid.
DMU42890
Procedure
F2.5A
1. Druk op de motorstopknop en houd hem
ingedrukt tot de motor helemaal stilvalt.
2. Als de motor is stilgelegd, dient u de ont-
luchtingsschroef op de brandstoftank-
dop vast te draaien en de brandstofkraan
in de gesloten stand te zetten.
Werking
50

NOTA:
De motor kan ook worden uitgeschakeld door
aan de koord te trekken en de clip van de
motoruitschakelaar te verwijderen.
F4B, F5A, F6C
1. Druk op de motorstopknop en houd hem
ingedrukt tot de motor helemaal stilvalt.
De motor kan ook worden uitgeschakeld
door aan de noodstopkoord te trekken
en de clip van de motorstopschakelaar
te verwijderen.
ZMU06726
1
1. Motorstopknop
ZMU06867
1
3
2
1. Motoruitschakelaar
2. Koord
3. Clip
2. Draai de ontluchtingsschroef op de
brandstoftankdop vast.
ZMU06751
1
1. Ontluchtingsschroef
1. Ontluchtingsschroef
3. Zet de brandstofkraan in de gesloten
stand.
Werking
51

ZMU06871
1
1
1. Gesloten stand
4. Wanneer u een draagbare brandstoftank
gebruikt, koppelt u de brandstofslang los
en brengt u de kap van het brandstof-
slangkoppelstuk aan.
WAARSCHUWING! Wanneer u geen
draagbare brandstoftank gebruikt,
dient u de kap van het brandstoflei-
dingkoppelstuk te installeren. Anders
kunt u zich verwonden wanneer u het
brandstofleidingkoppelstuk per on-
geluk raakt.
[DWM02411]
ZMU06753
2
1
1. Brandstofslang
2. Kap van brandstofleidingkoppelstuk
DMU40111
De buitenboordmotor trimmen
DWM00740
Te veel trim voor de werkingsomstandig-
heden (ofwel trim naar boven of trim naar
beneden) kan ervoor zorgen dat de boot
instabiel wordt en dat hij moeilijk bestuur-
baar is. Dat doet de kans op een ongeluk
toenemen. Als de boot onstabiel aanvoelt
of als hij moeilijk te besturen is, vertraag
dan en/of regel de trimhoek bij.
De trimhoek van de buitenboordmotor helpt
bij het bepalen van de positie van de boeg
van de boot in het water. De correcte trim-
hoek wordt bepaald door variabelen als de
lading in de boot, de omstandigheden op zee
en de vaarsnelheid.
F2.5A
1. Trimbedieningshoek
Werking
52

F4B, F5A, F6C
ZMU06754
1
1. Trimbedieningshoek
DMU42830
Afstellen van de trimhoek bij model-
len met een handbediend kantelme-
chanisme
DWM00400
●
Zet de motor uit alvorens de trimhoek
bij te regelen.
●
Zorg dat u niet vastgeklemd raakt bij het
verwijderen of het installeren van de
stang.
●
Wees voorzichtig als u voor het eerst
een trimstand uitprobeert. Verhoog de
snelheid geleidelijk en ga na of er zich
geen tekenen van instabiliteit of bestu-
ringsproblemen voordoen. Een onjuis-
te trimhoek kan tot verlies van controle
leiden.
In de klembeugel zijn 4 of 5 gaten voorzien
om de trimhoek van de buitenboordmotor af
te stellen.
1. Zet de motor af.
2. Kantel de buitenboordmotor een beetje
omhoog en verwijder de trimstang uit de
klembeugel.
F2.5A
A
B
1
ZMU07372
1. Trimstang
F4B, F5A, F6C
ZMU06755
1
A
B
1. Trimstang
3. Wijzig de positie van de trimstang in de
richting “A” om de boeg te verhogen
(“trim-out”). Wijzig de positie van de trim-
stang in de richting “B” om de boeg te
verlagen (“trim-in”).
NOTA:
De trimhoek van de buitenboordmotor ver-
andert ongeveer 4 graden wanneer de trim-
stangpositie met 1 gat wordt opgeschoven.
4. Voer testvaarten uit met de buitenboord-
motor in verschillende trimhoeken om na
Werking
53

te gaan welke trimhoek het best geschikt
is voor uw boot en voor de omstandig-
heden waaronder u hem gebruikt.
DMU40121
Boottrim instellen
Een boot is gewoonlijk stabiel wanneer de
kiellijn van de boot ongeveer 3 tot 5 graden
opwaarts loopt. Met de boeg omhoog kan de
boot een sterkere neiging vertonen om naar
links of rechts af te wijken. Als dat het geval
is, dient u de trimhoek bij te stellen.
Boeg omhoog
Te veel buitenwaartse trim brengt de boeg
van de boot te hoog in het water. Te veel bui-
tenwaartse trim kan de propeller ook doen
ventileren, waardoor de prestaties nog ver-
der worden verlaagd en de boot kan begin-
nen te “springen” in het water, waardoor
schipper en passagiers overboord kunnen
worden geworpen.
Boeg omlaag
Te veel binnenwaartse trim doet de boot door
het water “ploegen”, waardoor het brandstof-
verbruik stijgt en de snelheid moeilijk kan
worden opgevoerd. De weerstand aan de
boeg wordt sterk verhoogd, waardoor het ge-
vaar voor “boegsturen” toeneemt en de boot
moeilijk en gevaarlijk te besturen wordt.
DMU27923
Naar boven en naar beneden
kantelen
Als de motor een tijdje niet wordt gebruikt of
als de boot in ondiep water voor anker gaat,
dient de buitenboordmotor naar boven te
worden gekanteld om de propeller en de on-
derbak te beschermen tegen botsing met ob-
stakels en corrosie door zout te beperken.
DWM00222
Vergewis u ervan dat er zich niemand in
de buurt van de buitenboordmotor be-
vindt wanneer u de buitenboordmotor
Werking
54

naar boven of naar beneden kantelt. An-
ders kunnen er lichaamsdelen worden
verpletterd tussen de motor en de klem-
beugel.
DWM00230
Lekkende brandstof zorgt voor brandge-
vaar. Draai de ontluchtingsschroef dicht
en zet de brandstofkraan in de gesloten
stand als de buitenboordmotor meer dan
een paar minuten wordt gekanteld. An-
ders zou er brandstof kunnen gaan lek-
ken.
DCM00231
●
Alvorens de buitenboordmotor te kan-
telen, moet de procedure die in dit
hoofdstuk in “Uitschakelen van de
motor”wordt beschreven, worden ge-
volgd. Kantel de buitenboordmotor
nooit als hij draait. Ernstige schade
door oververhitting kan daar het resul-
taat van zijn.
●
Kantel de motor niet omhoog door te-
gen de kantelhendel te duwen, want die
kan daardoor breken.
●
Hou de aandrijfeenheid altijd hoger dan
de propeller. Anders kan er water in de
cilinder lopen, met beschadiging tot ge-
volg.
●
De buitenboordmotor kan niet worden
gekanteld als hij in achteruit staat of als
hij 180° is gedraaid (tegen de achter-
kant).
DMU42930
Procedure voor het naar boven kan-
telen
F2.5A
1. Zet de schakelhendel in neutraal (indien
voorzien) en draai de buitenboordmotor
naar voor.
2. Draai de stuurfrictieregelhendel aan
door hem naar rechts te draaien om te
voorkomen dat de buitenboordmotor vrij
kan draaien.
3. Draai de ontluchtingsschroef vast.
4. Draai de brandstofkraan dicht.
Werking
55

5. Houd de draaghendel vast en kantel de
motor volledig naar omhoog tot de kan-
telsteunhendel automatisch vergrendelt.
NOTA:
Wanneer de motor niet naar voren is gericht,
kan de kantelsteunhendel niet automatisch in
de vergrendelde stand draaien. Wanneer de
kantelsteunhendel niet automatisch vergren-
delt, dient u de motor een beetje naar links
en naar rechts te doen schommelen.
F4B, F5A, F6C
1. Zet de brandstofkraan in de gesloten
stand.
ZMU06871
1
1
1. Gesloten stand
2. Zet de schakelhendel in de stand neu-
traal.
1
ZMU06749
1. Neutrale stand
3. Om stuurbewegingen te voorkomen,
draait u de stuurhendelfrictieafstelling
naar rechts.
ZMU06827
1
1. Stuurfrictieafstelinrichting
4. Draai de ontluchtingsschroef vast.
ZMU06751
1
1. Ontluchtingsschroef
5. Wanneer u een draagbare brandstoftank
gebruikt, koppelt u de brandstofslang los
en brengt u de kap van het brandstof-
slangkoppelstuk aan.
WAARSCHUWING! Wanneer u geen
Werking
56

draagbare brandstoftank gebruikt,
dient u de kap van het brandstoflei-
dingkoppelstuk te installeren. Anders
kunt u zich verwonden wanneer u het
brandstofleidingkoppelstuk per on-
geluk raakt.
[DWM02411]
ZMU06753
2
1
1. Brandstofslang
2. Kap van brandstofleidingkoppelstuk
6. Houd de achterkant van de motorkap
vast en kantel de motor helemaal naar
omhoog. Laat de buitenboordmotor een
beetje zakken vanuit de volledig omhoog
gekantelde stand en steek de kantel-
steunstang stevig in de houder op de
klembeugel.
ZMU06829
1
2
1. Kantelsteunstang
2. Houder
DMU42950
Procedure voor het naar beneden
kantelen
F2.5A
1. Kantel de buitenboordmotor een beetje
naar omhoog.
2. Kantel de buitenboordmotor voorzichtig
omlaag terwijl u de kantelsteunhendel
omhoog trekt.
3. Zet de stuurfrictieafstelling los door ze
naar links te draaien en regel de stuur-
frictie volgens uw eigen voorkeur.
WAARSCHUWING! Als er te veel
weerstand is, is het moeilijk om te stu-
ren, wat tot een ongeluk zou kunnen
leiden.
[DWM00721]
F4B, F5A, F6C
1. Kantel de buitenboordmotor een beetje
naar omhoog.
2. kantel de buitenboordmotor voorzichtig
omlaag terwijl u de kantelsteunstang
omhoog trekt.
Werking
57

ZMU06833
1
1. Kantelsteunstang
3. Draai de stuurhendelfrictieafstelling naar
links om de stuurfrictie in te stellen vol-
gens de voorkeur van de gebruiker.
WAARSCHUWING! Als er te veel
weerstand is, is het moeilijk om te stu-
ren, wat tot een ongeluk zou kunnen
leiden.
[DWM00721]
ZMU06834
1
1. Stuurfrictieafstelinrichting
DMU28062
Ondiep water (F4B, F5A, F6C)
DMU39891
Varen in ondiep water
DWM02391
●
Houd de snelheid zo laag mogelijk wan-
neer u in ondiep water vaart. Het raken
van een obstakel onder water kan er-
voor zorgen dat de buitenboordmotor
uit het water wordt getild, waardoor u de
controle over de boot verliest.
●
Wanneer u in ondiep water vaart, mag u
de buitenboordmotor niet in achteruit
laten draaien. Achterwaartse stuw-
kracht kan ervoor zorgen dat de buiten-
boordmotor uit het water wordt getild,
waardoor de kans op ongevallen en li-
chamelijke letsels wordt vergroot.
DCM00260
Kantel de buitenboordmotor nooit zo
hoog dat de koelwaterinlaat in het staart-
stuk boven het wateroppervlak komt wan-
neer u in ondiep water gaat varen. Dat zou
ernstige schade door oververhitting kun-
nen veroorzaken.
ZMU06819
1
1. Koelwaterinlaat
DMU39583
Procedure voor varen in ondiep water
1. Zet de schakelhendel in de stand neu-
traal.
1
ZMU06749
1. Neutrale stand
Werking
58

2. Houd de achterkant van de motorkap
vast en kantel de buitenboordmotor een
beetje omhoog tot de kantelsteunstang
automatisch vergrendelt. De buiten-
boordmotor kan in deze stand worden
gebruikt om in ondiep water te varen. De
buitenboordmotor heeft 3 standen voor
varen in ondiep water.
ZMU06760
2
1
1. Stand voor varen in ondiep water
2. Kantelsteunstang
DMU40041
Procedure om terug te keren naar nor-
maal varen
1. Om de buitenboordmotor neerwaarts te
kantelen in de normale vaarstand, dient
u de schakelhendel in neutraal te zetten.
1
ZMU06749
1. Neutrale stand
2. Kantel de buitenboordmotor een beetje
omhoog, en kantel de buitenboordmotor
vervolgens een beetje omlaag terwijl u
de kantelsteunstang omhoog trekt.
ZMU06881
1
1. Kantelsteunstang
DMU28195
Varen in andere omstandighe-
den
Varen in zeewater
Na het varen in zeewater moet u de koelwa-
terdoorgangen uitspoelen met zoet water om
te voorkomen dat deze verstopt raken. Spoel
ook de buitenkant van de buitenboordmotor
met zuiver water.
Varen in modderig, troebel of zuurrijk wa-
ter
Yamaha raadt ten stelligste aan gebruik te
maken van de optionele verchroomde water-
pompkit (zie pagina 17) wanneer u de bui-
tenboordmotor gebruikt in zuurrijk water of
water dat veel bezinksel bevat, zoals in mod-
derig of troebel water. Na het varen in der-
gelijk water dient u de koelwatermantels te
spoelen met zuiver water om corrosie te
voorkomen. Spoel ook de buitenkant van de
buitenboordmotor met zuiver water.
Werking
59

DMU43051
Vervoeren en opbergen van de
buitenboordmotor
DWM02620
●
WEES VOORZICHTIG bij het transpor-
teren van een brandstoftank, hetzij in
een boot hetzij in een wagen.
●
Vul de brandstofcontainer NOOIT tot
zijn maximale capaciteit. Benzine zet
sterk uit wanneer hij warm wordt waar-
door er zich druk kan ontwikkelen in de
container. Dat kan lekkage en brand
veroorzaken.
●
Lekkende brandstof zorgt voor brand-
gevaar. Bij het transporteren en opber-
gen van de buitenboordmotor dient u de
brandstofleiding los te koppelen van de
buitenboordmotor om lekkende brand-
stof te voorkomen.
●
Begeef u nooit onder de buitenboord-
motor wanneer hij gekanteld is. Als de
buitenboordmotor per ongeluk valt,
kunt u ernstig gewond raken.
●
Gebruik de kantelsteunhendel of de
kantelsteunknop niet om de boot de sle-
pen. De buitenboordmotor zou los kun-
nen trillen uit de kantelsteun en vallen.
Als de buitenboordmotor niet kan wor-
den gesleept in zijn normale bedrijfs-
stand, dient u een bijkomend onder-
steuningssysteem te gebruiken om
hem vast te zetten in de kantelstand.
DCM02440
Alvorens u de buitenboordmotor voor
langere tijd opbergt, moet u de brandstof
uit de brandstoftank verwijderen. Bedor-
ven brandstof kan de brandstofleiding
verstoppen waardoor de motor moeilijk
start of niet goed werkt.
Voor het opbergen of transporteren van de
buitenboordmotor dient u de onderstaande
procedure te volgen.
●
Koppel de brandstofslang los van het
brandstofleidingkoppelstuk op de buiten-
boordmotor en installeer de kap van het
brandstofleidingkoppelstuk.
●
Draai de brandstofkraan van de buiten-
boordmotor dicht, en draai vervolgens de
dop van de ingebouwde brandstoftank en
zijn ontluchtingsschroef vast.
●
Draai de dop van de draagbare brandstof-
tank en zijn ontluchtingsschroef vast.
●
Bewaar de draagbare brandstoftank op
een goed geventileerde plaats.
●
Bewaar de draagbare brandstoftank op
een plaats waar ze stabiel staat en niet on-
derhevig is aan schokken.
Wanneer de buitenboordmotor voor langere
tijd wordt gekanteld voor het aanmeren of
slepen van de boot, dient u de onderstaande
procedure te volgen.
●
Koppel de brandstofslang los van het
brandstofleidingkoppelstuk op de buiten-
boordmotor en installeer de kap van het
brandstofleidingkoppelstuk.
●
Draai de brandstofkraan van de buiten-
boordmotor dicht, en draai vervolgens de
dop van de ingebouwde brandstoftank en
zijn ontluchtingsschroef vast.
●
Draai de dop van de draagbare brandstof-
tank en zijn ontluchtingsschroef vast.
De buitenboordmotor moet worden getrans-
porteerd en opgeborgen in de normale be-
drijfsstand. Als er in die stand te weinig spe-
ling is tussen het wegdek en de motor, dient
u de buitenboordmotor te slepen in de ge-
kantelde stand met gebruikmaking van een
motorondersteuningssysteem zoals een
spiegelbeschermingsstang. Raadpleeg uw
Yamaha-dealer voor meer informatie.
Onderhoud
60

DMU42901
De buitenboordmotor transporteren/
demonteren
F2.5A
Bij het transporteren of opbergen van de niet
op een boot gemonteerde buitenboordmotor,
moet hij in de getoonde stand worden ge-
houden.
NOTA:
Leg een doek of iets dergelijks onder de bui-
tenboordmotor om hem niet te beschadigen.
F4B, F5A, F6C
DWM02300
Pak de motor nooit vast bij de motorkap
of de stuurhendel bij het monteren of de-
monteren van de buitenboordmotor. An-
ders kan de buitenboordmotor vallen.
1. Schakel de motor uit en trek de boot aan
land.
2. Draai de brandstoftankdop en de ont-
luchtingsschroef stevig vast.
ZMU06844
1
2
1. Ontluchtingsschroef
2. Brandstoftankkap
3. Zet de brandstofkraan in de gesloten
stand.
Onderhoud
61

ZMU06871
1
1
1. Gesloten stand
4. Wanneer u een draagbare brandstoftank
gebruikt, koppelt u de brandstofslang los
van het brandstofslangkoppelstuk en
brengt u de kap van het brandstofslang-
koppelstuk aan. WAARSCHUWING!
Wanneer u geen draagbare brand-
stoftank gebruikt, dient u de kap van
het brandstofleidingkoppelstuk te in-
stalleren. Anders kunt u zich verwon-
den wanneer u het brandstofleiding-
koppelstuk per ongeluk raakt.
[DWM02411]
ZMU06753
2
1
1. Brandstofslang
2. Kap van brandstofleidingkoppelstuk
5. Om stuurbewegingen te voorkomen,
draait u de stuurfrictiehendel naar
rechts.
ZMU06827
1
1. Stuurfrictieafstelinrichting
6. Draai de stuurhendel 180° zodat hij ach-
terwaarts wijst.
ZMU06836
7. Draai de knevelbouten los.
8. Houd de draaghendel en de handgreep
op de voorkant van de onderbak vast en
til de buitenboordmotor met de hulp van
een tweede persoon op om hem van de
boot te verwijderen.
ZMU06821
1
2
1. Draaghendel
2. Handgreep
Onderhoud
62

hem voor langere tijd opbergt. De volgende
procedures kunnen echter door de eigenaar
worden uitgevoerd.
DCM02551
●
Plaats de buitenboordmotor niet op zijn
zijkant vooraleer het koelwater volledig
is weggevloeid. Anders kan er water in
de cilinder terechtkomen via de uitlaat-
klep en motorstoringen veroorzaken.
●
U dient de buitenboordmotor te vervoe-
ren en op te bergen zoals beschreven in
“De buitenboordmotor vervoeren/de-
monteren”.
●
Bewaar de buitenboordmotor op een
droge, goed verluchte plaats, be-
schermd tegen rechtstreeks zonlicht.
DMU28305
Procedure
DMU43031
Spoelen in een testtank
DCM00301
Alvorens de motor te starten, dient u te
controleren of de koelwatermantels met
water worden gevoed. Anders kan de
motor oververhit en daardoor beschadigd
raken.
Het doorspoelen van het koelwatersysteem
is van cruciaal belang om te voorkomen dat
het koelwatersysteem verstopt raakt met
zout, zand of vuil. Bovendien is het conser-
veren/smeren van de motor noodzakelijk om
overmatige motorschade door roestvorming
te voorkomen. Voer het doorspoelen en be-
nevelen op hetzelfde tijdstip uit.
F2.5A
1. Was de ommanteling van de buiten-
boordmotor met zuiver water.
OPGELET: Spuit geen water in de
luchtinlaat.
[DCM01840]
Voor meer informa-
tie, zie pagina 68.
2. Zet de brandstofkraan in de gesloten
stand. Draai de ontluchtingsschroef op
de brandstoftankdop vast.
3. Verwijder de motorkap en de kap van de
geluiddemper.
4. Verwijder de propeller. Voor meer infor-
matie, zie pagina 80.
5. Installeer de buitenboordmotor op de
testtank.
1. Wateroppervlak
2. Laagste waterpeil
6. Vul de tank met leidingwater tot boven
het niveau van de anti-cavitatieplaat.
OPGELET: Als het peil van het vers
water onder het peil van de anticavi-
tatieplaat komt of als de watervoor-
raad niet groot genoeg is, kan de
motor vastlopen.
[DCM00291]
7. Laat de motor enkele minuten draaien
met een hoog vrijlooptoerental in neu-
traal. WAARSCHUWING! Bij het star-
ten of terwijl de motor draait mag u
geen elektrische onderdelen aanra-
ken of verwijderen. Houd handen,
haar en kleren uit de buurt van het
vliegwiel en andere draaiende onder-
delen terwijl de motor draait.
[DWM00091]
8. Spuit net voor u de motor uitschakelt wat
“conserveringsolie” in de carburateur. In-
Onderhoud
64

dien correct uitgevoerd, zal de motor
sterk beginnen roken en bijna stilvallen.
9. Als er geen “conserveringsolie” beschik-
baar is, laat u de motor met snel vrijloop-
toerental draaien tot het brandstofsys-
teem leegstroomt en de motor stilvalt.
10. Draai de ontluchtingsschroef één slag
los. Zet de brandstofkraan in de open
stand.
11. Verwijder de doorvoerrubber. Plaats een
bak onder de aftapopening van de car-
burateur om de benzine op te vangen, en
draai vervolgens de aftapschroef los.
12. Draai de ontluchtingsschroef vast. In-
stalleer de doorvoerrubber.
13. Zet de brandstofkraan in de gesloten
stand. Draai de ontluchtingsschroef
vast.
14. Als er geen “conserveringsolie” beschik-
baar is, dient u de bougie uit te draaien.
Giet een theelepel schone motorolie in
de cilinder. Voer meerdere startbewe-
gingen met de repeteerstarter uit. Instal-
leer de bougie opnieuw.
15. Verwijder de buitenboordmotor van de
testtank.
16. Breng de geluiddemperkap en de motor-
kap opnieuw aan.
17. Tap het koelwater volledig af uit de
motor. Maak het lichaam grondig
schoon.
18. Installeer de propeller. Voor meer infor-
matie, zie pagina 80.
F4B, F5A, F6C
1. Was de ommanteling van de buiten-
boordmotor met zuiver water.
OPGELET: Spuit geen water in de
luchtinlaat.
[DCM01840]
Voor meer informa-
tie, zie pagina 68.
2. Wanneer u de ingebouwde brandstof-
tank gebruikt, laat u de brandstof hele-
maal uit de tank lopen, zet u de brand-
stofkraan in de gesloten stand en draait
u de ontluchtingsschroef aan. Raad-
pleeg een Yamaha-dealer voor het leeg-
laten van de ingebouwde brandstoftank.
3. Wanneer u een draagbare brandstoftank
gebruikt, koppelt u de brandstofslang
los, brengt u de kap van het brandstof-
slangkoppelstuk aan en zet u de brand-
stofkraan in de gesloten stand.
ZMU06871
1
1
1. Gesloten stand
4. Verwijder de motorkap en de dop van de
conserveringsopening.
Onderhoud
65

1
ZMU06822
1. Kap
5. Verwijder de propeller. Voor meer infor-
matie, zie pagina 80.
6. Installeer de buitenboordmotor op de
testtank.
3
ZMU06862
1. Wateroppervlak
2. Laagste waterpeil
3. Koelwaterinlaat
7. Vul de testtank met leidingwater tot bo-
ven het niveau van de anti-cavitatieplaat.
OPGELET: Als het peil van het vers
water onder het peil van de anticavi-
tatieplaat komt of als de watervoor-
raad niet groot genoeg is, kan de
motor vastlopen.
[DCM00291]
8. Zet de schakelhendel in de stand neu-
traal.
9. Start de motor en laat hem enkele minu-
ten met vrijlooptoerental draaien.
WAARSCHUWING! Bij het starten of
terwijl de motor draait mag u geen
elektrische onderdelen aanraken of
verwijderen. Houd handen, haar en
kleren uit de buurt van het vliegwiel
en andere draaiende onderdelen ter-
wijl de motor draait.
[DWM00091]
10. Spuit voor de motor stilvalt snel wat
“conserveringsolie” in de conserverings-
opening van de geluiddemper. Indien
correct uitgevoerd, zal de motor sterk
beginnen roken en stilvallen.
ZMU06823
11. Als er geen “conserveringsolie” beschik-
baar is, laat u de motor met vrijlooptoe-
rental draaien tot het brandstofsysteem
leegstroomt en de motor stilvalt. Ga na
of de motor is stilgevallen en verwijder
vervolgens de bougie. Giet een theele-
pel schone motorolie in de cilinder. Voer
meerdere startbewegingen met de repe-
teerstarter uit. Installeer de bougie.
12. Verwijder de buitenboordmotor van de
testtank.
13. Tap het koelwater volledig af uit de bui-
tenboordmotor. Maak het lichaam gron-
dig schoon.
14. Breng de dop van de conserveringsope-
ning en de motorkap opnieuw aan.
15. Installeer de propeller. Voor meer infor-
matie, zie pagina 80.
Onderhoud
66

DMU39624
Spoelen met de doorspoelplug (optie)
(F4B, F5A, F6C)
DCM00301
Alvorens de motor te starten, dient u te
controleren of de koelwatermantels met
water worden gevoed. Anders kan de
motor oververhit en daardoor beschadigd
raken.
Het doorspoelen van het koelwatersysteem
is van cruciaal belang om te voorkomen dat
het koelwatersysteem verstopt raakt met
zout, zand of vuil. Bovendien is het conser-
veren/smeren van de motor noodzakelijk om
overmatige motorschade door roestvorming
te voorkomen. Voer het doorspoelen en be-
nevelen op hetzelfde tijdstip uit.
1. Was de ommanteling van de buiten-
boordmotor met zuiver water.
OPGELET: Spuit geen water in de
luchtinlaat.
[DCM01840]
Voor meer informa-
tie, zie pagina 68.
2. Wanneer u de ingebouwde brandstof-
tank gebruikt, laat u de brandstof hele-
maal uit de tank lopen, zet u de brand-
stofkraan in de gesloten stand en draait
u de ontluchtingsschroef aan. Raad-
pleeg een Yamaha-dealer voor het leeg-
laten van de ingebouwde brandstoftank.
3. Wanneer u een draagbare brandstoftank
gebruikt, koppelt u de brandstofslang
los, brengt u de kap van het brandstof-
slangkoppelstuk aan en zet u de brand-
stofkraan in de gesloten stand.
ZMU06871
1
1
1. Gesloten stand
4. Verwijder de motorkap en de dop van de
conserveringsopening.
1
ZMU06822
1. Kap
5. Verwijder de propeller. Voor meer infor-
matie, zie pagina 80.
6. Verwijder de schroef die zich naast het
“ ”-teken (spoelen) op het staart-
stukhuis bevindt. Installeer de door-
spoelplug en sluit ze aan op een zoet-
waterkraan.
7. Dek de koelwaterinlaat af met tape.
8. Draai de watertoevoer naar de buiten-
boordmotor open.
Onderhoud
67

ZMU06763
DMU28461
Controleren van geverfd oppervlak
van de buitenboordmotor
Controleer de buitenboordmotor op krassen,
inkepingen of afbladderende verf. Gebieden
met beschadigde verf gaan waarschijnlijk
sneller roesten. Reinig en verf deze gebie-
den, indien noodzakelijk. Retoucheerverf is
verkrijgbaar bij uw Yamaha-dealer.
DMU37074
Periodiek onderhoud
DWM01981
Deze procedures vereisen technische
vakkennis, gereedschap en benodigdhe-
den. Als u niet over de vereiste vakkennis,
werktuigen of benodigdheden beschikt
om een onderhoudsprocedure uit te voe-
ren, laat het werk dan uitvoeren door een
Yamaha-dealer of een andere gekwalifi-
ceerde technicus.
De procedures omvatten het uit elkaar ne-
men van de motor en het blootleggen van
gevaarlijke onderdelen. Om het risico van
verwonding door bewegende, hete of
elektrische onderdelen te verkleinen:
●
Schakel de motor uit en houd en de mo-
torstopschakelaarkoord bij u terwijl u
onderhoud uitvoert, tenzij anders aan-
gegeven.
●
Laat de motor afkoelen alvorens hete
onderdelen of vloeistoffen aan te raken.
●
Steek de motor altijd volledig terug in
elkaar alvorens hem te laten werken.
DMU28511
Vervangingsonderdelen
Als er reserveonderdelen moeten worden
geïnstalleerd, gebruik dan uitsluitend origi-
nele Yamaha-onderdelen of onderdelen van
een zelfde ontwerp en kwaliteit. Een onder-
deel van minderwaardige kwaliteit zou het
kunnen begeven en het daaruit voortvloeien-
de verlies van controle kan de operator en de
passagiers in gevaar brengen. Originele
Yamaha-onderdelen kunt u verkrijgen via uw
Yamaha-dealer.
DMU34151
Zware gebruiksomstandigheden
Er is sprake van zware gebruiksomstandig-
heden wanneer één of meer van de volgende
toepassingen op regelmatige basis voorko-
men:
●
Gedurende uren constant varen met of net
onder het maximale motortoerental
(omw/min)
●
Gedurende uren constant varen met een
laag motortoerental (omw/min)
●
Gebruik zonder voldoende tijd om de motor
te laten warmlopen en afkoelen
●
Frequente krachtige acceleraties en ver-
tragingen
●
Vaak schakelen
●
Vaak starten en uitschakelen van de
motor(en)
●
Een gebruik waarbij vaak wordt afgewis-
seld tussen zware en lichte ladingen
Buitenboordmotoren die onder één of meer
van de bovengenoemde omstandigheden
worden gebruikt, vereisen frequenter onder-
houd. Yamaha raadt u aan dit onderhoud
tweemaal zo vaak uit te voeren als aangege-
ven in het onderhoudsschema. Bijvoorbeeld,
als een bepaalde onderhoudsingreep om de
50 uren moet gebeuren, dient u hem om de
Onderhoud
69

Item Handelingen
Eerste Om de
20 uur (3
maand)
100 uur (1
jaar)
300 uur (3
jaar)
500 uur (5
jaar)
Brandstofleiding Inspectie of vervanging
indien nodig
Brandstofpomp (F4B,
F5A, F6C)
Inspectie of vervanging
indien nodig
Brandstof/motorolielek Inspecteren
Tandwielolie Vervanging
Smeerpunten Smeren
Impeller/waterpomp-
huis
Inspectie of vervanging
indien nodig
Impeller/waterpomp-
huis Vervanging
Propeller/propeller-
moer/splitpen
Inspectie of vervanging
indien nodig
Schakelverbinding
Inspectie, afstelling of
vervanging indien no-
dig
Bougie Inspectie of vervanging
indien nodig
Bougiedop/bougieka-
bel
Inspectie of vervanging
indien nodig
Water uit de koelwater-
controleopening Inspecteren
Gasklepverbinding/
gaskabel
Inspectie, afstelling of
vervanging indien no-
dig
Thermostaat Inspectie of vervanging
indien nodig
Klepspeling Inspectie en afstelling
Koelwaterinlaat Inspecteren
Stopschakelaar Inspectie of vervanging
indien nodig
Stekkeraansluitingen/
kabelaansluitingen
Inspectie of vervanging
indien nodig
Brandstoftank (optio-
nele draagbare
Yamaha-brandstof-
tank) (F4B, F5A, F6C)
Inspectie en reiniging
indien nodig
Brandstoftank (inge-
bouwde tank)
Inspectie en reiniging
indien nodig
DMU34451
Onderhoudsschema 2
Item Handelingen Om de
1000 uren
Uitlaatgasgeleider/uit-
laatspruitstuk
Inspectie of vervanging
indien nodig
Onderhoud
71

DMU28943
Smeren
Yamaha smeervet A (waterbestendig vet)
Yamaha smeervet D (roestbestendig vet; voor de propelleras)
F2.5A
Onderhoud
72

F4B, F5A, F6C
ZMU06764
Onderhoud
73

DMU39293
Reiniging en afstelling van de bougie
De bougie is een belangrijk motoronderdeel.
De staat van de bougie kan iets over de staat
van de motor aanduiden. Indien bijvoorbeeld
het porselein om de middelste elektrode erg
wit is, kan dit wijzen op een lek in de luchtin-
laat of een probleem met de carburateur van
die cilinder. Probeer bij problemen niet zelf
een diagnose te stellen. Breng in plaats daar-
van de buitenboordmotor naar een Yamaha-
dealer. U zou regelmatig de bougie moeten
verwijderen en onderzoeken, omdat hitte en
afzettingen de bougie langzaam laten verslij-
ten en eroderen.
1. Verwijder de bougiedop van de bougie.
F2.5A
1
ZMU07373
1. Bougiedop
F4B, F5A, F6C
ZMU06803
1
1. Bougiedop
2. Verwijder de bougie. Als de elektrode-
erosie te uitgesproken wordt, of als er
zich te veel koolstof of andere stoffen
hebben afgezet op de elektroden van de
bougie, dient u hem te vervangen door
een bougie van hetzelfde type.
WAARSCHUWING! Zorg dat u de iso-
lator niet beschadigt als u een bougie
verwijdert of installeert. Bij een be-
schadigde isolator kunnen er externe
vonken ontstaan, die brand en explo-
sies kunnen veroorzaken.
[DWM00561]
Standaardbougie:
F2.5AMH BR6HS
F4BMH CR6HSB
F5AMH CR6HSB
F6CMH CR6HSB
3. Zorg ervoor dat u het gespecificeerde
bougietype gebruikt, anders is het mo-
gelijk dat de motor niet correct werkt. Al-
vorens de bougie aan te brengen dient u
de elektrodenafstand met een voeler-
maat te meten. Vervang hem wanneer
de elektrodenafstand afwijkt van de spe-
cificaties.
1. Elektrodeafstand bougie
2. Bougienummer
3. Identificatiemerkteken bougie (NGK)
Elektrodenafstand:
0.6–0.7 mm (0.024–0.028 in)
Onderhoud
74

de 100 bedrijfsuren of om het jaar. Anders
zal de motor snel verslijten.
1. Zet de buitenboordmotor rechtop (niet
gekanteld). OPGELET: Wanneer de
buitenboordmotor niet waterpas
staat, is het op de oliepeilstok aange-
geven oliepeil mogelijk niet accuraat.
[DCM01861]
2. Houd een geschikte opvangbak klaar die
meer olie kan bevatten dan de totale
hoeveelheid motorolie in de motor. Draai
de aftapplug los en verwijder hem en
houd tegelijkertijd de opvangbak onder
het aftapgat. Neem vervolgens de olie-
vuldop af. Laat de olie helemaal uit de
motor lopen. Veeg eventueel gemorste
olie onmiddellijk op.
1. Aftapschroef
3. Breng een nieuwe pakking aan op de af-
tapplug. Breng een dunne laag olie aan
op de pakking en installeer de aftapplug.
Aandraaimoment van de aftapplug:
18.0 Nm (1.84 kgf-m, 13.3 ft-lb)
NOTA:
Als er geen momentsleutel beschikbaar is
wanneer u de aftapplug installeert, draai de
schroef dan met de vingers vast tot de pak-
king in contact komt met het oppervlak van
het aftapgat. Draai hem vervolgens 1/4 tot
1/2 slag verder aan met een gewone sleutel.
Draai de aftapplug daarna zo vlug mogelijk
aan tot het correcte aandraaimoment met be-
hulp van een momentsleutel.
4. Giet de correcte hoeveelheid olie in de
vulopening. Installeer de vuldop.
OPGELET: Te veel olie in de motor
kan lekkage of schade veroorzaken.
Als het oliepeil zich boven het boven-
ste peilstreepje bevindt, tap de olie
dan af tot het gewenste peil is bereikt.
[DCM01850]
Aanbevolen motorolie:
4-takt motorolie
Motoroliehoeveelheid:
0.4 L (0.42 US qt, 0.35 Imp.qt)
1. Olievuldop
5. Start de motor en vergewis u ervan dat
het oliedrukwaarschuwingslampje (in-
dien voorzien) uitgaat. Controleer of er
geen olielekken te bespeuren zijn.
Onderhoud
76

OPGELET: Als het oliedrukwaar-
schuwingslampje blijft branden of als
er olielekken zijn, dient u de motor uit
te schakelen en op zoek te gaan naar
de oorzaak. Wanneer u de motor blijft
gebruiken zonder eerst het probleem
te verhelpen, kan hij ernstig bescha-
digd raken. Raadpleeg uw Yamaha-
dealer als u het probleem niet kunt lo-
kaliseren en oplossen.
[DCM00682]
6. Schakel de motor uit en wacht 3 minu-
ten. Controleer het oliepeil opnieuw via
het oliepeilglas en ga na of het peil zich
tussen de bovenste en onderste peilmar-
kering bevindt. Vul olie bij als het oliepeil
slechts tot onder de onderste markering
reikt, of tap olie af als het peil tot boven
de bovenste markering reikt.
7. Ruim gebruikte olie op volgens de plaat-
selijk geldende voorschriften.
NOTA:
●
Voor verdere informatie over het opruimen
van gebruikte olie, raadpleeg uw Yamaha-
dealer.
●
Ververs de olie vaker wanneer u de motor
onder ongunstige omstandigheden ge-
bruikt, zoals langdurig stapvoets varen.
F4B, F5A, F6C
DCM01710
Ververs de motorolie na de eerste 20 be-
drijfsuren of na 3 maanden, en daarna om
de 100 bedrijfsuren of om het jaar. Anders
zal de motor snel verslijten.
Verwijder de motorolie met een olieverver-
ser.
1. Zet de buitenboordmotor rechtop (niet
gekanteld). OPGELET: Wanneer de
buitenboordmotor niet waterpas
staat, is het op de oliepeilstok aange-
geven oliepeil mogelijk niet accuraat.
[DCM01861]
ZMU06766
2. Start de motor. Laat hem gedurende
5-10 minuten warmdraaien met het vrij-
looptoerental.
3. Schakel de motor uit en laat hem 5-10
minuten staan.
4. Verwijder de motorkap.
5. Verwijder de olievuldop.
Onderhoud
77

ZMU06769
12
1. Olievuldop
2. Oliesmeringscontrolevenstertje
NOTA:
Het oliesmeringscontrolevenstertje geeft niet
het motoroliepeil aan. Gebruik het oliesme-
ringscontrolevenstertje om na te gaan of de
motor wordt gesmeerd met olie wanneer hij
draait.
6. Steek de slang van de olieververser in
de olievulopening en zuig de olie vervol-
gens helemaal uit de motor met behulp
van de olieververser.
ZMU06767
1
1. Olieververser
7. Als u niet over een olieververser be-
schikt, verwijdert u de aftapplug terwijl u
een opvangbak onder het aftapgat
houdt. Laat de olie helemaal uit de motor
lopen. Veeg eventueel gemorste olie on-
middellijk op.
1
2
ZMU06768
1. Aftapschroef
2. Ring
8. Als de aftapplug werd verwijderd, instal-
leert u een nieuwe drukring en aftapplug
en draait u vervolgens de aftapplug vast.
Motorolieaftapbout:
18.0 Nm (1.84 kgf-m, 13.3 ft-lb)
9. Giet de correcte hoeveelheid olie in de
vulopening. OPGELET: Te veel olie in
de olietank kan lekkage of schade ver-
oorzaken. Wanneer het oliepeil hoger
is dan de bovenste peilmarkering,
dient u olie te verwijderen tot het olie-
peil zich tussen de bovenste en on-
derste peilmarkeringen bevindt.
[DCM02181]
10. Breng de olievuldop aan en draai hem
helemaal vast.
Aanbevolen motorolie:
4-takt motorolie
Motoroliehoeveelheid:
0.6 L (0.63 US qt, 0.53 Imp.qt)
11. Laat de buitenboordmotor 5-10 minuten
staan.
12. Verwijder de olievuldop en veeg de er-
aan bevestigde oliepeilstok schoon.
13. Breng de olievuldop aan en draai hem
helemaal vast.
Onderhoud
78

●
Controleer of er vislijn om de propelleras is
gedraaid.
●
Controleer de olie keerring van de propel-
leras op schade.
ZMU06777
1
1. Propelleras
DMU30662
De propeller verwijderen
DMU39310
Spiebaanmodellen
1. Plooi de splitpen met behulp van een
buigtang recht en trek ze uit de opening.
2. Verwijder de propellermoer en de ring.
WAARSCHUWING! Houd de propeller
niet met uw hand vast wanneer u de
propellermoer losdraait.
[DWM01890]
1. Splitpen
2. Propellermoer
3. Ring
4. Propeller
5. Drukring
3. Verwijder de propeller en de drukring.
DMU30672
De propeller installeren
DMU39323
Spiebaanmodellen
DCM00501
Zorg ervoor dat u een nieuwe splitpen ge-
bruikt en plooi de uiteinden ervan goed
om. Anders kan de propeller loskomen tij-
dens het varen en verloren raken.
1. Breng Yamaha smeervet D (roestbe-
stendig vet) op de propelleras aan.
2. Installeer de drukring en de propeller op
de propelleras. OPGELET: Zorg er-
voor dat u de drukring vóór de pro-
peller installeert. Anders kunnen de
onderbak en de propellernaaf be-
schadigd raken.
[DCM01881]
3. Installeer de ring en draai de propeller-
moer aan tot de propeller niet meer los
zit.
4. Breng de propellermoeropening tegen-
over de propellerasopening. Steek een
nieuwe splitpen in de openingen en plooi
de uiteinden ervan om. OPGELET: Ge-
bruik de splitpen niet opnieuw. An-
ders kan de propeller loskomen tij-
dens het draaien.
[DCM01891]
NOTA:
Als de propellermoeropening niet is uitgelijnd
met de propellerasopening na het aandraai-
Onderhoud
80
Produktspecifikationer
Varumärke: | Yamaha |
Kategori: | Utombordsmotor |
Modell: | F2.5 (2013) |
Behöver du hjälp?
Om du behöver hjälp med Yamaha F2.5 (2013) ställ en fråga nedan och andra användare kommer att svara dig
Utombordsmotor Yamaha Manualer

2 Januari 2025

2 Januari 2025

2 Januari 2025

2 Januari 2025

2 Januari 2025

2 Januari 2025

2 Januari 2025

23 September 2024

19 September 2024

8 September 2024
Utombordsmotor Manualer
- Utombordsmotor Garmin
- Utombordsmotor Tohatsu
- Utombordsmotor Suzuki
- Utombordsmotor Intex
- Utombordsmotor Honda
- Utombordsmotor Nanni
- Utombordsmotor Greenworks
- Utombordsmotor Coleman
- Utombordsmotor Torqeedo
- Utombordsmotor Haswing
- Utombordsmotor Nimarine
- Utombordsmotor Mercury
- Utombordsmotor Rhino
- Utombordsmotor Evinrude
- Utombordsmotor Neptun
- Utombordsmotor Talamex
- Utombordsmotor Sail
- Utombordsmotor Hidea
Nyaste Utombordsmotor Manualer

8 Januari 2025

30 December 2025

30 December 2025

29 December 2024

29 December 2024

27 December 2024

27 Oktober 2024

2 Oktober 2024

2 Oktober 2024

28 September 2024