GasGas EX 350F (2021) Bruksanvisning

GasGas Motor EX 350F (2021)

Läs nedan 📖 manual på svenska för GasGas EX 350F (2021) (138 sidor) i kategorin Motor. Denna guide var användbar för 9 personer och betygsatt med 4.5 stjärnor i genomsnitt av 2 användare

Sida 1/138
BEDIENINGSHANDLEIDING 2021
EX 350F
Artikelnr. 3215019nl
BESTE GASGAS-KLANT,
*3215019nl*
3215019nl
10/2020
BESTE
BESTE
BESTE
BESTEBESTE GASGAS-KLANT,
GASGAS-KLANT,
GASGAS-KLANT,
GASGAS-KLANT,GASGAS-KLANT,
Hartelijk gefeliciteerd met de aankoop van uw GASGAS-motorfiets. U bent nu in het bezit van een modern en sportief voer-
tuig dat, mits goed onderhouden, u lang plezier zal schenken.
We wensen u te allen tijde een goede en veilige reis toe!
Hieronder het serienummer van uw voertuig invullen.
Voertuigidentificatiennummer ( pag. 12) Stempel dealer
Motornummer ( pag. 12)
De bedieningshandleiding komt op het tijdstip van publicatie gaat overeen met de nieuwste stand van deze modelserie.
Kleine afwijkingen die het resultaat zijn van een constructieve ontwikkeling kunnen echter niet worden uitgesloten.
Alle hier genoemde gegevens zijn vrijblijvend. GASGAS Motorcycles GmbH houdt zich het recht voor technische gegevens,
prijzen, kleuren, vormen, materialen, dienst- en serviceverlening, constructies, uitrustingen en dergelijke zonder vooraf-
gaande aankondiging en zonder opgave van redenen te wijzigen resp. zonder vergoeding te annuleren, deze aan te passen
aan de plaatselijke situatie of de productie van een bepaald model zonder voorafgaande aankondiging te beëindigen. GAS-
GAS Motorcycles is niet aansprakelijk voor leveringsmogelijkheden, afwijkingen van afbeeldingen en beschrijvingen, druk-
fouten en vergissingen. De afgebeelde modellen zijn voor een deel voorzien van speciale uitrustingen die niet standaard bij
de leveringsomvang horen.
© 2020 GASGAS Motorcycles GmbH, Mattighofen Oostenrijk
Alle rechten voorbehouden
Nadruk, ook gedeeltelijk, en vermenigvuldigingen van welke aard dan ook zijn uitsluitend toegestaan met toestemming van
de auteur.
ISO 9001(12 100 6061)
GASGAS Motorcycles past kwaliteitsborgingsprocessen toe in de zin van de internationale kwaliteitsmanage-
mentsnorm ISO 9001 om een zo hoog mogelijke productkwaliteit te bereiken.
Afgegeven door: TÜV Management Service
GASGAS Motorcycles GmbH
Stallhofnerstraße 3
5230 Mattighofen, Oostenrijk
Dit document is geldig voor de volgende modellen:
EX 350F US (F0375U1)
INHOUDSOPGAVE
2
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVEINHOUDSOPGAVE
1 SYMBOLEN EN FORMATERINGEN ............................... 5
1.1 Gebruikte pictogrammen.............................. 5
1.2 Gebruikte formatteringen............................. 5
2 VEILIGHEIDSAANWIJZINGEN ....................................... 6
2.1 Gebruiksdefinitie - beoogd gebruik .............. 6
2.2 Onjuist gebruik .............................................. 6
2.3 Veiligheidsaanwijzingen ................................ 6
2.4 Gevarenniveau en pictogrammen ................ 6
2.5 Waarschuwing voor manipulaties ................ 7
2.6 Veilig gebruik ................................................. 7
2.7 Beschermende kleding.................................. 8
2.8 Werkinstructies ............................................. 8
2.9 Milieu............................................................. 8
2.10 Bedieningshandleiding.................................. 8
3 BELANGRIJKE AANWIJZINGEN..................................... 9
3.1 Fabrieksgarantie, garantie ............................ 9
3.2 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen ...................... 9
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren.................. 9
3.4 Service ........................................................... 9
3.5 Afbeeldingen ................................................. 9
3.6 Klantenservice ............................................... 9
4 AFBEELDING VOERTUIG ............................................ 10
4.1 Afbeelding voertuig linksvoor
(symbolische weergave).............................. 10
4.2 Afbeelding voertuig rechtsachter
(symbolische weergave).............................. 11
5 SERIENUMMERS ........................................................ 12
5.1 Voertuigidentificatiennummer ................... 12
5.2 Typeplaatje .................................................. 12
5.3 Motornummer............................................. 12
5.4 Artikelnummer voorvork............................. 12
5.5 Artikelnummer schokdemper..................... 13
6 BEDIENINGSELEMENTEN........................................... 14
6.1 Koppelingshendel........................................ 14
6.2 Remhendel .................................................. 14
6.3 Gashendel.................................................... 14
6.4 Uitschakelknop............................................ 14
6.5 Startknop ..................................................... 15
6.6 Overzicht controlelampjes .......................... 15
6.7 Tankdop openen ......................................... 15
6.8 Tankdop sluiten ........................................... 16
6.9 Koude-startknop.......................................... 16
6.10 Regelschroef stationair toerental ............... 17
6.11 Versnellingshendel ...................................... 17
6.12 Rempedaal................................................... 18
7 INBEDRIJFSTELLING ................................................... 19
7.1 Aanwijzingen voor eerste
inbedrijfstelling............................................ 19
7.2 Motor inrijden ............................................. 20
7.3 Startvermogen van lithium-ion-accu's bij
lage temperaturen ...................................... 21
7.4 Voertuig voorbereiden op zwaardere
gebruiksomstandigheden............................ 21
7.5 Voertuig voor rijden op droog zand
voorbereiden............................................... 21
7.6 Voertuig voor rijden op nat zand
voorbereiden............................................... 22
7.7 Voertuig voor rijden op nat en modderig
circuit voorbereiden.................................... 23
7.8 Voertuig voor hoge temperaturen of
langzaam rijden voorbereiden.................... 23
7.9 Voertuig voor lage temperaturen of
sneeuw voorbereiden ................................. 23
8 RIJ-INSTRUCTIES ........................................................ 24
8.1 Controle en onderhoud voor iedere
inbedrijfstelling............................................ 24
8.2 Voertuig starten .......................................... 24
8.3 Beginnen met rijden.................................... 25
8.4 Schakelen, rijden ......................................... 25
8.5 Afremmen.................................................... 26
8.6 Stoppen, parkeren....................................... 26
8.7 Transporteren.............................................. 27
8.8 Brandstof tanken......................................... 27
9 SERVICESCHEMA........................................................ 29
9.1 Extra informatie........................................... 29
9.2 Verplichte werkzaamheden ........................ 29
9.3 Aanbevolen werkzaamheden...................... 30
10 CHASSIS AFSTELLEN................................................... 32
10.1 Basisinstelling chassis voor
bestuurdersgewicht controleren ................ 32
10.2 Luchtvering XACT 5548 ............................... 32
10.3 Ingaande demping schokdemper ............... 33
10.4 Ingaande demping lowspeed van de
schokdemper instellen................................ 33
10.5 Ingaande demping highspeed van de
schokdemper instellen................................ 34
10.6 Uitgaande demping van de
schokdemper instellen................................ 34
10.7 Maat achterwiel zonder belasting
bepalen........................................................ 35
10.8 Statische veerweg schokdemper
controleren.................................................. 36
10.9 Dynamische veerweg schokdemper
controleren.................................................. 36
10.10 Veervoorspanning schokdemper
instellen ................................................... 37
10.11 Dynamische veerweg instellen ............... 38
10.12 Basisinstelling voorvork controleren .......... 38
10.13 Voorvorkluchtdruk instellen........................ 39
10.14 Ingaande demping voorvork instellen ........ 40
10.15 Uitgaande demping voorvork instellen ...... 40
10.16 Stuurpositie ................................................. 41
10.17 Stuurpositie instellen .............................. 41
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS........................ 43
11.1 Motorfiets met hefbok opkrikken............... 43
11.2 Motorfiets van hefbok nemen .................... 43
INHOUDSOPGAVE
3
11.3 Vorkpoten ontluchten................................. 43
11.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen............... 44
11.5 Voorvorkprotector demonteren................. 45
11.6 Voorvorkprotector monteren..................... 45
11.7 Vorkpoten demonteren .......................... 45
11.8 Vorkpoten monteren .............................. 46
11.9 Onderste kroonplaat demonteren ......... 47
11.10 Onderste kroonplaat monteren .............. 47
11.11 Speling balhoofdlager controleren ............. 49
11.12 Speling balhoofdlager instellen .............. 50
11.13 Balhoofdlager smeren ............................. 51
11.14 Startnummerbord demonteren.................. 51
11.15 Startnummerbord monteren...................... 51
11.16 Spatbord voor demonteren ........................ 51
11.17 Spatbord voor monteren ............................ 52
11.18 Schokdemper demonteren ..................... 53
11.19 Schokdemper monteren ......................... 54
11.20 Zadel verwijderen........................................ 55
11.21 Zadel monteren........................................... 56
11.22 Deksel luchtfilterbak demonteren .............. 56
11.23 Deksel luchtfilterbak monteren .................. 57
11.24 Luchtfilter demonteren ........................... 58
11.25 Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen ...... 58
11.26 Luchtfilter monteren ............................... 59
11.27 Luchtfilterbak-deksel op borging
voorbereiden ........................................... 59
11.28 Einddemper demonteren............................ 60
11.29 Einddemper monteren................................ 60
11.30 Glasvezelvulling van einddemper
vervangen ................................................ 60
11.31 Brandstoftank demonteren .................... 61
11.32 Brandstoftank monteren ........................ 63
11.33 Kettingvervuiling controleren ..................... 64
11.34 Ketting reinigen ........................................... 64
11.35 Kettingspanning controleren ...................... 65
11.36 Kettingspanning instellen............................ 66
11.37 Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel
en kettinggeleiding controleren ................. 67
11.38 Frame controleren .................................. 69
11.39 Achterbrug controleren .......................... 69
11.40 Gaskabellegging controleren ...................... 69
11.41 Rubberen stuurcovers controleren............. 70
11.42 Uitgangspositie koppelingshendel
instellen ....................................................... 71
11.43 Vloeistofpeil hydraulische koppeling
controleren/corrigeren ............................... 71
11.44 Vloeistof van de hydraulische koppeling
verversen ................................................. 72
12 REMSYSTEEM............................................................. 74
12.1 Vrije slag remhendel controleren ............... 74
12.2 Uitgangspositie van de handremhendel
instellen ....................................................... 74
12.3 Remschijven controleren ............................ 74
12.4 Remvloeistofpeil voorwielrem
controleren.................................................. 75
12.5 Remvloeistof van de voorwielrem
bijvullen ................................................... 76
12.6 Remplaketten van de voorwielrem
controleren.................................................. 77
12.7 Remplaketten van de voorwielrem
vervangen ................................................ 77
12.8 Vrije slag rempedaal controleren ............... 79
12.9 Uitgangspositie van het rempedaal
instellen ................................................... 80
12.10 Remvloeistofpeil achterwielrem
controleren.................................................. 81
12.11 Remvloeistof achterwielrem bijvullen .... 81
12.12 Remplaketten van de achterwielrem
controleren.................................................. 82
12.13 Remplaketten van de achterwielrem
vervangen ................................................ 83
13 WIELEN, BANDEN ...................................................... 85
13.1 Voorwiel demonteren ............................. 85
13.2 Voorwiel monteren ................................. 86
13.3 Achterwiel demonteren .......................... 86
13.4 Achterwiel monteren .............................. 87
13.5 Bandentoestand controleren...................... 89
13.6 Bandenspanning controleren...................... 89
13.7 Spaakspanning controleren ........................ 90
14 ELEKTRONICA............................................................. 91
14.1 12V-accu demonteren ............................ 91
14.2 12V-accu monteren ................................ 91
14.3 12V-accu laden ........................................ 92
14.4 Hoofdzekering vervangen ........................... 93
14.5 Diagnosestekker.......................................... 94
15 KOELSYSTEEM............................................................ 95
15.1 Koelsysteem ................................................ 95
15.2 Antivries en koelmiddelpeil controleren .... 95
15.3 Koelmiddelpeil controleren ........................ 96
15.4 Koelmiddel aftappen ............................... 96
15.5 Koelmiddel vullen .................................... 97
15.6 Koelmiddel verversen.................................. 98
16 MOTOR AFSTELLEN ................................................... 99
16.1 Speling gaskabel controleren...................... 99
16.2 Speling gaskabel instellen ....................... 99
16.3 Eigenschappen van de gasrespons
instellen ................................................ 100
16.4 Stationair toerental instellen ............... 101
16.5 Smoorkleppositie programmeren............ 102
16.6 Uitgangspositie versnellingshendel
controleren............................................... 103
16.7 Uitgangspositie van de
versnellingshendel instellen ................. 103
17 SERVICEWERKZAAMHEDEN MOTOR...................... 104
17.1 Brandstofzeef vervangen ..................... 104
17.2 Motoroliepeil controleren ....................... 105
17.3 Motorolie verversen, oliefilter
vervangen en oliezeef reinigen ............ 105
17.4 Motorolie bijvullen................................... 108
INHOUDSOPGAVE
4
18 REINIGING, ONDERHOUD....................................... 109
18.1 Motorfiets reinigen .................................. 109
19 STALLING................................................................. 111
19.1 Stalling ...................................................... 111
19.2 Inbedrijfname na stalling ......................... 112
20 OPSPOREN VAN FOUTEN ....................................... 113
21 KNIPPERCODE ......................................................... 115
22 TECHNISCHE GEGEVENS......................................... 117
22.1 Motor........................................................ 117
22.2 Aanhaalmomenten motor ....................... 118
22.3 Vulhoeveelheden ..................................... 120
22.3.1 Motorolie............................................. 120
22.3.2 Koelmiddel........................................... 120
22.3.3 Brandstof ............................................. 120
22.4 Chassis ...................................................... 120
22.5 Elektronica................................................ 121
22.6 Banden...................................................... 121
22.7 Voorvork................................................... 121
22.8 Schokdemper............................................ 122
22.9 Aanhaalmomenten chassis ...................... 122
23 GEBRUIKSSTOFFEN ................................................. 125
24 HULPSTOFFEN......................................................... 127
25 NORMEN................................................................. 129
26 LIJST MET VAKBEGRIPPEN ...................................... 130
27 LIJST MET AFKORTINGEN ....................................... 131
28 LIJST MET SYMBOLEN............................................. 132
28.1 Gele of oranje pictogrammen.................. 132
INDEX ............................................................................... 133
BELANGRIJKE AANWIJZINGEN 3
9
3.1 Fabrieksgarantie, garantie
De in het serviceschema voorgeschreven werkzaamheden mogen uitsluitend door een geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage worden uitgevoerd en moeten in het GASGAS Motorcycles Dealer.net worden bevestigd,
omdat anders de garantie volledig vervalt. Bij schade of gevolgschade die door manipulaties en/of wijzigingen aan het
voertuig is veroorzaakt, bestaat er geen aanspraak op fabrieksgarantie.
3.2 Bedrijfsmiddelen, hulpstoffen
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
Bedrijfsmiddelen en hulpstoffen volgens de bedieningshandleiding en specificaties gebruiken.
3.3 Reserveonderdelen, toebehoren
Gebruik voor uw eigen veiligheid alleen reserveonderdelen en toebehoren die door GASGAS Motorcycles zijn vrijgegeven
en/of aanbevolen en laat deze alleen in een geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage monteren. Voor andere producten
en daardoor veroorzaakte schade is GASGAS Motorcycles niet aansprakelijk.
Enkele reserveonderdelen en toebehoren zijn bij de betreffende beschrijvingen tussen haakjes aangegeven. Uw geautori-
seerde GASGAS Motorcycles-dealer adviseert u graag.
De actuele GASGAS Technical Accessories voor uw voertuig vindt u op de GASGAS Motorcycles-website.
Internationale GASGAS Motorcycles-website: http://www.gasgas.com
3.4 Service
Voorwaarde voor een storingsvrij gebruik en het voorkomen van voortijdige slijtage is dat u zich houdt aan de in de bedie-
ningshandleiding genoemde service-, onderhouds- en afstelwerkzaamheden aan de motor en het chassis. Door een onjuist
afgesteld chassis kunnen chassiscomponenten beschadigen of afbreken.
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt zoals op zand of op een nat of modderig
traject/terrein, kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk sneller verslijten.
Daarom kan het nodig zijn onderdelen reeds voor het bereiken van het volgende service-interval te controleren of te
vervangen.
Het is belangrijk dat u zich strikt houdt aan de voorgeschreven inrijtijden en service-intervallen. De inachtneming daarvan
draagt in belangrijke mate bij aan de verhoging van de levensduur van de motorfiets.
Bij de intervallen gebaseerd op tijd of kilometerstand is het interval dat als eerste komt doorslaggevend.
3.5 Afbeeldingen
De in de handleiding weergegeven afbeeldingen tonen deels speciale uitrustingen.
Voor een betere weergave en toelichting kunnen enkele onderdelen gedemonteerd of niet afgebeeld zijn. Voor de betref-
fende beschrijving is het echter niet altijd noodzakelijk dat deze onderdelen worden gedemonteerd. Houdt u zich aan de
aanwijzingen in de tekst.
3.6 Klantenservice
De geautoriseerde GASGAS Motorcycles-dealer beantwoordt graag uw vragen over uw voertuig of over GASGAS Motorcy-
cles.
De lijst met geautoriseerde GASGAS Motorcycles-dealers vindt u op de GASGAS Motorcycles-website.
Internationale GASGAS Motorcycles-website: http://www.gasgas.com
5 SERIENUMMERS
12
5.1 Voertuigidentificatiennummer
401945-10
Het voertuigidentificatienummer is aan de rechterkant van het bal-
hoofd gegraveerd.
5.2 Typeplaatje
401946-10
Het typeplaatje is aan de voorzijde van het balhoofd aangebracht.
5.3 Motornummer
H01047-10
Het motornummer in de linkerkant van de motor boven het ketting-
aandrijfwiel gegraveerd.
5.4 Artikelnummer voorvork
401947-10
Het artikelnummer van de voorvork is aan de binnenkant van de
asopname gegraveerd.
SERIENUMMERS 5
13
5.5 Artikelnummer schokdemper
401948-10
Het artikelnummer van de schokdemper is op het bovenste deel van
de schokdemper boven de stelring naar de motorzijde toe gegraveerd.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
14
6.1 Koppelingshendel
A00795-10
De koppelingshendel is aan de linkerzijde van het stuur aangebracht.
De koppeling wordt hydraulisch bediend en automatisch bijgesteld.
6.2 Remhendel
A00798-10
De remhendel is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
De voorwielrem wordt bediend met de remhendel.
6.3 Gashendel
A00759-10
De gashendel is aan de rechterzijde van het stuur aangebracht.
6.4 Uitschakelknop
A00796-10
De uitschakelknop is links op het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Uitschakelknop in de uitgangspositie In deze stand is het ont-
stekingscircuit gesloten en kan de motor worden gestart.
Uitschakelknop ingedrukt In deze stand is het ontstekingscir-
cuit onderbroken. Een draaiende motor schakelt uit en een stil-
staande motor schakelt niet in.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
15
6.5 Startknop
A00759-11
De startknop is aan de rechterkant van het stuur aangebracht.
Mogelijke toestanden
Startknop in de uitgangspositie
Startknop ingedrukt In deze stand wordt de startmotor geacti-
veerd.
6.6 Overzicht controlelampjes
A00760-10
Mogelijke toestanden
Controlelampje storing brandt/knippert oranje De OBD
heeft een fout in de voertuigelektronica geconstateerd.
Waarschuwingslampje brandstofpeil brandt oranje
Brandstofpeil heeft de reservemarkering bereikt.
6.7 Tankdop openen
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in
de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuOndeskundige omgang met brandstof is gevaarlijk voor het milieu.
Er mag geen brandstof in het grondwater, de bodem of riolering terechtkomen.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
16
A00761-10
Ontgrendelknop indrukken, tankdop tegen de klok in draaien en
naar boven toe verwijderen.
6.8 Tankdop sluiten
A00770-10
Tankdop plaatsen en met de klok mee draaien tot de ontgrendel-
knop vergrendelt.
Info
Slang van de brandstoftankontluchting zonder knikken
leggen.
6.9 Koude-startknop
A00773-10
De koude-startknop is onder aan het smoorklephuis aangebracht.
Bij koude motor en lage omgevingstemperatuur verlengt de elektro-
nische brandstofinspuiting de inspuittijd. Om de grotere hoeveelheid
brandstof te verbranden, wordt er extra zuurstof aan de motor toege-
voerd door het uittrekken van de koude-startknop.
Als kort gas wordt gegeven en de gashendel dan wordt losgelaten of de
gashendel naar voren wordt gedraaid, springt de koude-startknop terug
in de uitgangspositie.
Info
Controleer of de koude-startknop is teruggekeerd naar de uit-
gangspositie.
Mogelijke toestanden
Koude-startknop geactiveerd Koude-startknop is tot de aanslag
ingedrukt.
Koude-startknop gedeactiveerd Koude-startknop staat in de uit-
gangspositie.
BEDIENINGSELEMENTEN 6
17
6.10 Regelschroef stationair toerental
A00808-10
De stationaire afstelling van de regelklep is van grote invloed op het
startgedrag, een stabiel stationair toerental en de response bij het gas
geven.
Een motor met een correct ingesteld stationair toerental start makkelij-
ker dan een motor met een verkeerd ingesteld stationair toerental.
Het stationaire toerental wordt met de regelschroef stationair toeren-
tal afgesteld.
Als de regelschroef stationair toerental met de klok mee wordt gedraaid,
wordt het stationaire toerental hoger.
Als de regelschroef stationair toerental tegen de klok in wordt gedraaid,
wordt het stationaire toerental lager.
6.11 Versnellingshendel
401950-10
De versnellingshendel is aan de linkerkant van de motor gemon-
teerd.
401950-11
De positie van de versnellingen kan afgelezen worden van de afbeelding.
De neutrale of stationaire stand bevindt zich tussen de 1e en 2e versnel-
ling.
6 BEDIENINGSELEMENTEN
18
6.12 Rempedaal
401956-10
Het rempedaal bevindt zich voor de rechter voetsteun.
Met het rempedaal wordt de achterwielrem bediend.
INBEDRIJFSTELLING 7
19
7.1 Aanwijzingen voor eerste inbedrijfstelling
Gevaar
Gevaar voor ongevallenBestuurders die niet geschikt zijn voor het verkeer vormen een gevaar voor zichzelf en
voor anderen.
Rijd niet met het voertuig, als u door alcohol, drugs of medicijnen ongeschikt voor het verkeer bent.
Rijd niet met het voertuig, als u hiertoe fysiek of psychisch niet in staat bent.
Waarschuwing
Gevaar voor letselGeen of slechte beschermende kleding vormt een verhoogd risico.
Draag bij alle ritten geschikte, beschermende bekleding zoals helm, laarzen, handschoenen alsmede broek en
jas met bescherming.
Draag altijd beschermende kleding die zich in een goede staat bevindt en voldoet aan de wettelijke voorschrif-
ten.
Waarschuwing
Gevaar voor vallenVerschillende profielen van voor- en achterwiel beïnvloeden het rijgedrag.
Verschillende profielen kunnen de controle over het voertuig aanzienlijk moeilijker maken.
Zorg ervoor dat voor- en achterwiel steeds van banden met hetzelfde profiel zijn voorzien.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen niet-aangepaste rijwijze beïnvloedt het rijgedrag.
Pas de rijsnelheid aan de toestand van de rijweg en uw rijvaardigheden aan.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet voertuig is niet geschikt voor het meenemen van een bijrijder.
Neem geen bijrijder mee.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenHet remsysteem valt uit bij oververhitting.
Als het rempedaal niet wordt vrijgegeven slijten de remplaketten ononderbroken.
De voet van het rempedaal nemen, als u niet wilt afremmen.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTotaal gewicht en aslasten beïnvloeden het rijgedrag.
Overschrijd het hoogst toegestane totaalgewicht en de aslasten niet.
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalOnbevoegd handelende personen vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Laat het voertuig nooit zonder opzicht achter, als de motor loopt.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Info
Houd er bij het gebruik van de motorfiets rekening mee dat andere mensen last kunnen hebben van overmatig
lawaai.
Ervoor zorgen dat de werkzaamheden van de controle voor de verkoop worden uitgevoerd door een geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage.
U ontvangt het leveringsdocument bij de overdracht van het voertuig.
Voor de eerste rit de gehele bedieningshandleiding doorlezen.
Met de bedieningselementen vertrouwd maken.
Uitgangspositie van de koppelingshendel instellen. ( pag. 71)
INBEDRIJFSTELLING 7
21
7.3 Startvermogen van lithium-ion-accu's bij lage temperaturen
402555-01
Lithium-ion-accu's zijn veel lichter dan lood-zuur-accu's, hebben een
lage zelfontlading en bij temperaturen boven 15 °C (60 °F) meer start-
vermogen. Het startvermogen van lithium-ion-accu's neemt bij lage tem-
peraturen meer af dan dat van dan loodaccu's.
Er kunnen verschillende startpogingen nodig zijn. Hiervoor 5 seconden
de startknop indrukken en tussendoor 30 seconden wachten. De onder-
brekingen zijn noodzakelijk opdat de ontstane warmte zich kan verdelen
over de lithium-ion-accu en de 12V-accu niet beschadigd raakt.
Wanneer de opgeladen lithium-ion-accu bij temperaturen onder de
15 °C (60 °F) de startmotor niet of nauwelijks doortrekt, is hij niet defect,
maar moet hij inwendig worden opgewarmd om het startvermogen
(stroomafgifte) te verhogen.
Het startvermogen neemt toe met de opwarming.
7.4 Voertuig voorbereiden op zwaardere gebruiksomstandigheden
Info
Wanneer het voertuig onder zwaardere omstandigheden wordt gebruikt zoals op zand of op een nat of modde-
rig traject/terrein, kunnen componenten zoals aandrijving, remsystemen of veringscomponenten duidelijk sneller
verslijten. Daarom kan het nodig zijn onderdelen reeds voor het bereiken van het volgende service-interval te con-
troleren of te vervangen.
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. ( pag. 58)
Info
Luchtfilter ca. om de 30 minuten controleren.
Luchtfilterbak-deksel op borging voorbereiden. ( pag. 59)
Elektrische stekkers controleren op vocht en roest. Controleren of ze goed vastzitten.
» Als ze vochtig, verroest of beschadigd zijn:
Stekker reinigen en drogen, indien nodig vervangen.
Zwaardere gebruiksomstandigheden zijn:
Rijden op droog zand. ( pag. 21)
Rijden op nat zand. ( pag. 22)
Rijden op nat en modderig circuit. ( pag. 23)
Rijden bij hoge temperaturen of langzaam rijden. ( pag. 23)
Rijden bij lage temperaturen of sneeuw. ( pag. 23)
7.5 Voertuig voor rijden op droog zand voorbereiden
102136-01
Luchtfilter-stofbescherming monteren.
Luchtfilter-stofbescherming (79006920000)
Info
Montagehandleiding voor inGASGAS Technical Accessories
acht nemen.
7 INBEDRIJFSTELLING
22
102138-01
Luchtfilter-zandbescherming monteren.
Luchtfilter-zandbescherming (79006922000)
Info
Montagehandleiding voor inGASGAS Technical Accessories
acht nemen.
600868-01
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 127)
Staalkettingwiel monteren.
Ketting smeren.
Universele oliespray ( pag. 128)
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
Voorwaarde
Regelmatig gebruik in zand
Zuigers om de 20 bedrijfsuren vervangen.
7.6 Voertuig voor rijden op nat zand voorbereiden
102137-01
Luchtfilter-waterbescherming monteren.
Luchtfilter-waterbescherming (79006921000)
Info
Montagehandleiding voor inGASGAS Technical Accessories
acht nemen.
600868-01
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 127)
Staalkettingwiel monteren.
Ketting smeren.
Universele oliespray ( pag. 128)
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
Voorwaarde
Regelmatig gebruik in zand
Zuigers om de 20 bedrijfsuren vervangen.
INBEDRIJFSTELLING 7
23
7.7 Voertuig voor rijden op nat en modderig circuit voorbereiden
102137-01
Luchtfilter-waterbescherming monteren.
Luchtfilter-waterbescherming (79006921000)
Info
Montagehandleiding voor inGASGAS Technical Accessories
acht nemen.
600868-01
Staalkettingwiel monteren.
Motorfiets reinigen. ( pag. 109)
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
7.8 Voertuig voor hoge temperaturen of langzaam rijden voorbereiden
600868-01
Secundaire overbrenging aanpassen aan het circuit.
Info
De motorolie wordt snel heet als de koppeling wegens
een te lange secundaire overbrenging vaak moet worden
bediend.
Ketting reinigen.
Kettingreinigingsmiddel ( pag. 127)
Radiateurlamellen reinigen.
Verbogen radiateurlamellen voorzichtig uitlijnen.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 96)
7.9 Voertuig voor lage temperaturen of sneeuw voorbereiden
102137-01
Luchtfilter-waterbescherming monteren.
Luchtfilter-waterbescherming (79006921000)
Info
Montagehandleiding voor inGASGAS Technical Accessories
acht nemen.
8 RIJ-INSTRUCTIES
24
8.1 Controle en onderhoud voor iedere inbedrijfstelling
Info
Telkens voordat u gaat rijden controleren of het voertuig in een goede staat is en of er veilig mee kan worden gere-
den.
Bij het rijden moet het voertuig technisch in een onberispelijke staat zijn.
H02217-01
Motoroliepeil controleren. ( pag. 105)
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 75)
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 81)
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 77)
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 82)
Controleren of het remsysteem goed werkt.
Koelmiddelpeil controleren. ( pag. 96)
Vervuiling van de ketting controleren. ( pag. 64)
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding contro-
leren. ( pag. 67)
Kettingspanning controleren. ( pag. 65)
Bandentoestand controleren. ( pag. 89)
Bandenspanning controleren. ( pag. 89)
Spaakspanning controleren. ( pag. 90)
Info
De spaakspanning moet regelmatig worden gecontroleerd,
omdat bij verkeerde spaakspanning de rijveiligheid ernstig
nadelig wordt beïnvloed.
Vuilschrapers van de vorkpoten reinigen. ( pag. 44)
Vorkpoten ontluchten. ( pag. 43)
Luchtfilter controleren.
Controleren of alle bedieningselementen goed zijn ingesteld en soe-
pel bewegen.
Alle schroeven, moeren en slangklemmen regelmatig op goed vast-
zitten controleren.
Brandstofvoorraad controleren.
8.2 Voertuig starten
Gevaar
Gevaar voor vergiftigingUitlaatgassen zijn giftig en kunnen bewusteloosheid en/of de dood tot gevolg hebben.
Zorg bij gebruik van de motor steeds voor voldoende ventilatie.
Gebruik een geschikte uitlaatgasafzuiging als u de motor in een gesloten ruimte start of laat draaien.
Aanwijzing
MotorschadeHoge toerentallen bij koude motor hebben een negatief effect op de levensduur van de motor.
Rij de motor altijd met een laag toerental warm.
RIJ-INSTRUCTIES 8
25
401944-10
Motorfiets van de zijstandaard nemen en zijstandaard met de
rubberband borgen.
Versnelling in stationair schakelen.
Voorwaarde
Omgevingstemperatuur: < 20 °C
Koude-startknop tot de aanslag indrukken.
400733-01
Startknop indrukken.
Info
Startknop maximaal 5 seconden indrukken. Tot de volgende
startpoging 30 seconden wachten.
Bij temperaturen onder 15 °C (60 °F) kunnen er verschil-
lende startpogingen nodig zijn om de lithium-ion-accu op te
warmen, waardoor het startvermogen wordt verhoogd.
Tijdens het starten brandt het controlelampje storing.
8.3 Beginnen met rijden
Koppelingshendel trekken, in de 1e versnelling zetten, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gelijktijdig voorzichtig
gas geven.
8.4 Schakelen, rijden
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenTerugschakelen bij een hoog motortoerental blokkeert het achterwiel en overbelast de
motor.
Schakel bij een hoog toerental niet terug naar een lagere versnelling.
Info
Als u tijdens het rijden ongewone geluiden hoort, meteen volgens de verkeersregels stoppen, de motor uitzetten en
contact opnemen met een geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage.
De 1e versnelling is de start- of bergversnelling.
Als de omstandigheden het toestaan (helling, rijsituatie etc.) kunt u naar een hogere versnelling schakelen. Daarvoor
gas loslaten, tegelijkertijd koppelingshendel trekken, naar de volgende versnelling schakelen, koppelingshendel vrijge-
ven en gas geven.
Als u bij het starten de koude-startknop heeft bediend, kort gas geven en de gashendel loslaten of de gashendel naar
voren draaien.
De koude-startknop keert terug in de uitgangspositie.
Nadat met een volledig opengedraaide gashendel de maximale snelheid is bereikt, deze tot ¾ gas terugdraaien. Pas
uw snelheid aan de weggesteldheid en weersituatie aan. De snelheid verlaagt nauwelijks, maar er wordt aanmerkelijk
minder brandstof verbruikt.
Slechts zoveel gas geven als de motor op dat moment aankan - het abrupt opentrekken van de gashendel verhoogt het
verbruik.
Voor het terugschakelen de motorfiets afremmen en tegelijkertijd gas terugnemen.
Aan de koppelingshendel trekken en naar een lagere versnelling schakelen, koppelingshendel langzaam vrijgeven en gas
geven resp. nog een keer schakelen.
8 RIJ-INSTRUCTIES
26
Motor uitschakelen bij langdurig stationair toerental of bij stilstand.
Voorgeschreven waarde
1 min
Regelmatig of langdurig slepen van de koppeling vermijden. Daardoor verhit de motorolie, de motor en het koelsys-
teem.
Met een lager toerental rijden in plaats van met een hoger toerental en slepende koppeling.
8.5 Afremmen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenDoor te sterk afremmen blokkeren de wielen.
Pas de remwijze aan de rijsituatie en rijwegsituatie aan.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenEen poreus drukpunt van voor- en/of achterwielrem vermindert de remwerking.
Controleer het remsysteem en rij pas verder, als het probleem is opgelost. (De geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVocht en vuil beïnvloeden het remsysteem nadelig.
Rem meerdere keren voorzichtig om de remplaketten en remschijven te drogen en vuil te verwijderen.
Op een zandige, regennatte of gladde ondergrond zo veel mogelijk de achterwielrem gebruiken.
Het remmen moet altijd voor het begin van de bocht zijn afgerond. Afhankelijk van de snelheid naar een lagere versnel-
ling schakelen.
Tijdens langdurig bergaf rijden de remwerking van de motor gebruiken. Hiervoor een of twee versnellingen terugscha-
kelen, maar de motor niet overbelasten. Zo moet aanzienlijk minder worden geremd en raakt het remsysteem niet
oververhit.
8.6 Stoppen, parkeren
Waarschuwing
Gevaar voor diefstalOnbevoegd handelende personen vormen een gevaar voor zichzelf en voor anderen.
Laat het voertuig nooit zonder opzicht achter, als de motor loopt.
Beveilig het voertuig tegen gebruik door onbevoegden.
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingSommige onderdelen van het voertuig worden bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Raak onderdelen zoals uitlaatsysteem, koeler, motor, stootdemper en remsysteem pas aan, als deze voertuig-
componenten zijn afgekoeld.
Laat de voertuigcomponenten afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
RIJ-INSTRUCTIES 8
27
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
Motorfiets afremmen.
Versnelling in stationair schakelen.
Uitschakelknop bij stationair toerental van de motor indrukken totdat de motor stilstaat.
Motorfiets op vaste ondergrond parkeren.
8.7 Transporteren
Aanwijzing
Gevaar voor beschadigingHet geparkeerde voertuig kan wegrollen of omvallen.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Aanwijzing
Gevaar voor brandHete voertuigdelen vormen een brand- en explosiegevaar.
Plaats het voertuig niet in de buurt van licht ontvlambare of explosiegevaarlijke materialen.
Laat het voertuig afkoelen alvorens het te bedekken.
Motor uitzetten.
401475-01
Motorfiets met spanriemen of andere geschikte bevestigingsmidde-
len borgen tegen omvallen en wegrollen.
8.8 Brandstof tanken
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
SERVICESCHEMA 9
29
9.1 Extra informatie
Voor alle verdergaande werkzaamheden, die resulteren uit de verplichte werkzaamheden resp. de aanbevolen werkzaam-
heden, moet een extra opdracht worden verstrekt, die ook apart in rekening wordt gebracht.
Afhankelijk van de lokale gebruiksomstandigheden kunnen in uw land afwijkende service-intervallen gelden.
In het kader van technische ontwikkelingen kunnen intervallen en omvang van afzonderlijke servicebeurten
veranderen. Het meest recente serviceschema is altijd te vinden op GASGAS Motorcycles Dealer.net. Uw geautoriseerde
GASGAS Motorcycles-dealer adviseert u graag.
Het gebruik van een bedrijfsurenteller wordt aanbevolen om de kilometerstand steeds te kunnen controleren.
Bedrijfsurenteller (A54012920000)
9.2 Verplichte werkzaamheden
na iedere race
om de 40 bedrijfsuren
om de 30 bedrijfsuren
om de 20 bedrijfsuren
om de 10 bedrijfsuren
na 1 bedrijfsuur
Foutgeheugen uitlezen met GASGAS Motorcycles-diagnosetool. ○●●●●●
12V-accu controleren en opladen. ●●●●●
Remplaketten van de voorwielrem controleren. ( pag. 77) ●●●●●
Remplaketten van de achterwielrem controleren. ( pag. 82) ●●●●●
Remschijven controleren. ( pag. 74) ●●●●●
Remkabels controleren op beschadiging en dichtheid. ●●●●●
Remvloeistofpeil van de achterwielrem controleren. ( pag. 81) ●●●●●
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 79) ●●●●●
Frame controleren. ( pag. 69) ●●●●●
Achterbrug controleren. ( pag. 69) ●●●●●
Achterbruglager op speling controleren. ● ●
Schokdemper-zwenklager op speling controleren. ●●●●●
Schokdemperbevestiging controleren. ●●●●●
Bandentoestand controleren. ( pag. 89) ○●●●●●
Bandenspanning controleren. ( pag. 89) ○●●●●●
Wiellager op speling controleren. ●●●●●
Wielnaven controleren. ●●●●●
Velgslag controleren. ○●●●●●
Spaakspanning controleren. ( pag. 90) ○●●●●●
Ketting, kettingwiel, ketting-aandrijfwiel en kettinggeleiding controleren. ( pag. 67) ●●●●●
Kettingspanning controleren. ( pag. 65) ○●●●●●
Alle bewegende onderdelen (bijv. hendels, ketting enz.) smeren en controleren of ze soepel
bewegen.
●●●●●
Vloeistofpeil van de hydraulische koppeling controleren/corrigeren. ( pag. 71) ●●●●●
Remvloeistofpeil van de voorwielrem controleren. ( pag. 75) ●●●●●
Vrije slag van de remhendel controleren. ( pag. 74) ●●●●●
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 49) ○●●●●●
Klepspeling controleren. ○ ●
Koppeling controleren. ● ●
Dekselpakking en radiale keerringen van de waterpomp vervangen.
Motorolie verversen, oliefilter vervangen en oliezeef reinigen. ( pag. 105) ○●●●●●
9 SERVICESCHEMA
30
na iedere race
om de 40 bedrijfsuren
om de 30 bedrijfsuren
om de 20 bedrijfsuren
om de 10 bedrijfsuren
na 1 bedrijfsuur
Alle slangen (bijv. brandstof-, radiateur-, ontluchting-, aftapslangen, ...) en manchetten con-
troleren op scheuren, dichtheid en correcte legging.
○●●●●●
Antivries en koelmiddelpeil controleren. ( pag. 95) ○●●●●●
Kabels controleren op beschadiging en leggen zonder knikken. ●●●●●
Bowdenkabels controleren op beschadiging, knikken en instelling. ○●●●●●
Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen. ( pag. 58) ●●●●●
Glasvezelvulling van einddemper vervangen. ( pag. 60) ● ●
Voorvorkservice uitvoeren.
Schokdemperservice uitvoeren.
Controleren of makkelijk toegankelijke, veiligheidsrelevante schroeven en moeren goed
vastzitten.
○●●●●●
Brandstofzeef vervangen. ( pag. 104) ○●●●●●
Brandstofdruk controleren. ●●●●●
Stationair toerental controleren. ○●●●●●
Eindcontrole: controleren of het voertuig verkeersveilig is en een proefrit maken. ○●●●●●
Foutgeheugen met diagnostisch hulpmiddel van GASGAS Motorcycles na de proefrit uitle-
zen.
○●●●●●
Service in het GASGAS Motorcycles Dealer.net noteren. ○●●●●●
Eenmalig interval
Periodiek interval
9.3 Aanbevolen werkzaamheden
om de 48 maanden
om de 12 maanden
om de 100 bedrijfsuren
om de 50 bedrijfsuren
na 20 bedrijfsuren
na 10 bedrijfsuren
Remvloeistof van de voorwielrem verversen. ● ●
Remvloeistof van de achterwielrem verversen. ● ●
Vloeistof van de hydraulische koppeling verversen. ( pag. 72) ● ●
Balhoofdlager smeren. ( pag. 51) ● ●
Voorvorkservice uitvoeren.
Schokdemperservice uitvoeren.
Brandstoffilter vervangen.
Koelmiddel verversen. ( pag. 98)
Klein motoronderhoud uitvoeren, met inbegrip van demontage en montage van de motor.
(Bougie en bougiedop vervangen. Zuiger vervangen, cilinder controleren/meten en cilinder-
kop controleren. Nokkenas en nokvolger controleren. Distributie controleren. Aanzuigflens
vervangen.)
● ●
SERVICESCHEMA 9
31
om de 48 maanden
om de 12 maanden
om de 100 bedrijfsuren
om de 50 bedrijfsuren
na 20 bedrijfsuren
na 10 bedrijfsuren
Groot motoronderhoud uitvoeren, inclusief demontage en montage van de motor. (Klep-
pen, klepveren, klepveersteunen en klepveerschotels vervangen. Drijfstang, drijfstanglager
en kruktap vervangen. Transmissie en versnelling controleren. Oliedrukregelklep contro-
leren. Zuigpomp vervangen. Drukpomp en smeersysteem controleren. Distributieketting
vervangen. Alle motorlagers vervangen. Vrijloop vervangen.)
Eenmalig interval
Periodiek interval
10 CHASSIS AFSTELLEN
32
10.1 Basisinstelling chassis voor bestuurdersgewicht controleren
Info
Voor de basisinstelling van het chassis eerst de schokdemper en daarna de voorvork instellen.
401030-01
Om optimale rijeigenschappen van de motorfiets te bereiken en om
beschadiging aan voorvork, schokdemper, achterbrug en frame te
voorkomen moeten de basisinstelling en veringscomponenten bij
het gewicht van de bestuurder passen.
GASGAS offroad-motorfietsen zijn in de leveringstoestand ingesteld
op een bestuurder met standaard gewicht (met beschermende kle-
ding).
Voorgeschreven waarde
Standaard bestuurdersgewicht 75 … 85 kg
Als het gewicht van de bestuurder buiten dit bereik ligt moet de
basisinstelling van de veringscomponenten worden aangepast.
Kleinere afwijkingen van het gewicht kunnen door het wijzigen van
de veervoorspanning van de schokdemper worden gecompenseerd,
bij grotere afwijkingen moeten aangepaste veren worden gemon-
teerd.
10.2 Luchtvering XACT 5548
M01110-01
In de voorvork wordt een luchtvering gebruikt.WP XACT 5548
Bij dit systeem bevindt de vering zich in de linker voorvorkpoot en de
demping in de rechter voorvorkpoot.
Aangezien de voorvorkveren niet nodig zijn, wordt een aanzienlijk
gewichtsvoordeel bereikt ten opzichte van conventionele voorvorken.
Ook het reageren op kleine oneffenheden wordt aanzienlijk verbeterd.
Onder normale rij-omstandigheden zorgt alleen een luchtkussen voor de
vering. Als eindslag bevindt zich een stalen veer in de linkervorkpoot.
Info
Als de voorvork regelmatig doorslaat, moet de luchtdruk in de
voorvork worden verhoogd om beschadiging van de voorvork en
het frame te voorkomen.
De luchtdruk in de voorvork kan met een voorvorkpomp snel worden
aangepast aan het bestuurdersgewicht, de omstandigheden van het ter-
rein en de wens van de bestuurder. De voorvork hoeft niet te worden
gedemonteerd. De ingewikkelde montage van hardere of zachtere vork-
veren kan achterwege blijven.
Als de luchtkamer als gevolg van een beschadigde pakking lucht zou ver-
liezen, zakt de voorvork desondanks toch niet door. De lucht wordt in dit
geval in de vork tegengehouden. De veerweg blijft grotendeels behou-
den. De demping wordt harder en het rijcomfort neemt af.
De demping kan net als bij een conventionele vork qua ingaand en uit-
gaand niveau worden ingesteld.
De instelling van de uitgaande demping bevindt zich aan de onderzijde
van de rechter vorkpoot.
10 CHASSIS AFSTELLEN
34
10.5 Ingaande demping highspeed van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig uit
elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
Info
De highspeed instelling voor ingaande demping toont zijn effect wanneer de schokdemper snel inveert.
F01840-11
Stelschroef 1met een dopsleutel tot de aanslag met de klok mee
draaien.
Info
Schroef 2niet losdraaien!
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal slagen tegen de
klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Ingaande demping highspeed
Comfort 2,5 omw
Standaard 2 omw
Sport 1,5 omw
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping.
10.6 Uitgaande demping van de schokdemper instellen
Voorzichtig
Gevaar voor letselDelen van de schokdemper worden rondgeslingerd, als de schokdemper onvakkundig uit
elkaar wordt genomen.
De schokdemper is gevuld met zeer sterk gecomprimeerd stikstof.
Let op de aangegeven beschrijving. (De geautoriseerde GASGAS Motorcycles-garage is u graag van dienst.)
A00774-10
Stelschroef 1met de klok mee draaien tot de laatste voelbare klik.
Afhankelijk van het schokdempertype een aantal klikken tegen de
klok in draaien.
Voorgeschreven waarde
Uitgaande demping
Comfort 17 klikken
Standaard 15 klikken
Sport 13 klikken
CHASSIS AFSTELLEN 10
35
Info
Draaien met de klok mee verhoogt de demping, draaien
tegen de klok in verlaagt de demping bij het uitveren.
10.7 Maat achterwiel zonder belasting bepalen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
F03178-10
Hoofdwerk
Veerwegmal in de achterwielas positioneren en de afstand tot de
markering op het achterspatbord meten.
Veerwegmal (00029090100)
Bout veerwegmeter (00029990010)
Waarde als maat Anoteren.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 43)
10 CHASSIS AFSTELLEN
36
10.8 Statische veerweg schokdemper controleren
402416-10
Maat Aachterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 35)
De motorfiets met behulp van iemand die assisteert rechtop hou-
den.
Opnieuw met de veerwegmal de afstand tussen de achterwielas en
de markering op het achterspatbord meten.
Waarde als maat Bnoteren.
Info
De statische veerweg is het verschil tussen maat Aen B.
Statische veerweg controleren.
Statische veerweg 35 mm
» Als de statische veerweg kleiner of groter is dan de aangegeven
maat:
Veervoorspanning van de schokdemper instellen.
( pag. 37)
10.9 Dynamische veerweg schokdemper controleren
402417-10
Maat Aachterwiel zonder belasting bepalen. ( pag. 35)
Met behulp van een persoon, die de motorfiets vasthoudt, gaat de
bestuurder met volledige beschermende kleding in een normale
zitpositie (voeten op de voetsteunen) op de motorfiets zitten en
beweegt enkele keren op en neer.
De achterwielophanging slingert zo in de juiste positie.
Een tweede persoon meet nu opnieuw met de veerwegmal
de afstand tussen de achterwielas en de markering op het
achterspatbord.
Waarde als maat Cnoteren.
Info
De dynamische veerweg is het verschil tussen maat A
en C.
Dynamische veerweg controleren.
Dynamische veerweg 105 mm
» Als de dynamische veerweg afwijkt van de aangegeven maat:
Dynamische veerweg instellen. ( pag. 38)
10 CHASSIS AFSTELLEN
38
10.11 Dynamische veerweg instellen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
Schokdemper demonteren. ( pag. 53)
Schokdemper in gedemonteerde toestand grondig reinigen.
B00292-10
Hoofdwerk
Een passende veer kiezen en monteren.
Voorgeschreven waarde
Veerconstante
Gewicht bestuurder: 65 …
75 kg
39 N/mm
Gewicht bestuurder: 75 …
85 kg
42 N/mm
Gewicht bestuurder: 85 …
95 kg
45 N/mm
Info
De veerconstante staat vermeld op de buitenkant van de
veer.
Nawerk
Schokdemper monteren. ( pag. 54)
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 79)
Statische veerweg van de schokdemper controleren. ( pag. 36)
Dynamische veerweg van de schokdemper controleren. ( pag. 36)
Uitgaande demping van de schokdemper instellen. ( pag. 34)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 43)
10.12 Basisinstelling voorvork controleren
Info
Bij de voorvork kan om verschillende redenen geen exacte dynamische veerweg worden vastgelegd.
401000-01
Kleinere afwijkingen van het bestuurdersgewicht kunnen worden
gecompenseerd door de vorkluchtdruk.
Als de voorvork echter vaker doorslaat (harde eindaanslag bij het
inveren) moet de vorkluchtdruk volgens de voorschriften worden
verhoogd om beschadiging aan voorvork en frame te voorkomen.
Als de voorvork na langdurig gebruik hard aanvoelt, moeten de vork-
poten worden ontlucht.
CHASSIS AFSTELLEN 10
39
10.13 Voorvorkluchtdruk instellen
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallen Wijzigingen aan de instelling van het chassis kunnen het rijgedag sterk beïnvloeden.
Extreme wijzigingen in de basisinstelling van het chassis kunnen het rijgedrag aanzienlijk verslechteren en compo-
nenten overbelasten.
Voer instellingen alleen binnen het aanbevolen bereik uit.
Rij na wijzigingen eerst langzaam, om het rijgedrag te kunnen inschatten.
Info
De luchtdruk op zijn vroegst 5 minuten na het uitzetten van de motor onder dezelfde omstandigheden controleren
of instellen.
De luchtvering bevindt zich in de linker vorkpoot. De in- en uitgaande demping bevinden in de rechter vorkpoot.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
A00775-10
Hoofdwerk
Beschermkap 1verwijderen.
Vorkpomp 2helemaal in elkaar schuiven.
Vorkpomp (79412966100)
Info
De vorkpomp wordt bij de motor geleverd.
Vorkpomp op de linker vorkpoot aansluiten.
Het display van de vorkpomp wordt automatisch ingeschakeld.
Bij het aansluiten ontsnapt wat lucht uit de vorkpoot.
Info
Dit komt door het volume van de slang en is geen defect van
de vorkpomp of voorvork.
De bijgevoegde -handleidingGASGAS Technical Accessories
in acht nemen.
Luchtdruk volgens de richtlijn instellen.
Voorgeschreven waarde
Luchtdruk 9,8 bar
Verandering in de luchtdruk
stapsgewijs met
0,2 bar
Minimale luchtdruk 7 bar
Maximale luchtdruk 12 bar
Info
Luchtdruk nooit buiten de aangegeven grenswaarden instel-
len.
Vorkpomp van de linker vorkpoot loskoppelen.
Bij het loskoppelen ontsnapt overdruk uit de slang, niet uit de
vorkpoot.
Het display van de vorkpomp schakelt na 80 seconden automa-
tisch uit.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
43
11.1 Motorfiets met hefbok opkrikken
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
401942-01
Zijstandaard inklappen en motorfiets aan het frame onder de motor
opkrikken.
Hefbok (A54029955100)
Beide wielen hebben geen contact met de grond.
Motorfiets borgen tegen omvallen.
11.2 Motorfiets van hefbok nemen
Aanwijzing
MateriaalschadeEen onjuiste handelwijze bij parkeren beschadigt het voertuig.
Als het voertuig wegrolt of omvalt, kan aanzienlijke schade ontstaan.
De onderdelen voor parkeren van het voertuig zijn alleen berekend op het voertuiggewicht.
Zet het voertuig op een stevige en vlakke ondergrond.
Zorg ervoor dat niemand op het voertuig gaat zitten wanneer het voertuig op de standaard staat.
401943-10
Motorfiets van hefbok nemen.
Hefbok verwijderen.
Voor het parkeren van de motorfiets de zijstandaard met de
voet tot de bodem uitklappen en belasten met de motorfiets.
Info
Tijdens het rijden moet de zijstandaard worden opgeklapt
en met de rubberband zijn vastgezet.
11.3 Vorkpoten ontluchten
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
44
H01182-12
Hoofdwerk
Ontluchtingsschroeven losdraaien.
Als de druk te hoog is, dan verdwijnt de overtollige druk uit de
binnenruimte van de voorvork.
Ontluchtingsschroeven vastdraaien.
Nawerk
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 43)
11.4 Vuilschrapers vorkpoten reinigen
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
Voorvorkprotector demonteren. ( pag. 45)
H03152-10
Hoofdwerk
Vuilschrapers aan beide vorkpoten omlaag schuiven.
Info
De vuilschrapers schrapen stof en grof vuil van de binnen-
poot af. In de loop van de tijd kan er vuil achter te vuilschra-
pers terechtkomen. Als deze vervuiling niet wordt verwij-
derd, kunnen de daarachter liggende oliekeerringen gaan
lekken.
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenOlie of vet op de remschijven
vermindert de remwerking.
Houd de remschijven steeds olie- en vetvrij.
Reinig de remschijven indien nodig met remreinigings-
middel.
Vuilschrapers en de binnenpoten aan beide vorkpoten reinigen en
smeren met olie.
Universele oliespray ( pag. 128)
Vuilschrapers terugduwen in de inbouwpositie.
Overtollige olie verwijderen.
Nawerk
Voorvorkprotector monteren. ( pag. 45)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 43)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
45
11.5 Voorvorkprotector demonteren
A00777-10
Schroeven verwijderen en klem verwijderen.
Schroeven verwijderen en linker voorvorkprotector verwijderen.
Schroeven verwijderen en rechter voorvorkprotector verwijde-
ren.
11.6 Voorvorkprotector monteren
A00777-11
Voorvorkprotector op linker vorkpoot positioneren. Schroeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroeven
chassis
M6 10 Nm
Remkabel en klem positioneren. Schroeven monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remleidings-
klem
EJOT 1,7 Nm
Voorvorkprotector op rechter vorkpoot positioneren. Schroeven
monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroeven
chassis
M6 10 Nm
11.7 Vorkpoten demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
Voorwiel demonteren. ( pag. 85)
A00797-10
Hoofdwerk
Schroeven verwijderen en klem verwijderen.
Schroeven verwijderen en remzadels verwijderen.
Remzadel met remkabel spanningsvrij opzij hangen.
Info
Remhendel niet bedienen als het voorwiel is gedemonteerd.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
46
A00788-10
Schroeven losdraaien. Vorkpoot links verwijderen.
Schroeven losdraaien. Vorkpoot rechts verwijderen.
11.8 Vorkpoten monteren
H01182-10
Hoofdwerk
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroef van de rechter vorkpoot is naar
voren geplaatst.
De klep van de linker vorkpoot wijst naar voren.
Info
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn groeven in de
zijkant gefreesd. De tweede ingefreesde groef (van boven)
moet door de bovenkant van de bovenste kroonplaat wor-
den afgesloten.
De luchtvering bevindt zich in de linker vorkpoot. De in- en
uitgaande demping bevinden in de rechter vorkpoot.
A00778-11
Schroeven vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
Schroeven vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
kroonplaat
M8 15 Nm
A00797-11
Remzadel positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remzadel
voor
M8 25 Nm
Loctite®
243™
Remkabel en klem positioneren. Schroeven monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remleidings-
klem
EJOT 1,7 Nm
Nawerk
Voorwiel monteren. ( pag. 86)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
47
11.9 Onderste kroonplaat demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
Voorwiel demonteren. ( pag. 85)
Vorkpoten demonteren. ( pag. 45)
Startnummerbord demonteren. ( pag. 51)
Spatbord voor demonteren. ( pag. 51)
Stuurbescherming verwijderen.
A00801-10
Hoofdwerk
Kabelhouder links openen en kabelstreng eruit nemen.
Schroef verwijderen.
Schroef verwijderen.
Bovenste kroonplaat met stuur verwijderen en opzij leggen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging bescher-
men.
Kabels en leidingen niet knikken.
A00800-10
Keerring verwijderen.
Beschermring verwijderen.
Onderste kroonplaat met vorkbuis verwijderen.
Bovenste balhoofdlager verwijderen.
11.10 Onderste kroonplaat monteren
B01605-10
Hoofdwerk
Lagers en afdichtelementen reinigen, op beschadiging controleren
en invetten.
Smeervet met hoge viscositeit ( pag. 127)
Onderste kroonplaat met vorkbuis plaatsen. Bovenste balhoofdlager
monteren.
Controleren of de O-ring boven correct is gepositioneerd.
Beschermingsring en O-ring erop schuiven.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
48
A00802-10
Bovenste kroonplaat met stuur positioneren.
Schroef 4monteren, maar nog niet vastdraaien.
H01182-11
Vorkpoten positioneren.
De ontluchtingsschroef 5van de rechter vorkpoot is naar
voren geplaatst.
De klep Avan de linker vorkpoot wijst naar voren.
Info
Aan het bovenste einde van de vorkpoten zijn groeven in de
zijkant gefreesd. De tweede ingefreesde groef (van boven)
moet door de bovenkant van de bovenste kroonplaat wor-
den afgesloten.
De luchtvering bevindt zich in de linker vorkpoot. De in- en
uitgaande demping bevinden in de rechter vorkpoot.
A00803-10
Schroeven 6vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef onderste
kroonplaat
M8 15 Nm
A00804-10
Schroef 4vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef balhoofd
boven
M20x1,5 12 Nm
A00805-10
Schroef 7monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef vorkbuis
boven
M8 20 Nm
Loctite®243™
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
49
A00806-10
Met een kunststofhamer zacht op de bovenste kroonplaat kloppen
om spanning te voorkomen.
Schroeven vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef bovenste
kroonplaat
M8 20 Nm
Kabelboom met kabelhouder links vastzetten.
A00797-12
Remzadel positioneren. Schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remzadel
voor
M8 25 Nm
Loctite®
243™
Remkabel en klem positioneren. Schroeven monteren en vast-
draaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef remleidings-
klem
EJOT 1,7 Nm
Nawerk
Spatbord voor monteren. ( pag. 52)
Stuurbescherming monteren.
Startnummerbord monteren. ( pag. 51)
Voorwiel monteren. ( pag. 86)
Controleren of kabelboom, bowdenkabels, rem- en koppelingslei-
ding vrij kunnen bewegen en of ze goed zijn gelegd.
Speling balhoofdlager controleren. ( pag. 49)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 43)
11.11 Speling balhoofdlager controleren
Waarschuwing
Gevaar voor ongevallenVerkeerde speling van het balhoofdlager beïnvloedt het rijgedrag negatief en beschadigt
componenten.
Corrigeer verkeerde speling van het balhoofdlager onmiddellijk. (De geautoriseerde GASGAS Motorcycles-
garage is u graag van dienst.)
Info
Als er gedurende langere tijd wordt gereden met speling in de balhoofdlagers, beschadigen de lagers en daardoor
ook de lagerzittingen in het frame.
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
51
11.13 Balhoofdlager smeren
H02387-01
Onderste kroonplaat demonteren. ( pag. 47)
Onderste kroonplaat monteren. ( pag. 47)
Info
Het balhoofdlager wordt bij montage en demontage van de
onderste kroonplaat gereinigd en gesmeerd.
11.14 Startnummerbord demonteren
A00778-10
Schroef verwijderen.
Startnummerbord van de remleiding halen en verwijderen.
11.15 Startnummerbord monteren
A00779-10
Remkabel in de houders aan het startnummerbord positione-
ren.
Startnummerbord positioneren. Schroef monteren en vast-
draaien.
De uitsteeksels grijpen in het spatbord.
11.16 Spatbord voor demonteren
Voorwerk
Startnummerbord demonteren. ( pag. 51)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
53
11.18 Schokdemper demonteren
Voorwerk
Motorfiets met hefbok opkrikken. ( pag. 43)
A00809-10
Hoofdwerk
Kabelbinders verwijderen.
Schroeven met ringen verwijderen.
Framebescherming in het bereik losmaken en verwijderen.
F03191-10
Schroef verwijderen.
Schroefverbinding verwijderen.
Info
De achterbrug iets optillen, zodat de schroeven gemakkelij-
ker kunnen worden verwijderd.
A00810-10
Schroeven verwijderen.
Voetremcilinder van de drukstang trekken.
A00811-10
Verbindingsschakel van de ketting verwijderen.
Ketting verwijderen.
Info
Componenten door afdekken tegen beschadiging bescher-
men.
A00813-10
Moer verwijderen en achterbrugbout verwijderen.
Achterbrug naar achteren schuiven en tegen omvallen beveiligen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
55
A00818-10
Haakse hendel en verbindingshendel positioneren.
Schroefverbinding monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Moer verbindingshen-
del aan haakse hendel
M14x1,5 60 Nm
Info
Op het vlakke punt letten.
Schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef schok-
demper onder
M10 60 Nm
Loctite®2701™
Info
De achterbrug iets optillen, zodat de schroef gemakkelijker
kan worden gemonteerd.
A00809-11
Framebescherming in het bereik vasthaken en positioneren.
Schroeven met ringen monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef framebescher-
ming
M5 3 Nm
Nieuwe kabelbinders monteren.
Nawerk
Vrije slag van het rempedaal controleren. ( pag. 79)
Motorfiets van hefbok nemen. ( pag. 43)
11.20 Zadel verwijderen
Voorzichtig
Gevaar voor verbrandingDe spanningsregelaar wordt tijdens bedrijf van het voertuig zeer heet.
Laat de spanningsregelaar afkoelen, alvorens met de werkzaamheden te beginnen.
A00781-10
Schroef verwijderen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
56
H02218-10
Zadel achteraan optillen, naar achteren trekken en naar boven toe
verwijderen.
11.21 Zadel monteren
H02218-11
Zadel vooraan aan de flensbus van de brandstoftank haken, achter-
aan neerlaten en naar voren schuiven.
A00781-10
Schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef zadelbevesti-
ging achter
M6 6 Nm
11.22 Deksel luchtfilterbak demonteren
Voorwaarde
Deksel luchtfilterbak vastgezet.
Zadel verwijderen. ( pag. 55)
A00782-10
Schroef verwijderen.
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
57
A00782-11
Deksel luchtfilterbak in bereik naar de zijkant toe eraf trek-
ken en naar voren toe verwijderen.
A00819-10
Voorwaarde
Deksel luchtfilterbak niet vastgezet.
Deksel luchtfilterbak in bereik naar de zijkant toe eraf trek-
ken en naar voren toe verwijderen.
11.23 Deksel luchtfilterbak monteren
A00782-12
Voorwaarde
Deksel luchtfilterbak vastgezet.
Deksel luchtfilterbak in bereik vasthaken en in bereik
vergrendelen.
A00782-10
Schroef monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroef deksel lucht-
filterbak
EJOT PT®
K60x20-Z
3 Nm
Zadel monteren. ( pag. 56)
A00819-11
Voorwaarde
Deksel luchtfilterbak niet vastgezet.
Deksel luchtfilterbak in bereik vasthaken en in bereik
vergrendelen.
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
58
11.24 Luchtfilter demonteren
Aanwijzing
MotorschadeOngefilterde aanzuiglucht heeft een negatief effect op de levensduur van de motor.
Zonder luchtfilter dringen stof en vuil in de motor.
Gebruik het voertuig altijd met luchtfilter.
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 56)
A00783-10
Hoofdwerk
Bevestigingslip losmaken.
Luchtfilter met luchtfilterhouder verwijderen.
Luchtfilter van luchtfilterhouder verwijderen.
11.25 Luchtfilter en luchtfilterbak reinigen
Aanwijzing
Gevaar voor het milieuProbleemstoffen veroorzaken schade aan het milieu.
Voer olie, vet, filters, brandstof, reinigingsmiddel, remvloeistof e.d. op de correcte en voorgeschreven wijze af.
Info
Luchtfilter niet reinigen met brandstof of petroleum aangezien deze middelen de schuimstof aanvreten.
Voorwerk
Deksel luchtfilterbak demonteren. ( pag. 56)
Luchtfilter demonteren. ( pag. 58)
F01027-01
Hoofdwerk
Luchtfilter in een speciale reinigingsvloeistof grondig wassen en
goed laten drogen.
Reinigingsmiddel voor luchtfilter ( pag. 127)
Info
Luchtfilter alleen uitdrukken, in geen geval uitwringen.
Droog luchtfilter smeren met een hoogwaardige luchtfilterolie.
Olie voor luchtfilters van schuimstof ( pag. 127)
Luchtfilterbak reinigen.
Zuigstukken reinigen en controleren of ze niet zijn beschadigd en
goed vastzitten.
Nawerk
Luchtfilter monteren. ( pag. 59)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
60
11.28 Einddemper demonteren
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Laat het uitlaatsysteem afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
G05067-10
Veer losmaken.
Veerhaak (50305017000C1)
Schroeven met ringen verwijderen en einddemper verwijderen.
11.29 Einddemper monteren
G05067-11
Einddemper plaatsen.
Schroeven met ringen monteren, maar nog niet vastdraaien.
Veer vasthaken.
Veerhaak (50305017000C1)
Schroeven vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Resterende schroeven
chassis
M6 10 Nm
11.30 Glasvezelvulling van einddemper vervangen
Waarschuwing
Gevaar voor verbrandingHet uitlaatsysteem wordt bij gebruik van het voertuig zeer heet.
Laat het uitlaatsysteem afkoelen voordat u werkzaamheden uitvoert.
Info
Na enige tijd vervluchtigen de vezels van de glasvezelvulling naar buiten, de demper "brandt" uit.
Naast een hoger geluidsniveau verandert daardoor ook de vermogenskarakteristiek.
Voorwerk
Einddemper demonteren. ( pag. 60)
SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS 11
61
S02309-10
Hoofdwerk
Alle schroeven van de einddemper verwijderen.
Eindkap en O-ring verwijderen.
Glasvezelvulling uit de eindkap trekken.
Glasvezelvulling van de binnenpoot trekken.
Onderdelen die weer worden gemonteerd reinigen en controleren
of deze beschadigd zijn.
Nieuwe glasvezelvulling op de binnenpoot monteren.
Nieuwe glasvezelvulling in de eindkap positioneren.
O-ring en eindkap in de buitenpoot steken.
Alle schroeven monteren en vastdraaien.
Voorgeschreven waarde
Schroeven van eind-
demper
M5 7 Nm
Nawerk
Einddemper monteren. ( pag. 60)
11.31 Brandstoftank demonteren
Gevaar
Gevaar voor brandBrandstof is licht ontvlambaar.
De brandstof in de tank wordt verwarmd zet deze in de brandstoftank uit en kan uit de tank stromen.
Tank het voertuig niet in de buurt van open vuur of brandende sigaretten.
Zet de motor uit, als u brandstof tankt.
Voorkom dat brandstof wordt gemorst, in het bijzonder op hete delen van het voertuig.
Wis eventueel gemorste brandstof onmiddellijk weg.
Neem de gegevens over het tanken van brandstof in acht.
Waarschuwing
Gevaar voor vergiftigingBrandstof is giftig en schadelijk voor de gezondheid.
Voorkom contact van brandstof met de huid, de ogen of kleding.
Raadpleeg onmiddellijk een arts, als brandstof werd ingeslikt.
Adem geen brandstofdampen in.
Bij contact met de huid desbetreffende plek onmiddellijk met veel water afspoelen.
Ogen minstens onmiddellijk grondig met water uitspoelen en onmiddellijk een arts opzoeken, als brandstof in
de ogen zijn gekomen.
Wissel uw kleding, als er brandstof op is gekomen.
Bewaar brandstof correct in een geschikt reservoir en buiten het bereik van kinderen.
Voorwerk
Zadel verwijderen. ( pag. 55)
11 SERVICEWERKZAAMHEDEN CHASSIS
62
A00787-10
Hoofdwerk
Stekker van brandstofpomp loskoppelen.
Snelsluitkoppeling grondig met perslucht reinigen.
Info
Er mag in geen geval vuil in de brandstofleiding terechtko-
men. Binnengedrongen vuil verstopt de inspuitklep!
A00820-10
Snelsluitkoppeling loskoppelen.
Info
Uit de brandstofslang kan nog wat resterende brandstof
stromen.
Wasdopset monteren.
Waskappenset (81212016100)
Slang van de brandstoftankontluchting van de brandstoftankdop
trekken.
A00788-12
Schroef met rubberbus verwijderen.
A00789-10
Schroeven met flensbussen verwijderen.
A00790-10
Beide spoilers naar de zijkant van de radiateur trekken en brandstof-
tank naar boven toe verwijderen.

Produktspecifikationer

Varumärke: GasGas
Kategori: Motor
Modell: EX 350F (2021)

Behöver du hjälp?

Om du behöver hjälp med GasGas EX 350F (2021) ställ en fråga nedan och andra användare kommer att svara dig




Motor GasGas Manualer

Motor Manualer

Nyaste Motor Manualer