Itho-Daalderop Kli-Max HRT 20-22 Bruksanvisning
Itho-Daalderop
Centralvärmepanna
Kli-Max HRT 20-22
Läs nedan 📖 manual på svenska för Itho-Daalderop Kli-Max HRT 20-22 (50 sidor) i kategorin Centralvärmepanna. Denna guide var användbar för 20 personer och betygsatt med 4.5 stjärnor i genomsnitt av 2 användare
Sida 1/50

Installatiehandleiding
Itho HR-Combiketel
Kli-Max
HRT 20-22/HRT 20-22 VKK
HRT 24-28/HRT 24-28 VKK
HRT 30-36/HRT 30-36 VKK
HRT 36-42
HRT 42-54

6 In bedrijf nemen 18
6.1 Bedieningspaneel 18
6.1.1 Display 18
6.1.2 Bedieningsknoppen 18
6.2 Sensoren 18
6.3 Installateursprogramma 19
6.4 Verklaring bij de instelmogelijkheden
voor de installateur 20
6.4.1 Programma nummer 1: Keteltype: 20
6.4.2 Programma nummer 2: Pompactie 20
6.4.3 Programma nummer 3: Max. cv-vermogen
(toerental ventilator tijdens cv-bedrijf) 20
6.4.4 Programma nummer 4:
Maximaal vermogen tijdens tappen 20
6.4.5 Programma nummer E, 5, 6 en 7
Instelling stooklijn 21
6.4.6 Programma nummer 8:
Nadraaitijd pomp voor cv-bedrijf 22
6.4.7 Programma nummer 9:
Nadraaitijd pomp voor ww-bedrijf 22
6.4.8 Programma nummer A:
OpenTherm® Cascade 22
6.4.9 Programma nummer C:
Stappen modulatie 22
6.4.10 Programma nummer D:
CV-Regeling 22
6.4.11 Programma nummer E:
Maximale aanvoer temp. cv-bedrijf 23
6.4.12 Programma nummer F:
Branderautomaat instellen voor ketel type 23
6.5 Ketel en installatie vullen en ontluchten 23
6.6 Het toestel starten 24
6.6.1 Algemeen 24
6.6.2 Eerste in bedrijfstelling 24
6.7 Afstelling en instelling belasting 24
6.7.1 Instelling maximale belasting 24
6.7.2 A. CO2methode 25
6.7.3 B. Gasmeter methode 25
6.7.4 Instelling minimale belasting 25
6.7.5 B. Gasmeter methode 26
6.8 Ombouw naar een andere gassoort 26
6.9 Tapwatertemperatuur 26
6.10 Buiten bedrijf stellen 26
7 Storing 27
7.1 Storingsoorzaak 28
7.2 Oplossingen tabel 30
8 Onderhoud 33
8.1 Algemeen 33
8.2 Inspectie 33
8.3 Onderhoud 34
Veiligheidsrichtlijnen 1
Voorwaarden 1
Algemene richtlijnen 1
1 Technische gegevens 2
1.1 Maatschets aansluitingen 2
1.2 Keurmerken 2
1.3 Technische gegevens 3
2 Inleiding 5
2.1 Werking van de Itho Kli-Max toestellen 5
2.2 Regeling 5
2.3 Verbrandingsproduct 5
2.4 Variabele ventilator 5
2.5 Aan/uit pomp 5
2.6 Toestelomschrijving 5
2.7 HRT 5
2.8 HRT .. - .. VKK 5
3 Installatie 6
3.1 Uitpakken 6
3.2 Een plaats in de woning kiezen 6
3.3 Het toestel ophangen 6
3.4 Luchttoevoer-rookgasafvoer aansluiting 7
3.5 Toe- en afvoersysteem 7
3.6 Invloed van de afvoer op belasting 7
3.7 C63 toestellen 7
3.8 Itho weerstandtabel 8
3.9 Condensafvoer 9
3.10 CV- en tapwatercircuit 9
3.10.1 Algemeen 9
3.10.2 CV-circuit 9
3.10.3 Het expansievat aansluiten 9
3.10.4 Tapwatercircuit 9
3.11 Pompschakeling 10
3.11.1 Aan/uit pomp 10
3.12 Naverwarming zonneboiler 10
3.13 Vorstbewaking 10
3.14 Gasleiding aansluiten 10
4 Koppelstuk type VKK 11
4.1 Introductie 11
4.2 Leveringsomvang 11
4.3 Werking 11
4.4 Montage 11
4.5 Kanalen 12
4.6 Kanaal voorbeelden 12
4.7 Maatschets VKK 13
4.8 Maatschets aansluitingen 13
4.9 Tabel kanaaldiameter 13
5 Montage-instructie electriciën 15
5.1 Aansluiting netspanning 15
5.2 Aansluitingen klemmenstrook 15
5.3 Elektrisch Schema 17
Inhoud

9 Gebruikersinstructie 35
10 Exploded view tekening 36
10.1 Brander + ventilator + gasleiding
20-22; 24-28; 30-36; 36-42; 42-54 36
10.2 Beplating + elektronica 37
10.3 Leidingen + pomp + coaxiaal spiraal 38
11 Stuklijst reserve-onderdelen 39
12 Wijzigen parameters 41
Tabellen
Tabel 1 Specificaties 3
Tabel 2 Weerstand rookgasafvoer 8
Tabel 3 CW-klasse 10
Tabel 4 Kanaaldiameter 14
Tabel 5 Verklaring elektrische aansluitingen 15
Tabel 6 Weerstandstabel sensoren 19
Tabel 7 Instellingen parameters 19
Tabel 8 CV-vermogen 20
Tabel 9 Warmwater-vermogen 20
Tabel 10 Gas-instellingen 25
Tabel 11 Maximaal instellen 25
Tabel 12 Minimaal instellen 26
Tabel 13 Storingen 27
Tabel 14 Andere storingen 28
Tabel 15 Storingsoorzaak 28
Tabel 16 Oplossingen storingen 30
Tabel 17 Reserve-onderdelen 39
Grafieken/afbeeldingen
Figuur 1 Maatschets aansluitingen cv-ketel 2
Figuur 2 Maatschets vrije ruimte 6
Figuur 3 Maatschets muurbeugel 6
Figuur 4 Aansluitingen leidingen cv-ketel 9
Figuur 5 Maatschets VKK 13
Figuur 6 Elektrische aansluitklemmen 15
Figuur 7 Elektrisch schema 17
Figuur 8 Display 18
Figuur 9 Afstelling ontsteek elektrode 33
Grafiek 1 Invloed drukverlies op belasting 7

Voorwaarden
Itho is niet aansprakelijk voor schade die ontstaat door het
niet opvolgen van deze montagehandleiding.
Voor service doeleinden dienen uitsluitend originele
Itho-onderdelen te worden toegepast.
Algemene richtlijnen
Bij de installatie van de Itho ketel moet rekening worden
gehouden met de volgende voorschriften:
1. het bouwbesluit 680 waarin wordt verwezen naar de
volgende normen:
NEN 1078 voorschriften voor aardgasinstallaties GAVO
met bijbehorende praktijkrichtlijnen (NPR 3378)
2. richtlijnen bestaande gasinstallaties opgesteld door
Energiened
3. NEN 1006 algemene voorschriften voor drinkwater-
installaties AVWI met bijbehorende werkbladen;
NEN 1010 veiligheidsbepalingen voor laagspannings-
installaties;
NEN 1078 voorschriften voor aardgas installaties
(GAVO en aanvullingen);
NEN 1087 de norm voor ventilatie in woongebouwen
met bijbehorende toelichting (NPR 1088);
NEN 2757 de norm voor toevoer van verbrandingslucht
en afvoer van rook van verbrandingsgassen;
NEN 3028 veiligheidseisen voor centrale verwarming-
installaties;
NEN 3215 de norm voor binnenriolering in woningen en
woongebouwen
4. brandweervoorschriften
1
Veiligheidsrichtlijnen

1.1 Maatschets aansluitingen
2
1Technische gegevens
Figuur 1 Maatschets aansluitingen cv-ketel
1 = Sifon vuilvanger
2 = CV aanvoer 22 mm
3 = Warm sanitair 15 mm
4 = Gas 15 mm
5 = Koud sanitair 15 mm
6 = CV retour 22 mm
7 = Aftapkraan G 3/8HH
8 = Manometer G 3/8HH
9 = Sifon afvoer 25 mm
10 = Kabeldoorvoer (3x) 16 mm
11 = Luchttoevoer 80 mm
12 = Luchttoevoer concentrisch 125 mm
13 = Rookgasafvoer 80 mm
14 = Luchttoevoer 80 mm
1.2 Keurmerken
De Itho Kli-Max bezit de volgende keurmerken:

1.3 Technische gegevens
Algemeen
CE-Product-ID nummer CE 0063 BN 3374 - 2004
Afmetingen (hxbxd) mm 550 x 450 x 350
Categorie II2L3P
Type toestel HRT 20-22 HRT 24-28 HRT 30-36 HRT 36-42 HRT 42-54
CV-water inhoud toestel Liter 1,8 1,8 2,1 2,4 2,7
CV-waterinhoud warmtewisselaar tapwater Liter 1,5 1,5 1,5 1,5 1,5
Gewicht (leeg) kg 34 37 39 40 41
CV-aansluitingen aanvoer/retour mm 22 22 22 22 22
Gasaansluiting mm 15 15 15 15 15
Tapwater, warm/koud mm 15 15 15 15 15
Rookgasaansluiting mm 80 80 80 80 80
Luchttoevoer mm 80 80 80 80 80
Concentrisch mm 80/125 80/125 80/125 80/125 80/125
Opgenomen elektrisch vermogen W 115 115 115 115 115
IP-classificatie IP44 IP44 IP44 IP44 IP44
Vermogen cv-bedrijf
Nominale belasting (onderwaarde) kW 5,7 – 19 7,1 – 22,4 6,6 – 28,5 8,0 – 32,9 9,5 – 38,7
Nominale belasting (bovenwaarde) kW 6,3 – 21,1 7,8– 24,8 7,3 – 31,6 8,9 – 36,5 10,5 – 43,0
Maximaal gasverbruik m3/uur 2,2 2,6 3,3 3,8 4,4
Rendement bij 50/30 °C, vollast % 105 106 106 106 106
Rendement bij 50/30 °C, deellast % 109 109,5 109,5 109,5 109,5
Rendement bij 40/30°C, RAL-UZ 61 % 109,5 110 110 110 110
Nominaal vermogen bij 80/60°C kW 5,5 – 18,6 6,9 – 21,3 6,4 – 27,0 7,9 – 32,0 9,4 – 38,0
Nominaal vermogen bij 50/30°C kW 5,9 – 20,0 7,3 – 24,4 6,9 – 30,0 8,4 – 36,0 9,8 – 42,0
Gaskeur HR-Label 107 107 107 107 107
NOx emissie, RAL UZ 61 mg/kWh <15 <15 <15 <15 <15
CO-emissie, RAL UZ 61 mg/kWh <20 <20 <20 <20 <20
Vermogen Warm water
Nominale belasting (onderw.) kW 5,7 – 22,0 7,1 – 28,0 6,6 – 36,0 8,0 – 42,0 9,5 – 52,0
Nominale belasting (bovenw.) kW 6,3 – 24,4 7,8 – 31,1 7,3 – 40,0 8,9 – 46,6 10,5 – 57,7
Taphoeveelheid bij 60 °C (DT=50K) l/min 6,3 *** 8 *** 10 *** 12 *** 15 ***
Taphoeveelheid bij 40 °C ( T=30K) l/min 10 *** 13 *** 17 *** 20 *** 25 ***D
Gaskeur CW-label HRWW 3 4 5 5 6
Jaargebruiks rendement t.b.v. EPC berekening % 81 83 83 82 82
Warm tapwater (vast ingesteld) °C 60 60 60 60 60
Technische gegevens
CO2-gehalte rookgas % 9
Dauwpunt van het verbrandingsgas °C 52
Temperatuur rookgas bij 80/60 (bij een
omgevingstemperatuur van 20°C) °C 75
Toegestane weerstand afvoersysteem* Pa 100 *
PH-waarde van het condenswater 4 tot 5,5
Beschikbare cv-pompdruk bij DT20 °C Mwk 2,5 3 1,5 1,5 1 / 2,8**
Maximale aanvoertemperatuur °C 90
Vuldruk cv-gedeelte min./max. bar 0,5 – 3
Aansluitdruk sanitair water min./max. bar 2 – 10
NOx-klasse 5 5 5 5
Tabel 1 Specificaties: * Bij deze weerstandswaarde blijft de belasting binnen de opgave op de typeplaat.
Bij grotere weerstand zal de belasting dalen (zie pag. 8).
** Bij een DT=25 °C.
*** Bij een voordruk van 2 bar.
3

Algemeen
CE-Product-ID nummer CE 0063 BN 3374- 2004
Afmetingen (hxbxd) mm 550 x 450 x 350
Categorie II2L3P
Type toestel HRT 20-22 HRT 24-28 HRT 30-36
(VKK) (VKK) (VKK)
CV-water inhoud toestel Liter 1,8 1,8 2,1
CV-waterinhoud warmtewisselaar tapwater Liter 1,5 1,5 1,5
Gewicht (leeg) kg 34 37 39
CV-aansluitingen aanvoer/retour mm 22 22 22
Gasaansluiting mm 15 15 15
Tapwater, warm/koud mm 15 15 15
Rookgasaansluiting mm 80 80 80
Luchttoevoer mm 80 80 80
Concentrisch mm 80/125 80/125 80/125
Opgenomen elektrisch vermogen W 115 115 115
IP-classificatie IP44 IP44 IP44
Vermogen cv-bedrijf
Nominale belasting (onderwaarde) kW 4,4 – 19,0 5,8 – 22,4 8,0 – 28,5
Nominale belasting (bovenwaarde) kW 4,9 – 21,1 6,4 – 24,9 8,9 – 31,6
Maximaal gasverbruik m3/uur 2,2 2,6 3,3
Rendement bij 50/30 °C, vollast % 105 106 106
Rendement bij 50/30 °C, deellast % 109 109,5 109,5
Rendement bij 40/30°C, RAL-UZ 61 % 109,5 110 110
Nominaal vermogen bij 80/60°C kW 4,3 – 18,6 5,7 – 21,0 7,9 – 27,0
Nominaal vermogen bij 50/30°C kW 4,7 – 20,0 6,2 – 24,0 8,4 – 30,0
Gaskeur HR-Label 107 107 107
NOx emissie, RAL UZ 61 mg/kWh <15 <15 <15
CO-emissie, RAL UZ 61 mg/kWh <20 <20 <20
Vermogen Warm water
Nominale belasting (onderw.) kW 4,4 – 22,0 5,8 – 28,0 8,0 – 36,0
Nominale belasting (bovenw.) kW 4,9 – 24,4 6,4 – 31,0 8,9 – 40,0
Taphoeveelheid bij 60 °C (DT=50K) l/min 6,3 *** 8 *** 10 ***
Taphoeveelheid bij 40 °C ( T=30K) l/min 10 *** 13 *** 17 ***D
Gaskeur CW-label HRWW 3 4 5
Jaargebruiks rendement t.b.v. EPC berekening % 81 83 83
Warm tapwater (vast ingesteld) °C 60 60 60
Technische gegevens
CO2-gehalte rookgas % 9
Dauwpunt van het verbrandingsgas °C 52
Temperatuur rookgas bij 80/60 (bij een
omgevingstemperatuur van 20°C) °C 75
Toegestane weerstand afvoersysteem* Pa 100*
PH-waarde van het condenswater 4 tot 5,5
Beschikbare cv-pompdruk bij DT20 °C Mwk 2,5 3 1,5
Maximale aanvoertemperatuur °C 90
Vuldruk cv-gedeelte min./max. bar 0,5 – 3
Aansluitdruk sanitair water min./max. bar 2 – 10
NOx-klasse 5 5 5
Tabel 1 Specificaties: * Bij deze weerstandswaarde blijft de belasting binnen de opgave op de typeplaat.
Bij grotere weerstand zal de belasting dalen (zie pag. 8).
** Bij een DT=25 °C.
*** Bij een voordruk van 2 bar.
4

2.3 Verbrandingsproduct
Als resultaat van de variabele verbranding en de toege-
paste brander, worden verbrandingsresultaten verkregen.
Deze voldoen aan de strengste normen in Europa.
2.4 Variabele ventilator
In de Itho cv-ketel is een 24 Volt-ventilator met een hoog
rendement toegepast en met een variabele snelheid en
stroomopname: bij minder warmbehoefte draait de
ventilator langzamer en is een lagere stroomopname het
resultaat.
2.5 Aan/uit pomp
Het toestel is uitgevoerd met een pomp voorzien van een
toerenschakelaar. Hiermee kan de gewenste opvoerhoogte
worden ingesteld (let op! stand 1 niet toepassen).
2.6 Toestelomschrijving
Het toestel is geschikt voor het verwarmen van een
cv-installatie. De cv-ketels hebben een variabele capaciteit.
De maximale capaciteit kan worden ingesteld en aangepast
aan het vermogen van de aangesloten cv-installatie.
2.7 HRT
Dit toestel bezit een ingebouwde warmtewisselaar met
een geringe voorraad voor warmwatervoorziening. Alle
aansluitingen zijn intern, terwijl een doorstroom begrenzer
zorgt voor de maximale warm water hoeveelheid, waarbij
een temperatuur van ca. 60 °C aan tapwater wordt verkre-
gen (tabel 3 blz. 10).
Ter voorkoming van ”Legionella” besmetting is de tapwater
temperatuur vast ingesteld op 60 °C.
2.8 HRT .. - .. VKK
Dit toestel is gelijk aan de HRT-ketels, echter is bedoeld en
ingesteld om middels een koppelstuk type VKK te worden
aangesloten op een mechanisch gebalanceerd ventilatie-
systeem type HRU ECO-fan 3 vanaf versie 009.
Deze installatiehandleiding is bestemd voor de installateur
van de Itho cv-ketel. De handleiding bevat noodzakelijke
informatie met betrekking tot de installatie en afstelling
van de Itho Kli-Max cv-toestellen. Om er zeker van te zijn,
dat u alle handelingen op de juiste manier uitvoert,
verdient het de aanbeveling dat deze installatiehandleiding
voor het installeren wordt geraadpleegd. Verder is het
raadzaam deze montage evenals de gebruikershandleiding,
bij de cv-ketel te bewaren. Zo zijn ze ook later, indien nodig,
direct beschikbaar.
2.1 Werking van de Itho Kli-Max
Het betreft een cv-toestel met een maximaal hoog rende-
ment. Door middel van een spiranox warmtewisselaar uit
roestvaststaal worden de rookgassen gekoeld tot onder het
condensatiepunt. De extra warmte die hierbij ontstaat
komt ten goede aan het rendement van de cv-ketel,
dat meer dan 107% bedraagt. De Europese berekenings-
methode gaat uit van een rendement van 100% bij toestel-
len die de rookgassen niet laten condenseren en bij
condenserende toestellen van meer dan 100%.
Daar de rookgassen dermate laag in temperatuur zijn
(lager dan 75 °C ), dient een RVS- of dikwandig aluminium,
HR goedgekeurde afvoerleiding te worden toegepast. Bij
toepassing van aluminium rookgasafvoer, is het aan te
raden een condensopvang te monteren in de rookgas-
afvoerleiding, teneinde vervuiling door aluminium corrosie
te voorkomen.
Het toestel is goedgekeurd op basis van Europese keurings-
eisen (CE), de Nederlandse eisen voor Schonere Verbranding
(SV), hoog rendement (107% HR) en de kwaliteitseisen
(Gaskeur) alsmede het keurmerk (warmwaterklasse HRww)
en als naverwarmer voor een zonneboiler (NZ-keur).
2.2 Regeling
Het toestel past zich volledig aan op de warmtevraag op
basis van een normale kamerthermostaat of een module-
rende OpenTherm® kamerthermostaat. Dit gebeurt door
middel van het aanpassen van de vlamhoogte.
Met de Itho Kli-Max kan de warmteafgifte traploos worden
gevarieerd. Zo wordt onder vrijwel alle gevallen een con-
stante temperatuur in de woning, alsmede in het warm
water verkregen.
Deze variabele warmte-afgifte kan eveneens op basis van de
ingebouwde weersafhankelijke regeling worden verkregen,
als zelfstandige regeling of in samenwerking met de
genoemde thermostaten. Van de vermelde kamerthermo-
staten zijn ook uitvoeringen met klokfunctie leverbaar.
5
2Inleiding

6
3.1 Uitpakken
Met het toestel wordt geleverd:
◆
installatiehandleiding voor de installateur
◆
gebruikershandleiding met garantiekaart
◆
een ontluchtingssleutel
◆
een ophangbeugel
◆
twee reservezekeringen en drie reserve moeren voor de
branderplaat bevestiging (aan voorzijde van de gasklep
bevestigd)
◆
vuilvanger sifon met condensafvoerslang en pakking
Controleer het toestel direct na ontvangst. Eventuele
beschadigingen dienen direct aan de leverancier te worden
gemeld.
De Itho HR/HRT toestellen zijn compleet gemonteerd en
voorzien van een snoer met randaarde stekker. De VKK-uit-
voering is ook voorzien van een aansluitsnoer ten behoeve
van de beveiliging van de goede werking van het koppel-
stuk type VKK van het ventilatiesysteem.
De Itho cv-toestellen zijn ingesteld voor aardgas G25.
3.2 Een plaats in de woning kiezen
Voor onderhoud- en servicewerkzaamheden dient de
voorzijde en onderzijde van het toestel bereikbaar te zijn.
De beide zijkanten moeten minimaal 20 mm van muur of
kastwand geplaatst zijn.
De volgende voorzieningen dienen in de opstellingsruimte
aanwezig te zijn:
a) wandcontactdoos met randaarde
b) een aansluiting op het riool voor de condensafvoer
c) een wand die het gewicht van de ketel kan dragen
Zowel de luchttoevoer als de rookgasafvoerleidingen dienen
aangesloten te worden op de buitengevel c.q. tot in het
dakvlak. Voor de HRT/VKK uitvoering gelden andere eisen.
De opstellingsruimte moet droog en vorstvrij zijn. Plaats
het toestel zo dicht mogelijk bij tapwaterpunten, zodat
de leidingen voor warm tapwater niet te lang zijn. Dit ter
voorkoming van lange wachttijden voor warm water en
onnodig waterverbruik.
Het toestel bezit een ingebouwde ventilator en zal hierdoor
een bepaalde geluidsproductie hebben. Deze geluids-
productie is afhankelijk van de belasting. Kies een plaats in
de woning waar dit niet storend wordt ervaren, bij voorkeur
tegen een stenen wand.
3.3 Het toestel ophangen
a) Teken met behulp van de ophangbeugel de gaten voor
de ophangbeugel en bepaal de plaats voor aansluiting
van de toe- en afvoerleidingen.
3Installatie
Figuur 3 Maatschets muurbeugel
Figuur 2 Maatschets vrije ruimte
Let op:
Zorg ervoor dat bij het aftekenen de beugel waterpas
geplaatst is.

Let op:
Bij de horizontale delen moet rekening worden
gehouden met een afschot van (1 cm op 1 m lengte) op
afschot naar de ketel. Gebeurt dit niet, dan kan er zich
condenswater ophopen in de verbrandingsgas afvoer-
leiding wat storingen tot gevolg kan hebben.
De beschikbare druk t.b.v. het toe- en afvoersysteem
bedraagt 100 Pa.
3.6 Invloed van de afvoer op belasting
De afgebeelde grafiek geeft de verhouding aan tussen de
belasting en de weerstand van het toe- en afvoerweerstand
van het systeem.
Tot een weerstand van 100 Pa zal de belasting nagenoeg
gelijk blijven. Bij grotere weerstanden daalt deze ten
opzichte van de belasting welke vermeldt op de typeplaat.
Houd bij hoge weerstand rekening met mogelijke
belastingwijziging voor de productie van warm water en
met de transmissie berekening.
3.7 C63 toestellen
Opstellingen volgens C63-systemen mogen uitsluitend aan-
gesloten worden op GASTEC QA gekeurd afvoer materiaal,
volgens keuringseis nr. 83.
7
De dikte van de kop van de bevestigingsbout, mag niet
meer dan 6 mm bedragen.
b) Bevestig de ophangbeugel met schroeven en pluggen
aan de wand.
c) Boor de gaten voor het toe- en afvoersysteem.
d) Monteer de verwarmingsketel op beugel.
3.4 Luchttoevoer-rookgasafvoer aansluiting
Algemeen
Materiaal luchttoevoer: kunststof of RVS.
Materiaal rookgasafvoer: kunststof (temp. bestendig tot
120°C lucht omspoeld) of RVS.
De beveiliging tegen te hoge rookgastemperatuur
t.b.v. kunststof afvoermateriaal is in het toestel reeds
ingebouwd (zgn. VGTB-beveiliging). Deze beveiliging sluit
de gastoevoer zodra de rookgastemperatuur boven 90 °C
komt, waarna het toestel wordt vergrendeld met storings-
code knipperende ”0”.
Er zijn twee soorten van aansluitingen mogelijk:
◆
afzonderlijke toe- en afvoer
◆
concentrische aansluiting (pijp-in-pijp)
Afzonderlijke toe- en afvoer
De optimale aansluiting voor luchttoevoer en rookgas-
afvoerleiding krijgt men door gebruik te maken van een
roestvast of kunststof afvoersysteem.
De aansluitdiameter voor de rookgasafvoerleiding bedraagt
80 mm. Voor de luchttoevoer eveneens 80 mm.
De luchttoevoer kan zowel aan de linker- als aan de rechter-
zijde van de rookgasafvoer worden geplaatst door het
verplaatsen van de aansluitbuis.
Concentrische aansluiting
Als optie is een set voor een concentrische aansluiting
verkrijgbaar: luchttoevoer 125 mm en rookgasafvoer
80 mm diameter.
Plaats altijd de meegeleverde kunststof toevoeraansluiting
bovenop de luchtinlaat aansluiting. Uiteraard dient de niet
gebruikte luchttoevoer met 80 mm doorsnede met de
meegeleverde afdichting te worden afgesloten.
3.5 Toe- en afvoersysteem
De Itho cv-ketel is een toestel dat geen lucht (zuurstof) uit
de opstellingsruimte gebruikt. De mantel sluit luchtdicht af
op de achterplaat, zodat lucht uitsluitend door de lucht-
toevoerpijp toegevoerd wordt. Zorg er daarom altijd voor
dat de mantel op het toestel geplaatst is wanneer de ketel
in werking is.
Grafiek 1 Invloed drukverlies op belasting
Belasting in kW
Drukverlies Pa
1. HRT/HRT-VKK 20-22
2. HRT/HRT-VKK 24-28
3. HRT/HRT-VKK 30-36
4. HRT 36-42
5. HRT 42-54

3.8 Itho weerstandstabel
Door de gas-luchtkoppeling van het verbrandingsproces in
het toestel wordt de belasting van het toestel beïnvloed
door de weerstand van het luchttoevoer- en afvoersysteem.
Bij een weerstand tot 100 Pa., zal de belasting gelijk zijn
aan die vermeld is op de typeplaat van het toestel.
Tabel 2 Weerstand rookgasafvoer
8
(mm) Weerstand toe-afvoersysteem [Pa]
Onderdeel Toestel HRT 20 HRT 24 HRT 30 HRT 36 HRT 42
Doorvoeren Itho-Dakdoorvoer 125/80 5,0 6,0 8,0 10,0 12,0
100/60 8,0 10,0 13,0 15,0 17,0
Itho-Geveldoorvoer 125/80 3,0 4,0 5,5 7,0 8,0
100/60 6,0 7,0 9,0 11,0 12,0
Toevoer rechte buis/m 80 0,55 0,6 1,0 1,5 2,5
rechte buis/m kunststof 60 3,0 3,5 4,0 6,0 7,0
flexibele buis rvs 80 0,75 0,8 1,7 2,2 3,5
flexibele buis kunststof 60 4,5 6,0 8,0 9,0 11,0
45° bocht 80 0,25 0,3 0,5 1,0 1,2
45° bocht kunststof 60 1,5 1,8 2,0 3,0 3,5
90° bocht 80 0,5 0,6 1,0 1,5 2,5
90° bocht kunststof 60 3,0 3,5 4,0 6,0 7,0
Rookgas rechte buis/m 80 0,7 0,8 2,0 2,5 4,0
Afvoer rechte buis/m kunststof 60 3,5 4,5 6,0 7,0 11,0
flexibele buis rvs 80 1,0 1,1 2,1 3,0 4,0
flexibele buis kunststof 60 4,5 6,5 9,0 12,0 14,0
45° bocht 80 0,3 0,4 1,0 1,2 2,0
45° bocht kunststof 60 1,8 2,3 3,0 3,5 5,5
90° bocht 80 0,7 0,8 2,0 2,5 4,0
90° bocht kunststof 60 3,5 4,5 6,8 7,0 11,0
Concentrisch rechte buis/m 125/80 1,2 1,3 1,8 3,2 4,0
100/60 4,0 5,0 6,5 7,5 12
45° bocht dubbel 125/80 0,6 0,9 1,3 1,6 2,0
concentrisch kunststof 100/60 2,0 2,5 3,5 4,0 6,0
90° bocht dubbel 125/80 1,2 1,3 1,8 3,2 4,0
concentrisch kunststof 100/60 4,0 5,0 6,5 7,5 12,0
Voorbeeld berekening
Keteltype: 24-28 HRT
Luchttoevoer pijp: diameter 60 mm; horizontale lengte: 2 m; vertikaal 6 m; 2x bocht 90°
Rookgasafvoer pijp: diameter 80 mm; horizontale lengte 2 m; vertikaal 6 m; 2x bocht 90°
Concentrische dakdoorvoer 60/100
Luchttoevoer: Weerstand
Bochten 90°: 2 stuks 2 x 3,5 7 Pa
Rechte pijp: 8 m 8 x 3,5 28 Pa
Rookgasafvoer:
Bochten 90°: 2 stuks 2 x 4,5 9 Pa
Rechte pijp: 8 m 8 x 4,5 36 Pa
Dakdoorvoer 10 Pa
90 Pa
Totale weerstand is nu 90 Pa zodat het vermogen van de ketel niet gewijzigd wordt door de weerstand (kleiner dan 100 Pa).

3.9 Condensafvoer
De condensafvoer dient tijdens de
montage aangebracht te worden.
Monteer de condensafvoer als volgt:
◆
Schuif de bijgeleverde beker
zodanig over de twee condens-
slangen die zich onder de ketel
bevinden dat de pijlen tegenover
elkaar zitten
◆
Druk vervolgens de beker tegen
de bodem van de ketel
◆
Draai dan de beker in de gewenste
positie tot de condensafvoer naar
de gewenste richting staat
◆
Monteer de condensafvoerslang
met de kunststof wartel en
afdichting op de beker
◆
Middels de flexibele slang wordt de aansluiting op de
riolering aangebracht
◆
Sluit deze flexibele slang met een open verbinding aan
op het riool
Gebruik bij de condenswaterafvoer alleen kunststof onder-
delen. Metalen leidingen zijn niet toegestaan.
Let op:
Verstopping van deze afvoer kan schade veroorzaken
aan het toestel. In het juiste geval vloeit het condens-
water zichtbaar weg, bijvoorbeeld m.b.v. een trechter.
3.10 CV- en tapwatercircuit
3.10.1 Algemeen
Indien geen diffusiedichte kunststof leidingen voor aanvoer
en retour toegepast worden voor radiatoren of vloerver-
warming, dient er een scheiding tussen het cv-water van de
ketel en die van de installatie aangebracht te worden, b.v.
middels een platenwisselaar. Dit voorkomt vervuiling door
magnetiet van de ketel warmtewisselaar. Bij niet toepassen
van een dergelijke scheiding, vervalt de Itho garantie op
alle keteldelen die zich in de aanvoer- en retour van het
toestel bevinden.
3.10.2
CV-circuit
De aansluitingen van de aanvoer en retour zijn gebaseerd
op het aansluiten van de installatie met behulp van knel-
fittingen. De aansluitingen van aanvoer en retour bevinden
zich aan de onderzijde van het toestel. Uit serviceover-
wegingen is het aan te bevelen om afsluiters te plaatsen.
Het toestel bezit een aftapkraan aan de onderzijde van het
toestel, zodat het op een eenvoudige manier afgetapt kan
worden.
Het toestel is niet voorzien van een overstortventiel 3 bar.
Deze moet in de aanvoerleiding van de installatie worden
opgenomen, op een plaats in directe nabijheid van het
toestel.
Het toestel is niet voorzien van een interne bypass, zodat
er bij het toepassen van thermostatische kranen, in de
installatie een kortsluitleiding aangebracht dient te
worden. Bij voorkeur dient er een automatische druk-
verschil/overstortventiel 3/4HH op 5 à 6 meter van de ketel
gemonteerd worden.
Om vervuiling van de warmtewisselaar van de cv-ketel
te voorkomen, dient voor de eerste ingebruikname de
installatie grondig gespoeld te worden met schoon leiding-
water.
3.10.3
Het expansievat aansluiten
Er dient een expansievat gekozen te worden met een
inhoud die gerelateerd is aan de inhoud van de cv-instal-
latie en statische druk. Plaats het expansievat in de retour.
3.10.4
Tapwatercircuit
In de koud waterleiding van het toestel is een doorstroom
begrenzer aangebracht waarmee een begrenzing ingesteld
dient te worden behorende bij de warm waterklasse van
het toestel (zie tabel 3). Sluit de leidingen volgens de gel-
dende voorschriften aan. Pas een zogenaamde ”inlaat com-
binatie” toe in de koudwater toevoerleiding, waarbij de
overstortleiding gecombineerd kan worden met de condens
afvoerleiding van de ketel.
Uitsluitend bij de HRT 42/54 dient de bijgesloten meng-
automaat volgens onderstaande afbeelding te worden
gemonteerd.1 = sifon
2 = cv-aanvoer
3 = warm sanitair
4 = gas
5 = koud sanitair
6 = cv-retour
7 = aftapkraan
8 = manometer
9 = kabeldoorvoer (3x)
10 = sifonafvoer
Warm tapwater
van cv-ketel
Warm tapwater
mengtemperatuur
Koud water van
drinkwaternet
Koud water naar
cv-ketel
9
Figuur 4 Aansluitingen leidingen cv-ketel
v
v
v
v

3.12 Naverwarming zonneboiler
Indien de combiketel toegepast wordt voor het naverwar-
men van een zonneboiler dient de combiketel ’s zomers
ingeschakeld te blijven, om ”Legionella” bacterie vorming
te voorkomen.
Er moet op gelet worden dat de maximale ”koud water”
inlaattemperatuur niet boven 75 °C kan komen. Dit zal
aanleiding kunnen geven tot verbrandings mogelijkheid
voor de gebruiker. Om het probleem van een te hoge
warm watertemperatuur te voorkomen, moet een meng-
automaat in de warm waterleiding tussen de zonneboiler
en ketel worden gemonteerd. Wel kan als optie een stro-
mingsschakelaar worden geleverd om tapwater detectie te
activeren bij boilers waarbij sprake is van onvoldoende
gelaagdheid (artikelnummer 545-1850).
3.13 Vorstbewaking
Het toestel bezit een ingebouwde vorstbewaking die de
cv-pomp in bedrijf stelt bij een ketelwatertemperatuur van
8 °C. Bij een ketelwatertemperatuur van 5 °C wordt tevens
de brander ontstoken totdat de aanvoertemperatuur 10 °C
bedraagt.
3.14 Gasleiding aansluiten
De gasaansluiting op het toestel is niet maatgevend voor
de diameter van de binnenhuisaansluiting. Raadpleeg
hiervoor de installatie-eisen.
Controleer de gasleiding op dichtheid. Pers de gastoevoer-
leiding af tot aan de afsluitkraan. De gasklep is niet
tegen de hoge testdruk bestand omdat de klep voor een
maximale werkdruk tot 60 mbar is gemaakt.
Uitsluitend voor het afpersen van de gasleiding en klep,
om de gasdichtheid te testen, mag een kortstondige
persdruk van maximaal 100 mbar worden toegestaan.
Ontlucht de gasleiding zorgvuldig in de open lucht, voordat
het toestel voor de eerste maal in gebruik gesteld wordt.
10
De mengautomaat is vanuit de fabriek ingesteld op 60 °C
om warm water te kunnen tappen volgens CW klasse 6
specificaties en mag daarom ook niet worden versteld.
Om binnen 30 seconden een tapwatertemperatuur van
45 °C of hoger te verkrijgen, dient de warm waterleiding
tussen de ketel en het keuken tappunt niet langer te zijn
dan ca. 20 meter. Het klasse 6 toestel (HRT 42/54) leent zich
voor gelijktijdig tappen. Hierbij dient voor ieder warm
watertappunt een instelmogelijkheid aanwezig te zijn.
Deze dient zodanig ingesteld te worden dat de optelsom
van de ingestelde tapwaterhoeveelheid niet hoger wordt
dan 15 liter/min. Toepassing van een circulatie systeem is
niet mogelijk.
3.11 Pompschakeling
Afhankelijk van de gekozen uitvoering van het toestel,
kunnen verschillende soorten pompen in het toestel
worden aangetroffen. In de HRT is Grundfos UPS 15-60 HB
ingebouwd.
Stand I II III
HRT 20/22 X goed goed
HRT 24/28 X goed goed
HRT 30/36 X goed goed
HRT 36/42 X goed goed
HRT 42/54 X goed goed
3.11.1 Aan/uit pomp
De pomp bezit een toerenschakelaar, die af fabriek op de
hoogste stand is ingesteld. Bij de toestellen HRT 20/22,
HRT 24/28, HRT 30/36 en HRT 36/42 zal veelal stand II
voldoende zijn.
Let op:
Stand I niet toepassen, i.v.m. te geringe doorstroom
hoeveelheid. Het toestel bezit een ingebouwde pomp-
schakeling met standaard een nadraaitijd van
3 minuten.
Toestel Instelling CW klasse Wachttijd Wachttijd Drukverlies (bar) Diameter
(bij CW-tapdebiet) gemeten bij bij CW-tapdebiet
HRT 20-22 6,3 l/min 3 < 10 sec 5 l/ lmin 0,4 10/12 mm
HRT 24-28 8 l/min 4 < 10 sec 7,5 l/min 0,5 12/15 mm
HRT 32-36 10 l/min 5 < 10 sec 7,5 l/min 0,5 15 mm
HRT 36-42 12 l/min 5 < 10 sec 7,5 l/min 0,5 15 mm
HRT 42-54 15 l/min 6 < 10 sec 7,5 l/min 0,5 15 mm
Tabel 3 CW-klasse

deel van de ventilatielucht door de ’eerste aansluiting’ naar
de ketel. wDe rookgassen komen via de ’andere aanslui-
ting’ terug in het koppelstuk. eDe mix van ventilatielucht
en rookgassen verlaat het koppelstuk aan de zijde van het
RVS deel, welke wordt aangesloten op het afvoerkanaal r.
4.4 Montage
Het koppelstuk kan onafhankelijk van de cv-ketel worden
gemonteerd. Het koppelstuk wordt normaliter direct boven
de ketel gemonteerd en maakt zodanig onderdeel uit van
het kanalensysteem dat het bevestigen met beugels ook
via de kanalen kan plaatsvinden.
De montage van het koppelstuk in het kanalensysteem
werkt als volgt:
◆
Bepaal de opstelling van de ventilatie-unit en de ketel.
Zowel de ventilatie-unit als de cv-ketel kunnen eventu-
eel in het werk worden gespiegeld.
◆
Bepaal de exacte plaats van het koppelstuk, afhankelijk
van het kanalenverloop van de ventilatieunit en het
afvoerkanaal.
◆
Bepaal het juiste kanalenverloop van het RVS,
aluminium of daarvoor geschikte kunststof Ø80 mm
luchtaanzuigkanaal tussen het koppelstuk en de
cv-ketel en monteer deze.
◆
Bepaal het juiste kanalenverloop van het RVS Ø80 mm
rookgasafvoerkanaal tussen de ketel en het koppelstuk
en monteer deze.
◆
Controleer de stromingsrichting van het koppelstuk.
◆
Controleer of de klep bij horizontal plaatsing
automatisch dichtvalt.
◆
Monteer het koppelstuk op de twee Ø80 mm kanalen
die op de ketel zijn gemonteerd.
◆
Het koppelstuk dient horizontaal waterpas gemonteerd
te worden.
◆
Monteer het kanaal tussen de ventilatie-unit en het
koppelstuk. Gebruik hier dampdicht geïsoleerde kanaal-
elementen voor.
◆
Monteer het gemeenschappelijke afvoerkanaal vanaf
het koppelstuk naar het collectieve afvoerkanaal
(hoogbouw situatie). Dit kanaal moet op afschot van
minimaal 5 mm per meter aflopend zijn naar de ketel.
4.1 Introductie
Het doel van het koppelstuk tussen de Itho ventilatie-unit
en de Kli-Max ketel is het vereenvoudigen van het kanalen-
systeem. Zowel de ventilatie-installatie als de ketel hebben
een toe- en afvoerkanaal van en naar buiten nodig.
Het koppelstuk combineert de afvoer van de ventilatie-
installatie met de toe- en afvoer van de ketel. Zo is er alleen
nog een toe- en afvoerkanaal nodig voor de ventilatie-
installatie.
11
4Koppelstuk type VKK
4.2 Leveringsomvang
In de verpakking van het koppelstuk treft u de volgende
onderdelen aan:
◆
1 stuks koppelstuk type VKK
◆
montage-instructie
Let op:
Het koppelstuk type VKK mag alleen gebruikt worden in
combinatie met een Itho cv-ketel type Kli-Max HRT ../..
VKK en de Itho HRU ECO-fan 3 vanaf versie 009.
4.3 Werking
Het koppelstuk wordt boven de Kli-Max cv-ketel gemon-
teerd. De Itho ventilatie-unit zuigt de verse buitenlucht aan
via een buitenmuurrooster of via een kanaal in de schacht
(hoogbouwsystemen). De afvoer ventilatielucht wordt uit
de woning afgezogen en aan de ’linkerzijde’ van het kop-
pelstuk aangevoerd. Als de Kli-Max ketel brand, gaat eenq
r
q
w
e

De aansluiting van de 2 aderige kabel van de cv-ketel op het
koppelstuk wordt als volgt gemonteerd:
◆
Aan de cv-ketel type HRT ../.. VKK is een 2 aderige kabel
bevestigd voorzien van een connector.
◆
Trek de 2 aderige kabel zover mogelijk (tot aan de aan-
slag) uit de cv-ketel.
◆
Sluit de connector aan de kabel aan op de connector op
het koppelstuk type VKK.
12
4.5 Kanalen
De gemonteerde kanalen dienen volgens de geldende
normen, eisen en installatievoorschriften te worden
gemonteerd. Doorvoeren van kanalen naar de schacht
moet voldoen aan de eisen in het bouwbesluit § 2.11.1
Artikel 2.83 schacht, koker of kanaal, § 2.13.1 Artikel 2.106
eventueel aangevuld met de plaatselijke brandweervoor-
schriften. Alle toegepaste materialen ten behoeve van het
gemeenschappelijke afvoerkanaal dienen te zijn voorzien
van het QA keur. De kanalen dienen dampdicht en ther-
misch te worden geïsoleerd (niet hygroscopisch) of dubbel-
wandig te zijn uitgevoerd om condensaat op deze kanalen
te voorkomen.
Hoogbouw
Monteer het afvoerkanaal vanaf het koppelstuk naar het
collectieve afvoerkanaal op van minimaal 5 mm perafschot
meter aflopend naar de cv-ketel. De maximale overdruk van
het gemeenschappelijke afvoerkanaal mag niet hoger zijn
dan 14 Pa. Gebaseerd op 100% gelijktijdigheid en een stijg-
kanaal zonder verjongingen. Onder aan het gemeenschap-
pelijke afvoerkanaal moet een condensafvoer op het riool
worden aangesloten. Afwijkingen kunnen uitsluitend na
overleg met Itho.
4.6 Kanaal voorbeelden
Een situatie waarbij de luchttoevoer vanuit de gevel wordt
aangezogen en de luchtafvoer via een kanaal naar het dak
wordt geleid, heeft verreweg de voorkeur.
Indien luchttoevoer vanuit de gevel
niet mogelijk is, kan er gebruik
gemaakt worden van een centraal
toevoerkanaal. Hierbij moet gelet
worden op voldoende afstand
tussen de luchttoevoer en de lucht-
afvoer i.v.m. de verdunningsfactor
(zie NEN 1087).
Situatie waarbij de luchttoevoer en
de luchtafvoer via twee aparte kana-
len naar het dak wordt geleid.
De diameter van de collectieve toe-
en afvoerkanalen moeten dan 15%
groter zijn dan in de tabel vermeld.

4.7 Maatschets VKK
13
4.8 Maatschets aansluitingen
Afvoer ventilatielucht : Ø150 mm inwendig (hulpstukmaat)
: Ø180 mm uitwendig
Rookgasafvoer : Ø150 mm inwendig (hulpstukmaat)
Aanzuig van ketel : Ø80 mm inwendig
Rookgasafvoer
van ketel : Ø80 mm uitwendig
Dakkap
Figuur 5 Maatschets VKK
C2
245
n190
150
n152.2inw.
40 0.4
n80
120
370
n80 15
60
C2
n150
n180
n90
R5
65~
Bovenste
deflector
plaat
Onderste
deflector
plaat
Windring
deflector
Diffusor
Kanaal
D=100%
140%
230%
230%
170%
50%70%35%
10%
20~
4.9 Tabel kanaaldiameter
In tabel 4 wordt rekening gehouden met een gelijk-
tijdigheid op het luchtdebiet van 100% en een maximale
druk op het koppelstuk type VKK van 14 Pa.
Deze tabel mag uitsluitend worden toegepast onder de
volgende voorwaarden:
◆
standaard toepassing van een diffusor volgens tabel
◆
de genoemde kanaaldiameter geld voor het gehele stijg-
kanaal
◆
het afvoerkanaal moet volledig verticaal zonder enige
versleping zijn uitgevoerd
◆
per verdieping mag slechts 1 cv-ketel worden aan-
gesloten
◆
maximale verdiepingshoogte is 3 meter
◆
het afvoerkanaal moet voldoen aan het Gastec QA
kwaliteitsnorm
◆
gebruik van een apart afvoerkanaal en een apart
toevoerkanaal
◆
onderstaande tabel heeft betrekking op een collectief
afvoerkanaal en luchttoevoer uit de gevel
◆
bij collectieve afvoer- en toevoerkanaal diameter volgens
tabel +15% (geen CVL systemen)
Alle afwijkingen op bovenstaande moeten vooraf worden
overlegd met Itho bv.

Maximaal ventilatiedebiet per woonlaag
175 m3/h 225 m3/h 275 m3/h 325 m3/h
Diameter gemeenschappelijke leiding(en) en diffusor
Verdieping Maatvoering mm
2diameter kanaal 150 200 200 200
diffusor Duit/Din 200/150 250/200 250/200 250/200
3diameter kanaal 200 200 250 250
diffusor Duit/Din 250/200 250/200 300/250 300/250
4diameter kanaal 200 250 250 300
diffusor Duit/Din 250/200 300/250 300/250 350/300
5diameter kanaal 250 300 300 350
diffusor Duit/Din 300/250 350/300 350/300 400/350
6diameter kanaal 300 300 350 350
diffusor Duit/Din 400/300 400/300 450/350 450/350
7diameter kanaal 300 350 400 400
diffusor Duit/Din 400/300 450/350 500/400 500/400
8diameter kanaal 350 400 400 450
diffusor Duit/Din 450/350 500/400 500/400 550/450
9diameter kanaal 350 400 450 450
diffusor Duit/Din 450/350 500/400 550/450 550/450
10 diameter kanaal 400 450 450 500
diffusor Duit/Din 500/400 550/450 550/450 600/500
11 diameter kanaal 400 450 500 550
diffusor Duit/Din 500/400 550/450 600/500 650/550
12 diameter kanaal 450 500 500 550
diffusor Duit/Din 550/450 600/500 600/500 650/550
13 diameter kanaal 450 500 550 600
diffusor Duit/Din 550/450 600/500 650/550 700/600
14 diameter kanaal 450 550 550 600
diffusor Duit/Din 550/450 650/550 650/550 700/600
15 diameter kanaal 500 550 600 650
diffusor Duit/Din 600/500 650/550 700/600 750/650
16 diameter kanaal 500 550 600 650
diffusor Duit/Din 600/500 650/550 700/600 750/650
17 diameter kanaal 500 600 650 650
diffusor Duit/Din 650/500 750/600 800/650 800/650
18 diameter kanaal 550 600 650 700
diffusor Duit/Din 700/550 750/600 800/650 850/700
19 diameter kanaal 550 600 650 700
diffusor Duit/Din 700/550 750/600 800/650 900/700
20 diameter kanaal 550 650 700 750
diffusor Duit/Din 700/550 800/650 850/700 900/750
21 diameter kanaal 600 650 700 750
diffusor Duit/Din 750/600 800/650 850/700 900/750
22 diameter kanaal 600 650 700 800
diffusor Duit/Din 750/600 800/650 900/700 1000/800
23 diameter kanaal 600 650 750 800
diffusor Duit/Din 750/600 850/650 950/750 1000/800
Tabel 4 Kanaaldiameter
14

Tabel 5 Verklaring elektrische aansluitingen
Op de aanwezige klemmenstrook, (figuur 6), kunnen volgende onderdelen worden aangesloten:
1-2 PWM-pompkabel voor het modulerende signaal ten behoeve van een modulerende sanitair- of cv-pomp.
3-4 Buitenvoeler. Indien gewenst, kan de regeling van de cv-installatie op basis van de buitentemperatuur geregeld
worden. Als de buitentemperatuur daalt, zal de ketelwatertemperatuur verhoogd worden en dalen bij een stijging
van de buitentemperatuur.
Externe invloeden en interne warmtebelasting, zoals de ”zon” in de kamer of een openhaard hebben geen invloed
op de watertemperatuur van de cv-ketel.
Deze regeling kan aangevuld worden met een kamerthermostaat.
Indien geen kamerthermostaat toegepast wordt, moet een draadlus of klok tussen de klemmen 5 en 6 aan-
gebracht worden.
5-6 Aan-uit kamerthermostaat. Hier kunnen klok- of normale kamerthermostaten worden aangesloten. Het warmte-
versnellingselement van de aan-uit-thermostaat dient afgesteld te worden op 0,12 A. De maximaal toelaatbare
weerstand van het circuit van de kamerthermostaat mag niet meer dan 10 Ohm. bedragen.
Let op:
Geen OpenTherm® kamerthermostaat aansluiten.
7-8 OpenTherm® kamerthermostaat. Itho heeft een serie zgn. OpenTherm® thermostaten in het programma,
waarmee de ketel volledig modulerend geregeld kan worden.
9-10-11 Externe driewegklep. Indien een externe driewegklep aangesloten wordt voor b.v. een indirect gestookte boiler
dient hierop een (Honeywell VC8010MF6004) dwk te worden aangesloten;
driewegklep klem 2 verbinden met klem 9 op ketel.
driewegklep klem 3 verbinden met klem 10 op ketel.
driewegklep klem 6 verbinden met klem 11 op ketel.
5.1 Aansluiting netspanning
De Itho Kli-Max is voorzien van een randaarde netstekker.
Het toestel dient dan ook op een wandcontactdoos met
randaarde te worden aangesloten. Indien een beschadiging
is opgetreden aan deze kabel, dient deze in z’n geheel te
worden vervangen. De doorsnede bedraagt 3x 0,75 mm
2.
Uiteraard dient de elektrische installatie te voldoen aan de
geldende voorschriften (zie pagina 1). Voor de overige elek-
trische aansluitingen is in het toestel een klemmenstrook
aanwezig.
15
5Montage-instructie electriciën
Let op:
Bij beschadiging en of vervanging van het randaarde
snoer, dient dit onderdeel bij Itho besteld te worden
daar het een speciaal snoer betreft. Er dient op gelet te
worden dat het stopcontact voor dit netsnoer te allen
tijde bereikbaar is, ten behoeve van bv. servicewerk-
zaamheden zodat het toestel stroomloos gemaakt kan
worden.
5.2 Aansluitingen klemmenstrook
Figuur 6 Elektrische aansluitklemmen

9-10 24 VAC. Voor externe regelingen, indien de wens aanwezig, om een stroombron van 24 VAC te hebben.
Hiertoe dienen de klemmen 9 en 10 van de klemmenstrook te worden gebruikt.
Let op:
Het maximaal aangesloten opgenomen vermogen mag niet hoger zijn dan 3VA.
12-13 Externe boiler. De externe boiler kan met een sensor (NTC) of een thermostaat worden aangesloten op de ketel.
Indien een sensor wordt aangesloten, kan de boilertemperatuur op het keteldisplay worden afgelezen.
Voor de juiste instellingen van de ketelregeling, dienen de volgende handelingen te worden verricht:
a. Sluit nog geen spanning aan op de ketel
b. Neem de koudwatersensor (S3) op de tapspiraal los bij de stekker verbinding
c. Sluit de externe driewegklep aan op de klemmenstrook 9, 10 en 11
d. Sluit de kamerthermostaat of buitentemperatuurregeling aan
e. Sluit de boilersensor of thermostaat aan op de klemmen 12 en 13
f. Schakel de 230 Volt aansluiting van de ketel in, waarna het display een ”7” (gedurende 1 minuut) en een ”5”
(gedurende 1 minuut) toont: het ontluchtprogramma
g. Gedurende dit ontluchtprogramma kan de ketelregeling geprogrammeerd te worden voor de juiste regeling van
deze externe boiler (zie pag. 20) programma nr. 1 naar 3
h. Na dit programmeren en na het ontluchtprogramma, gaat het toestel functioneren; maak hierna de ketel
stroomloos
i. Op de klemmenstrook is bij klem ”9” met een gemeenschappelijke aderhuls, een gele en een rode draad
aangesloten; neem deze dubbele aansluiting weg, zodanig dat de dikke rode kabel achterblijft in de kroonsteen.
De rood/gele draad wordt niet weer aangesloten; kan afgeïsoleerd worden
j. Hierna de 230 V voeding weer aansluiten, waarna het toestel in bedrijf komt voor de boiler
Tapwaterfunctie uitzetten (niet voor externe boiler)
Indien bij een combitoestel de tapwaterfunctie en het warmhouden van de tapspiraal, uitgezet dient te worden
(bv. in vakantiewoningen) kan een schakelaar (aan/uit) aangesloten worden op de klemmen 12 en 13.
Bij een gesloten stand van de schakelaar is de tapwaterfunctie uitgeschakeld, terwijl bij de open stand,
de tapwaterfunctie wordt geactiveerd.
Er behoeven in dit geval geen instellingen in de branderautomaat te worden gewijzigd.
N-L-PE Hierop wordt de 230 VAC voor een externe pomp aangesloten; dit kan in combinatie met het PWM signaal
aangesloten worden op de klemmen 1 en 2.
Let op:
De aangesloten externe pomp draait ook tijdens tapwaterbedrijf.
Fasegevoeligheid
Het toestel is niet fasegevoelig.
16

5.3 Elektrisch schema
17
Figuur 7 Elektrisch schema

Indien het toestel functioneert, zal eerst een ”–” teken
getoond worden, totdat de werking van de cv-ketel
gestopt is. Daarna verschijnt de eerste parameter in
het servicevenster, waarna de diverse parameters
opgeroepen kunnen worden, door telkens op de
”service” knop te drukken. Met de ”+” en ”–” knop kan
een parameter worden aangepast.
Dit installateurmenu kan worden verlaten door de
”Reset” knop zolang in te drukken dat de rode storings
Led boven deze knop dooft. Hierdoor worden de gewij-
zigde parameters automatisch opgeslagen. Indien dit
niet gewenst is, wordt dit servicemenu na 1 minuut
wachten automatisch verlaten zonder dat gewijzigde
instellingen worden opgeslagen.
2. Gelijktijdig de ”Service” en ”+” 3 sec. indrukken
= Gasklep afstel positie gedurende 10 minuten, (hierbij
wordt een ”h” getoond in het display). Door hierna
de ”+” of ”–” toets in te drukken, kunnen de hoog en
laagstand toerentallen ingesteld worden. Het dubbel
display geeft het toerental aan in honderdtallen
(bv. 20 betekent 2000 omw/min).
Het gelijktijdig indrukken van ”+” en ”–” toets heft de
instelling van toerentallen op en het toestel functioneert
automatisch.
3. Gelijktijdig de ”Service” en ”–” gedurende 3 sec.
ingedrukt houden (=Storing 0). In deze situatie kan met
het juiste software programma en een computer, een
gewijzigd software programma ”geladen” worden of
gewijzigd (alleen door fabrikant).
4. Indien de knop met indicatie ”TAP” wordt ingedrukt,
wordt afhankelijk van de status van de ketel het navol-
gende getoond:
◆
indien niet wordt getapt de warmhoudtemperatuur
van de interne warm watertapspiraal.
◆
tijdens tappen wordt: de warm tapwateruitstroom
temperatuur getoond.
6.2 Sensoren
De volgende gemonteerde temperatuur sensoren zijn in de
ketel aanwezig:
S1 = aanvoer sensor (nummer: 66 pag. 38)
S2 = retour sensor (nummer: 67 pag. 38)
S3 = voorrang/warmhoud sensor (nummer: 73 pag. 38)
S4 = buitentemperatuur sensor (indien gemonteerd)
S5 = warmwater (sanitair) sensor (nummer: 69 pag. 38)
De toegepaste sensoren zijn van het NTC type (negatieve
temperatuur coëfficiënt) 10 en 12K. In tabel 6 staan de
karakteristieken van deze sensoren.
18
6In bedrijf nemen
Figuur 8
Display
6.1 Bedieningspaneel
Aanwezige bedienelementen voor de gebruiker.
6.1.1 Display
Het display bestaat uit twee cijfers aan de linkerzijde en
één cijfer aan de rechterzijde. De cijfers aan de linkerzijde
geven de aanvoertemperatuur van de cv-ketel aan.
De cijfers aan de rechterzijde de status van de ketel.
0 Rust situatie
1 Blokkering/regelstop*
2 Vlamnabootsing/onjuist ionisatie signaal
3 Voorventileren
4 Ontsteking
5 Warmte vraag cv-bedrijf, of nadraaien cv-pomp
6 Warmte vraag warmwater bedrijf
7 Tapwater wisselaar opwarmen of nadraaien pomp
tapwater
1H HRU-3 ventilatie-unit kleptest.
* Bij een langere periode ”regelstop” (ketel gaat niet
branden), zal bij een aangesloten buitenvoeler, de
stooklijn te laag zijn ingesteld – zie hiervoor het
Installateursprogramma (pagina 19). Tevens kan bij
onvoldoende circulatie over het cv-circuit of een te lage
vuldruk deze melding optreden.
6.1.2 Bedieningsknoppen
De knoppen geven toegang tot verschillende mogelijk-
heden tot instelling en controle van het toestel. Het is
steeds een combinatie van verschillende knoppen. De
volgende combinaties kunnen worden toegepast:
1. Gelijktijdig de ”Service” en ”Reset” 3 sec. indrukken
(= Toegang tot installateur menu).
Na het indrukken van deze knoppen, zal het status-
venster een ”0” tonen, terwijl ook in het temperatuur
venster een ”0” verschijnt. Met behulp van de ”+” of ”–”
knop dient in het temperatuur display de code met de
waarde ”8” ingesteld te worden. Hierna dient men op de
service knop te drukken, om de diverse parameters op te
roepen.

6.3 Installateursprogramma
Indien de installateurscode ingetoetst wordt (nadat gedurende 3 sec. zijn ingedrukt), kunnen de ”Service” en ”Reset”
volgende parameters ingesteld of gewijzigd worden (wijzigen met de ”+” en ”–” toetsen).
Programmanr. Omschrijving programma Instelbaar tussen Fabrieksinstelling
*0 Installateurs code 0 – 99 Installateurscode is 8
*1 Keteltype 0 = cv + interne spiraal 0
3 = cv + externe boiler
en externe driewegklep
*2 Pomp actie 0 = nadraaien pomp 0
1 = pomp continue
*3 maximaal cv-vermogen 19% en 99% 80%
*4 maximaal vermogen tijdens tappen 19% en 99% 99%
*5 minimale aanvoer temp. voor stooklijn 10 … 25 °C 20 °C
*6 minimale buitentemperatuur voor stooklijn –30 °C … 10°C –15 °C
*7 maximale buitentemperauur voor stooklijn 15 °C … 30 °C 20°C
*8 nadraaitijd pomp voor cv-bedrijf 1 … 15 min. 3 min.
*9 nadraaitijd pomp voor ww-bedrijf 0 … 90(0) sec. 6(0) sec. = 1 min.
*A OpenTherm® Cascademanager 0 … 99 kW 24 kW
*C stappen modulatie 0 = stappen modulatie cv is uit 1
1 = stappen modulatie cv is actief;
stappen van 5 minuten
2 = idem, stappen van 10 min.
3 = idem, stappen van 20 min.
*D cv-regeling 0 = kamer- of klokthermostaat 0
1 = schakelklok
*E maximaal aanvoer temperatuur cv-bedrijf 30 °C – 85 °C 85 °C
*F keteltype 1: HRT 20/22 24/28 Type 1
2: HRT 30/36 t/m HRT 36/42
3: HRT 20/22 VKK t/m
HRT 30/36 VKK
HRT 42/54 zie opmerking onder de tabel
Tabel 7 Instellingen parameters
Let op: Voor ketel type HRT 42/54 dient een branderautomaat met artikel nummer 545-20602 worden toegepast.
Na wijziging van parameters kan dit programma verlaten worden door de ”Reset” toets zolang in te drukken, tot de
storingsindicatie dooft. Programmanummer *F op type 2.
Tabel 6 Weerstandstabel sensoren
Temperatuur Weerstand Temperatuur Weerstand
[°C] Sensor 1, 2, [°C] Sensor 4
3, en 5 [Ohm] 12K
[Ohm] 10K
0 32550 –30 171800
5 25340 –25 129800
10 19870 –20 98930
15 15700 –15 76020
20 12490 –10 58880
25 10000 –5 45950
30 8059 0 36130
35 6535 5 28600
40 5330 10 22800
45 4372 15 18300
Temperatuur Weerstand Temperatuur Weerstand
[°C] Sensor 1, 2, [°C] Sensor 4
3, en 5 [Ohm] 12K
[Ohm] 10K
50 3605 20 14770
55 2989 25 12000
60 2490 30 9804
65 2084 35 8054
70 1753 40 6652
75 1481 45 5522
80 1256
85 1070
90 915
95 786
19
Maximaal thermostaat:
Het toestel bezit daarnaast nog een maximaal thermostaat. Deze is geplaatst boven op de verdeel buis aan de rechterzijde
van de roestvast stalen wisselaar (nummer: 13 pag. 36).

6.4 Verklaring bij de instelmogelijkheden voor
de installateur
6.4.1 Programma nummer 1: Keteltype:
◆
voor de standaard combiketel dient hier het cijfer ”0”
ingetoetst te worden
◆
indien een externe boiler met eigen opwarmspiraal
en een externe driewegklep wordt toegepast, dient het
cijfer ”3” te worden geprogrammeerd
Ten aanzien van de driewegklep dient een Honeywell
driewegklep, type VC 8010MF6004 aangesloten te worden
op de klemmenstrook, terwijl de klep zodanig in het circuit
gemonteerd wordt, dat de poort gemerkt met ”B” aan-
gesloten wordt op het boiler-circuit, poort ”A” derhalve op
het cv-circuit, en de ”AB” poort op de cv-ketel.
6.4.2 Programma nummer 2: Pompactie
Hierbij kan worden gekozen voor het nadraaien van
de cv-pomp ten behoeve van de cv-installatie. Deze
programmering heeft geen invloed op het nadraaien van
de pomp, na het warm water tappen: deze nadraaitijd is
vastgelegd in parameter ”9”.
Voor een nadraaitijd van de pomp voor de cv-installatie,
hiertoe cijfer ”0” programmeren. De lengte van de nadraai-
tijd wordt vastgelegd onder parameter ”8”. Indien voor
continue draaien van de pomp wordt gekozen (bv. vloer-
verwarming), dient cijfer ”1” geprogrammeerd te worden.
6.4.3 Programma nummer 3: Max. cv-vermogen
(toerental ventilator tijdens cv-bedrijf)
Hiermee kan het maximale cv-vermogen (40/30°C)
volgens de typeplaat, verlaagd of verhoogt worden
volgens tabel 8:
Tabel 8 cv-vermogen
20-22 24-28 30-36 36-42 42-54
HRT HRT HRT HRT HRT
kW kW kW kW kW
100% 20 24 30 36 42,0
95% 19 23 28 34 40
90% 18 22 27 32 38
85% 17 20 25 31 36
80% 16 19 24 29 34
75% 15 18 22 27 31
70% 14 17 21 25 29
65% 13 16 19 23 27
60% 12 14 18 22 25
55% 11 13 16 20 23
50% 10 12 15 18 21
45% 9 11 13 16 19
40% 8 10 12 14 17
35% 7 8 10 13 15
30% 6 7 9 11 13
25% 5 6 7 9 10
20% 6 8 9
20
6.4.4 Programma nummer 4:
Maximaal vermogen tijdens tappen
(Toerental ventilator tijdens ww-bedrijf). Het toerental van
de ventilator tijdens het ww-bedrijf is verschillend met de
toeren tijdens het cv-bedrijf, daar de maximale belasting
van tappen hoger is.
Tabel 9 Warmwater-vermogen
Bijgaand de tabel voor de instelling van de belasting
voor tappen:
20-22 24-28 30-36 36-42 42-54
HRT HRT HRT HRT HRT
kW kW kW kW kW
100% 22 28 36 42 52
95% 21 27 34 40 49
90% 20 25 32 38 47
85% 19 24 31 36 44
80% 17 22 29 34 42
75% 16 21 27 31 39
70% 15 20 25 29 36
65% 14 18 23 27 34
60% 13 17 22 25 31
55% 12 15 20 23 29
50% 11 14 18 21 26
45% 10 13 16 19 23
40% 9 11 14 17 21
35% 8 10 13 15 18
30% 7 8 11 13 16
25% 5 7 9 10 13
20% 7 8 10

6.4.5 Programma nummer E, 5, 6 en 7
Instelling stooklijn
Een stooklijn wordt getrokken door twee punten, die
vastgelegd worden bij een bepaalde buitentemperatuur en
de bijbehorende gewenste aanvoertemperatuur van het
cv-water. Hieronder volgen stapsgewijs de aanwijzingen
om deze stooklijn te bepalen.
1 e. stooklijn punt bij laagste buitentemperatuur.
STAP 1. Als eerste dient bepaald en ook vastgelegd te
worden wat de maximale aanvoertemperatuur (ontwerp
temperatuur transmissie berekening) dient te zijn in de
winterperiode. Deze temperatuur kunt u instellen met
behulp van programma nummer ”E”, (temperatuur kan
ingesteld worden tussen 18 °C en 85 °C). U kiest bv. 75 °C en
bevestigen met het indrukken van de ”Service” toets.
STAP 2. Nu dient de bijbehorende buitentemperatuur,
waarbij de maximale aanvoertemperatuur gewenst wordt,
geprogrammeerd te worden.
Druk nu zo vaak op de ”Service” toets, tot het Programma
nummer 6 wordt weergegeven. Stel hier de buitentempera-
tuur in (bv. –15 °C, dit is dus de temperatuur die genomen is
voor de transmissie berekening). Hiermee is het eerste punt
van de stooklijn vastgelegd.
2 e. stooklijn punt bij een hogere buitentemperatuur.
STAP 3. Vervolgens dient de buitentemperatuur bepaald te
worden, waarbij geen verwarming meer nodig is, bv. 15 °C.
Hierbij dient programma nummer 7 ingesteld te worden op
de waarde van 15 °C.
STAP 4. Als laatste stap dient de aanvoertemperatuur
bepaald te worden bij deze gekozen buitentemperatuur.
Hiertoe dient het programma nummer 5 geprogrammeerd
te worden, bv. 15 °C. Bij gebouwen met een zware bouw-
wijze zal het nodig zijn om het toestel langer te laten
doorbranden. In deze gevallen wordt bv. 25 °C buiten-
temperatuur gekozen.
Met deze laatste programmering is het tweede punt van de
stooklijn bepaald en wordt automatisch een lijn getrokken
door deze twee punten.
Zoals uit de bijgaande tekening blijkt bij punt ”1”, zal de
stooklijn, ook bij lagere buitentemperaturen een steeds
hogere aanvoertemperatuur instellen, maar de instelling
bij Programma nummer ”E”, verhindert dit: de ingestelde
temperatuur wordt niet overschreden.
Bij punt ”2”, zal de cv-ketel niet meer branden.
21

Hierdoor zal het rendement van de ketel tijdens de
aanwarming steeds hoger zijn dan 100% en gedurende
de dagperiode steeds het meest optimale vermogen
hebben. En voorkomt dat er een ongewenste schomme-
lingen in de temperatuur van de woning plaats vindt.
b. Bij een ”OpenTherm®” thermostaat
Indien de berekende watertemperatuur van de thermo-
staat wordt bereikt, wordt het stappenprogramma
verlaten, en zal de ”OpenTherm® ” thermostaat de rege-
ling van de ketel overnemen, en wordt het vermogen
van de ketel aangepast aan de warmtebehoefte. De
ketel zal optimaal moduleren en de ruimte temperatuur
wordt uiterst constant gehouden.
6.4.10
Programma nummer d: cv-regeling
Vrijwel alle denkbare regelingen voor de cv-installatie
kunnen worden aangesloten of geactiveerd en zullen
automatisch gedetecteerd worden door de brander-
automaat. Er is echter een verschil gemaakt tussen de
regeling op basis van een eenvoudige schakelklok en
een normale kamerthermostaat. Bij toepassing van een
schakelklok, dient dit te worden geprogrammeerd, onder
het programma nummer d.
Hierbij een overzicht van de aansluitmogelijkheden en de
werking ervan voor de cv-installatie.
1. Eenvoudige dag/nacht schakelklok met een dag- of een
weekprogramma, in samenwerking met de in de ketel
ingebouwde buitentemperatuur regeling en de buiten-
temperatuur voeler (dus geen ruimte voeler in een
vertrek).
◆
Hierbij wordt geen kamerthermostaat toegepast.
◆
Het is noodzakelijk iedere radiator te voorzien van
een thermostatische radiatorkraan en de installatie
te voorzien van een bypassleiding.
◆
Schakelklok aansluiten op poort 5 en 6 van de klem-
menstrook in de ketel.
◆
Buitenvoeler aansluiten op de klemmenstrook in de
ketel, poort 3 en 4.
◆
Indien het contact van de schakelklok is gesloten
(dus warmtevraag) zal van de ketel aanvoer-
temperatuur een waarde gaan aannemen volgens de
ingestelde stooklijn (zie pagina 21).
◆
Indien het schakelcontact wordt geopend (nacht-
verlaging), zal er automatisch een nachtverlaging met
2,5 °C kamertemperatuur worden verkregen door een
in de branderautomaat geprogrammeerde waarde.
Deze kan uitsluitend door de fabrikant worden
gewijzigd.
◆
Bij een eerste warmtevraag (bv. de aanwarming) zal
de stooklijn gedurende één uur met ca. 5 °C verhoogd
worden (Boosterfunctie) om de woning snel op tem-
peratuur te brengen. Het stappenprogramma dient
dan niet geactiveerd te zijn.
6.4.6 Programma nummer 8:
Nadraaitijd pomp voor cv-bedrijf
Hierbij wordt de nadraaitijd van de pomp vastgelegd,
nadat de cv-warmtevraag is geëindigd. Standaard is deze
op 3 minuten geprogrammeerd.
6.4.7 Programma nummer 9:
Nadraaitijd pomp voor ww-bedrijf
Hierbij kan de nadraaitijd van de pomp, na het op warmen
van de ingebouwde warmwatervoorziening, vastgelegd
worden. Instellingen zijn mogelijk tussen 0 en 900
seconden (15 minuten). Standaard bedraagt deze tijd
60 seconden (1 minuut). In het display wordt deze tijd
zonder één 0 weergegeven.
6.4.8 Programma nummer A: OpenTherm® Cascade
Indien meer dan één cv-ketel wordt toegepast voor een cv-
installatie, kan voor de regeling van deze ketels, de cascade
manager functie van een OpenTherm® Regeling worden
toegepast (zie hiertoe de gegevens van de leveranciers van
deze OpenTherm® regelingen). In dit geval dient de maxi-
male cv-belasting van elk aangesloten toestel te worden
ingesteld. Ingesteld kan worden tussen 0 en 900 kW.
Standaard is ingesteld 24 kW. Deze waarde dient, afhanke-
lijk van het vermogen van de toegepaste ketels, te worden
aangepast (zie typeplaat van de betreffende cv-ketel).
6.4.9 Programma nummer C: Stappen modulatie
Deze parameter biedt de mogelijkheid de verhoging van
het vermogen tijdens het aanwarmen van de installatie,
in stappen te verhogen, zodanig, dat gedurende deze
aanwarming het toestel continue condenseert en dus een
hoog rendement heeft.
Dit stappenprogramma bestaat uit 6 stappen, met een
programmeerbare tijdslengte:
C 0 = geen stappen, dus aan-uit op basis van de kamer-
thermostaat
C 1 = 6 stappen met elk een tijdsduur van 5 minuten
C 2 = 6 stappen met elk een tijdsduur van 10 minuten
(fabieksinstelling)
C 3 = 6 stappen met elk een tijdsduur van 20 minuten
Bij iedere stap wordt het vermogen met 20% verhoogd,
beginnend bij het minimale vermogen. De ketel start dus
met het laagste vermogen en verhoogt dit vermogen iedere
”5, 10 of 20” minuten, met 20%, totdat het maximale
vermogen is bereikt, of de ketel beëindigt dit programma
omdat de installatie op temperatuur is gekomen.
a. Bij een aan-uit kamerthermostaat:
Bij geen warmte vraag, telt dit programma met dezelfde
tijdsintervallen terug totdat er een hernieuwde warmte-
vraag aanwezig is. Het toestel start dan met het
vermogen wat behoort bij de teruggetelde tijd.
22

◆
Instellingen parameters dienen gewijzigd te worden.
De anderen kunnen ongewijzigd blijven (fabrieks-
instelling): 1-0; 2-0; 3-80; 4-99; 5,6,7 en E zijn de
stooklijn instellingen; 8-3; 9-6; A-24; d-0.C-0;
2. Een aan/uit kamerthermostaat (of klokthermostaat),
in samenwerking met de in de ketel ingebouwde buiten-
temperatuur regeling en de buitentemperatuur voeler.
◆
Kamerthermostaat aansluiten op 5 en 6 van de klem-
menstrook in de ketel.
◆
Buitenvoeler aansluiten op klemmenstrook 3 en 4 van
de ketel.
◆
Bij deze vorm van regeling functioneert de kamer-
thermostaat als ”vangnet”. Indien het te warm wordt
in het vertrek waar de thermostaat is gemonteerd,
opent de thermostaat en wordt de ketel uitgezet.
Indien de kamerthermostaat te frequent schakelt,
dient de stooklijn verlaagd te worden.
◆
De aanvoertemperatuur wordt bepaald door de
ingestelde stooklijn.
◆
De nachtverlaging kan met de hand via de kamer-
thermostaat ingesteld worden of via de klok van een
klokthermostaat.
◆
Bij een eerste warmtevraag (bv. de aanwarming ) zal
de stooklijn gedurende één uur met ca. 5 °C verhoogd
worden (Boosterfunctie) om de woning snel op
temperatuur te brengen. Het stappenprogramma
dient niet geactiveerd te zijn.
◆
Instellingen van de parameters dienen gewijzigd
te worden, de anderen kunnen ongewijzigd blijven
(fabrieksinstelling ): 1-0; 2-0; 3-80; 4-99; 5,6,7 en E zijn
de stooklijn instellingen; 8-3; 9-6; A-24; C-0; d-0.
◆
Indien in plaats van een klokthermostaat een sepa-
rate schakelklok in combinatie met een aan/uit
kamerthermostaat en de buitentemperatuur regeling
wordt toegepast, dient geprogrammeerd te worden
volgens 2.
3. Een OpenTherm® klokthermostaat in samenwerking met
de in de ketel ingebouwde buitentemperatuur regeling
en de buitentemperatuur voeler.**
◆
OpenTherm® thermostaat aansluiten op klem 7 en 8
van de klemmenstrook in de ketel.
◆
Buitenvoeler aansluiten op klem 3 en 4 van de klem-
menstrook in de ketel.
◆
Behoudens het mogelijk anders instellen, van de door
de fabrikant reeds voorgeprogrammeerde stooklijn,
behoeven er geen parameters gewijzigd te worden.
** Het goed functioneren van deze installatie hangt af
van de OpenTherm® kamerthermostaat.
Als deze een stooklijn regeling ondersteunt, dan wordt
de buitentemperatuur in de regeling van de thermo-
staat verwerkt en ingesteld.
23
4. Een kamer of klokthermostaat op de ketel aansluiten
(zonder buitentemperatuur compensatie).
◆
Kamerthermostaat aansluiten op klem 5 en 6 van de
klemmenstrook in de ketel.
◆
Behoudens het mogelijk anders instellen van de door
de fabrikant reeds voorgeprogrammeerde waarden
behoeven er geen parameters gewijzigd te worden.
5. Een OpenTherm® (klok)thermostaat op de ketel
aansluiten (zonder buitentemperatuur compensatie).
◆
OpenTherm® thermostaat aansluiten op klem 7 en 8
van de klemmenstrook in de ketel.
◆
Behoudens het mogelijk anders instellen van de door
de fabrikant reeds voorgeprogrammeerde waarden
behoeven er geen parameters gewijzigd te worden.
6.4.11
Programma nummer E: maximale aanvoer-
temperatuur cv-bedrijf
Hiermee wordt de maximale aanvoertemperatuur van de
cv-ketel vastgelegd.
6.4.12
Programma nummer F: branderautomaat instellen
voor ketel type
Hiermee kan de branderautomaat geprogrammeerd
worden voor het juiste type ketel. Zie tabel 7, programma-
nummer F.
6.5 Ketel en installatie vullen en ontluchten
Vul de cv-ketel en de verwarmingsinstallatie door middel
van de in de installatie geplaatste vul- en aftapkraan.
De juiste vuldruk dient te liggen tussen 1 en 2 bar.
Om corrosie van de cv-installatie te voorkomen, dient op de
volgende aspecten gelet te worden:
a. Het vulwater, gebruik geen toevoegingen aan het
cv-water. De pH-waarde dient neutraal te zijn +/–7
(indien dit niet het geval is, dient u contact met de
leverancier op te nemen). Toevoegingen aan het
cv-water zijn alleen toegestaan na schriftelijke goed-
keuring van Itho bv.
b. Grondig spoelen van de cv-installatie.
c. Indien kunststof leidingen worden toegepast, dient deze
zuurstof diffusiedicht te zijn, volgens DIN 4726/4729.
Indien dit niet het geval is, dient een scheiding tussen
het ketelcircuit en het circuit met de kunststof leidingen
aangebracht te worden.
d. Controleer op lekken in het circuit en binnentredende
zuurstof uit te sluiten.
Voor de eerste inbedrijfstelling, dient na het vullen van
de installatie en de ketel, de warmtewisselaar éénmalig
ontlucht te worden. Hiertoe dient de ontluchting aan de
linkerbovenzijde een gehele slag geopend te worden.
Zodra water uit het ontluchtingskraantje komt, het
kraantje sluiten.

Indien het toestel op het net is aangesloten, zal het
dubbele display de aanvoer temperatuur aangeven, en het
enkele display de status van het toestel.
Na de netaansluiting volgt een automatisch ontluchtings-
programma voor de ketel. Dit duurt ca. 2 minuten.
Het HRT toestel bezit een ingebouwde warmwater-
voorziening, en de ketel zal eerst het tapwater op gaan
warmen.
Zet de kamerthermostaat op een hoge waarde waardoor de
brander zal ontsteken, nadat het tapwater is opgewarmd.
Elektronisch zal het toestel zo vaak ontsteken, tot er een
vlam ontstaan is (maximaal 5 maal). Bij het niet ontsteken
na enige pogingen, dient gecontroleerd te worden of
er gasvoordruk aanwezig is en dat de gasklep juist is
ingesteld. Voor het meten van de gasvoordruk dient meet-
nippel eop het gasregelblok gebruikt te worden.
6.7 Afstelling en instelling belasting
Ter controle of bij het plaatsen van een nieuw gasregelblok
zijn er twee methoden om de juiste belasting in te stellen:
A. via het meten van het percentage CO
2
B. controle via de gasmetermethode
Met één van de twee methodes kan zowel de minimale-
als de maximale belasting worden ingesteld. Eerst dient
de maximale belasting te worden ingesteld, daarna de
minimale belasting. Het meten van het CO
2percentage
geeft de voorkeur, daar de gasmeter methode slechts een
indicatie geeft over de goede afstelling.
6.7.1 Instelling maximale belasting
Druk ongeveer een minuut na de ontsteking de toetsen
”Service” en ”+” gelijktijdig in. Het dubbele display geeft
het toerental in honderdtallen aan, terwijl het enkele
De wandketel is voorzien van een automatische ontluchter
aan de bovenzijde van de circulatiepomp, welke bij het in
bedrijf stellen van het toestel, in geopende stand dient te
zijn. Controleer of het afsluitdopje tenminste één slag is
losgedraaid.
Controleer korte tijd na het in bedrijf stellen van het
toestel de vuldruk. Vul indien noodzakelijk water bij om de
gewenste druk te handhaven. De elektrische regeling van
de wandketel bezit een opstartprogramma speciaal voor
het ontluchten van het toestel. Dit programma wordt
gestart indien de netspanning voor het eerst ingeschakeld
wordt en na het indrukken van de ”Reset” knop.
Dit opstartprogramma duurt 2 minuten: 1e. minuut display
code ”7”, de 2e. minuut de code ”5”.
Tapwatercircuit
Aan de onderzijde van het toestel bevinden zich de aan-
sluitingen voor koud en warm tapwater. Sluit de leidingen
volgens de geldende voorschriften aan; pas een ”inlaat
combinatie” toe in de koudwaterleiding; waarbij de over-
stortleiding gecombineerd kan worden, met de condens-
afvoerleiding van de ketel. Monteer de bijgeleverde meng-
automaat volgens de instructies (alleen bij HRT 42/54).
De ingebouwde waterhoeveelheids begrenzerkraan dient
ingesteld te worden, zonder dat het toestel functioneert.
Meet de waterhoeveelheid bij het verst verwijderde tap-
punt en stel de begrenzer af.
Buiten bedrijf stellen van het toestel
1. Neem de stekker van het aansluitsnoer van de ketel, uit
het stopcontact en sluit de gaskraan.
2. Bij waterzijdige werkzaamheden aan het toestel of aan
het systeem dient de stekker van het aansluitsnoer van
de ketel uit het stopcontact gehaald te worden alvorens
de installatie af te tappen.
3. Indien het toestel ten tijde van vorstgevaar buiten
bedrijf gesteld wordt, dient ook de cv-ketel en installatie
afgetapt te worden. Open hiertoe de vul- en aftapkraan
van de cv-installatie en de ketelaftapkraan aan de
rechteronderzijde van het toestel. Bij vorstgevaar dient
ook de waterleiding afgetapt te worden.
6.6 Het toestel starten
6.6.1 Algemeen
De voordruk in de gasleiding kan op de meetnippel e
van het gasregelblok gemeten worden. De minimale voor-
druk waarbij het toestel nog correct functioneert met de
juiste belasting bedraagt 10 mbar.
6.6.2 Eerste in bedrijfstelling
Als u de installatie getest heeft en alles in orde is, kunt
u het netsnoer van de cv-ketel in de wandcontactdoos
steken.
24
q
w
e

6.7.2 A. CO2-methode
Soort gas
Aardgas G 25 Propaan
Inspuiter: geen geen
Wobbe (bw)(MJ/m3) 41,52 76,64
Cal.waarde ow (MJ/m3) 30,5 88,00
CO2max.belasting (%) 8,8 (+/–0,3)* 10,5 (+/–0,3)*
CO2min.belasting (%) 8,3 (+/–0,3)* 10,5 (+/–0,3)*
* gemeten zonder mantel
Tabel 10 Gasinstellingen
6.7.3 B. Gasmetermethode
Er wordt bij aardgas of propaan gemeten, volgens tabel 11:
Toestel 20-22HRT 24-28HRT 30-36HRT 36-42HRT 42-54HRT
Aardgas 50 liter in 78 sec. 50 liter in 67 sec. 50 liter in 53 sec. 50 liter in 45 sec. 50 liter in 34 sec.
Propaan 15 liter in 69 sec. 15 liter in 59 sec. 15 liter in 46 sec. 15 liter in 40 sec. 15 liter in 31 sec.
Tabel 11 Maximaal instellen
display een ”h” geeft (cv-bedrijf). Door hierna de ”+” toets,
of de ”–” toets in te drukken, zal het maximale toerental
van de ventilator of het minimale toerental worden
ingesteld.
Druk voor het verkrijgen van de maximale belasting
de ”+” toets in. Voor het verkrijgen minimale belasting de
”–” toets.
Indien langer dan 10 minuten gemeten wordt, keert het
toestel naar automatisch functioneren terug. Herhaal
indien gewenst de testprocedure dan nogmaals voor het
vervolgen van de meting.
25
Om terug te keren in het normale menu zonder 10 minuten
af te wachten, kunt u gelijktijdig de ”–” en ”+” knop
indrukken.
Draai de stelschroef (2) voor de maximale belasting, indien
nodig, voor de volgende manier van instelling:
A. via het meten van het percentage CO
2; dit dient volgens
tabel 10 te zijn
B. controle via de gasmetermethode
Opmerking:
Bij afstelling met methode B (gasmeter methode) heeft u
een benadering van de juiste afstelling. Daarom verdient
een meting op CO2% de voorkeur.
Voor meting van de emissies kan het meetpunt in de
warmtewisselaar worden gebruikt, door de kunststof dop
los te schroeven.
Let op:
Steek de meetprobe niet meer dan 2 cm in de warmte-
wisselaar, daar anders afwijking in het meetresultaat
kan voorkomen.
6.7.4 Instelling minimale belasting
Druk de ”–” toets in na instelling van de maximale
belasting, totdat het minimale toerental (20) is bereikt op
het display.
Om deze minimale belasting in te stellen, wordt de
schroef (1) voor de minimale instelling verdraaid.
Opmerking:
Bij het verstellen van het CO
2% percentage behoeft er
maar gering aan de instelschroef gedraaid te worden.
Het CO2% wordt verlaagd, indien de schroef tegen de draai-
richting van de klok gedraaid wordt en verhoogd, indien
met de klok wordt meegedraaid.

6.7.5 B. Gasmeter methode
Minimale belasting volgens tabel 11:
Toestel HRT 20- HRT 24- HRT 30- HRT 20-22 HRT 24- 28 HRT 30- 36 HRT 36- 42 HRT 42-54
22 VKK 28 VKK 36 VKK
Aardgas 5 liter in 5 liter in 5 liter in 5 liter in 5 liter in 5 liter in 5 liter in 5 liter in
35 sec. 26 sec. 23 sec. 27 sec. 22 sec. 23 sec. 19 sec. 16 sec.
Propaan 1 liter in 2 liter in 2 liter in 1 liter in 2 liter in 2 liter in 2 liter in 2 liter in
21 sec. 31 sec. 27 sec. 33 sec. 43 sec. 31 sec. 27 sec. 24 sec.
Waarden gemeten bij een ketelwatertemperatuur van ca. 60 °C.
Tabel 12 Minimaal instellen
26
Druk gelijktijdig de ”–” en ”+” knop in, waardoor het toestel
wederom automatisch functioneert. Te allen tijde zal na
10 minuten het instelprogramma worden afgebroken. Het
toestel functioneert nu weer automatisch.
6.8 Ombouw naar een andere gassoort
Indien het toestel ingericht wordt voor butaan of propaan,
dient men voor het ombouwen contact op te nemen met
Itho bv.
Aan de zijkant van de ventilator is de witte gas-luchtmeng-
kamer aangebracht. Deze mengkamer bezit één of twee
luchtaanzuiggaten aan de voor- en bij een tweede opening
ook, aan de achterzijde. Dit is afhankelijk van het keteltype.
Deze gas-luchtmengkamer dient te worden vervangen voor
een butaan/propaan uitvoering.
Op verzoek, kan Itho een butaan-/propaanbakje leveren.
a. Schroef (2) 4 gehele slagen rechtsom (met de klok mee)
draaien.
b. Toestel laten functioneren. Indien na vier startpogingen
de brander niet is ontstoken, schroef (2) één slag terug
draaien (tegen de klok in).
c. Indien de brander is ontstoken: druk ongeveer een
minuut na de ontsteking, gelijktijdig de toets gemerkt
”Service” en ”+” in.
d. Display geeft in honderdtallen het toerental aan, terwijl
het enkele display een ”h” geeft (cv-bedrijf). Door hierna
de ”+” toets, of de ”–” toets te drukken, zal het toerental
van de ventilator verhoogd of verlaagd worden.
e. Druk voor het verkrijgen van de maximale belasting de
”+” toets in, totdat het maximale toerental verkregen is.
Voor het instellen van de maximale en minimale brander-
belasting, volg de informatie onder paragraaf 6.6.1 en 6.6.4,
met bijbehorende tabellen.
6.9 Tapwatertemperatuur
Deze is door de fabrikant afgesteld op een vaste waarde
van 60 °C om mogelijk ”Legionella” gevaar bij lagere tem-
peraturen te voorkomen. Deze waarde kan niet worden
gewijzigd.
6.10 Buiten bedrijf stellen
Het is aan te raden het toestel in de winter en de zomer
ingeschakeld te houden. Dit voorkomt dat het toestel kan
bevriezen en dat draaiende delen gaan vastzitten door
corrosie.
Schakel het toestel uit door de kamerthermostaat laag
te stellen. Er zal nu een minimale stroomopname (+/– 9
Watt) verzekerd zijn, daar de cv-pomp en ventilator stop-
pen na een korte nadraaitijd.
Indien het toestel toch buiten bedrijf gesteld moet worden,
dienen de volgende handelingen verricht te worden:
a. gaskraan sluiten
b. stekker uit de wandcontactdoos te verwijderen
c. bij vorstgevaar het toestel en de installatie aftappe
d. bij vorstgevaar ook de waterleidingen aftappen
Om het toestel af te tappen, moet de installatie eerst
afgetapt worden, waarna de aftapschroef van het toestel
wordt geopend. Voor het sanitair gedeelte geldt dat de
inlaatcombinatie stopkraan gesloten dient te worden en
een warm waterkraan wordt geopend.

code: code: Omschrijving van de storing: Storingsoorzaak
Status Display Temperatuur Display (zie pag. 28)
geen indicatie geen storing met elektrische voeding 14;50
geen indicatie geen ventilator draait continu 49
0 geen maximaal thermostaat geopend 4;5;21;23;24;29;30,42,46,28
0 geen glaszekering F5 defect 15
0 F1 kortsluiting aanvoer sensor (S1) 3;41;42;43
0 F2 kortsluiting retour sensor (S2) 3;41;42;43
0 F5 kortsluiting ww-sensor (S5) 3;41;42;43
0 1 onderbreking aanvoer sensor (S1) 41;42;43
0 2 onderbreking retour sensor (S2) 41;42;43
0 5 onderbreking ww-sensor (S5) 41;42;43
1 E1 temp. aanvoer sensor te hoog (S1) 4;5;23;29;46,28
1 E2 temp. retour sensor te hoog (S2) 4;5;23;29;46
1 E3 temp. voorrang sensor te hoog (S3) 24;45;46;51
1 E5 temp. ww-sensor te hoog (S5) 24;45;46;51
2 5 aanvoer- en retour sensor verwisseld
2 12 delta-T tijdens bedrijf groter dan 40 gaden 4;5;21;24;29;46
2 21 aanvoer temp. lager dan retour temperatuur,
tijdens bedrijf 4;21;23;24;29;47
2 E aanvoer- en retour temp. tijdens rust ongelijk 23;43
3 geen aanvoer temperatuur stijgt te snel 4;5;21;24;28;29;46;51
4 geen geen vlam na 5 ontsteek pogingen.
(Ketel pendelt op nr.: 1,2,3,4) 10;11;16;18;22;25;35;48
6 geen vlamsignaal tijdens ruststand 18;35;61
7 geen toestel is geprogrammeerd 62
8,9,A geen toerental ventilator niet juist 7;8;9;13;19;39;40;41
B geen een of meerdere parameters zijn onjuist 63
C geen gasklep of gasklep circuit is niet correct 17;20;30;34;36;37
D geen controle op gasklep regeling geeft fout aan 17;20;30;34;37
E geen controle op de voedingsspanning 64
F geen software storing; EMC 34
H geen reset knop blijft hangen of is defect;
indien de ”H” niet knippert: geheugen defect 65
H 1 storing van het koppelstuk type VKK in het
ventilatie afvoerkanaal 67
Tabel 13 Storingen
Er zijn een aantal situaties waarbij het toestel in storing
gaat en uitsluitend door het indrukken van de ”Reset”-knop
weer actief gemaakt kan worden. De volgende ”vergrende-
lende” storingen kunnen zich voordoen. Op dit moment
geeft het enkele statusdisplay een cijfer knipperend
weer om wat voor storing het gaat en in het twee-cijferige
temperatuurdisplay wordt eventueel een aanvullende code
gegeven.
27
7Storing

Klacht Storingsoorzaak (zie blz. 28)
a Woning komt niet op temperatuur, toestel brandt 45;53;54
b Ontsteking is luidruchtig 16;35
c Ketel brandt continu, maar het cv-water wordt niet warm 45
d Kamerthermostaat vraagt om warmte, maar ketel gaat niet branden 1;42;52
e Ketel brandt continu, te veel warmte in de woning 2
f Tijdens cv-bedrijf, maakt de ketel veel lawaai 29;46;66
g Radiatoren worden aan de bovenzijde onvoldoende warm 55
h Er wordt getapt, maar het tapwater blijft koud 24;56
i Tapwater temperatuur wordt veel te heet 51;57
j Er wordt getapt, maar het tapwater bereikt geen 60 °C 51;58
k Tijdens tapwater bedrijf, maakt de ketel veel lawaai 23;59
l Na vervanging van de branderautomaat, storing 60
Tabel 14 Andere storingen
7.1 Storingsoorzaak
De storingen kunnen veroorzaakt worden door verschillende zaken. Deze staan in tabel 15.
1. Kamerthermostaat is niet juist aangesloten.
2. Kamerthermostaat schakelt niet uit, kortsluiting in de kabel.
3. Sensor maakt kortsluiting in de kabel of intern.
4. Pomp draait niet; zit vast.
5. Waterdruk in de cv-installatie is te laag.
6. Waterdruk in de cv-installatie is te hoog.
7. Ventilator is niet aangesloten (stekker is vergeten aan te sluiten).
8. Ventilator is vervuild.
9. Ventilator is defect.
10. Gaskraan is niet geopend.
11. Gasdruk is te laag.
12. Gasleiding diameter te gering.
13. Zekering F3 defect.
14. Zekering F4 defect.
15. Zekering F5 defect.
16. Gasklep instelling bij het laagste toerental is niet correct.
17. Gasklep is elektrisch niet of onjuist aangesloten.
Zekering F 1: 250 VAC tbv. ontsteking 100 mA
Zekering F 2: 250 VAC tbv. regeling 630 mA
Zekering F 3: 250 VAC 3,15 A; tbv. ventilator
Zekering F 4: 250 VAC 3,15 A; tbv. netspanning
Zekering F 5: 250 VAC 1 A, tbv. driewegklep
Alle zekeringen zijn van het type ’Traag’
Artikelnummer zekeringen:
F1 545-2120
F2 545-2121
F3/F4 545-2122
F5 545-2124
Daarnaast zijn er een aantal storingen of klachten, die niet
aangeduid kunnen worden op het display. Een aantal van
deze storingen of klachten staan in tabel 14:
28
F1
F2
F3
F5
F4

18. Ontsteekkabel onderbroken of niet juist aangesloten.
19. Trafo defect.
20. Aansluitstekker naar gasklep niet juist aangesloten, of vocht insluiting.
21. Pompstekker niet juist aangesloten.
22. Sifon verstopt.
23. Lucht in het systeem, handontluchter openen en sluiten, na ontluchten.
24. Driewegklep is vervuild.
25. Te veel weerstand in het afvoersysteem of afvoersysteem vervuild.
26. Afvoersysteem is lek naar het toevoersysteem; recirculatie rookgas, uitsluitend bij concentrische aansluiting.
27. Toevoersysteem watert in.
28. Doorstroom instelkraan is vervuild, indien van toepassing bypass kontroleren.
29. Warmtewisselaar is intern vervuild (onvoldoende circulatie).
30. Maximaalthermostaat defect (onvoldoende circulatie).
31. Maximale belasting te hoog.
34. Branderautomaat defect.
35. Ontsteekelektrode defect (porselein gescheurd), afstand tot brander is injuist.
36. Vocht op de kabels van de gasklep.
37. Vocht op de printplaat van de branderautomaat.
38. Vocht in de pompbedrading.
39. Vocht op ventilator of aansluiting.
40. Stekker ventilator onjuist aangesloten.
41. Stekker niet correct aangesloten.
42. Aansluitkabel beschadigd.
43. Sensor defect.
44. Rookgascirculatie achter uit de warmte wisselaar.
45. Warm tapwaterkraan lekt, of lekkage in de warmwater leiding.
46. Gasklep is niet juist ingesteld bij maximale belasting.
46. Stand van de toerenschakelaar op de pomp is te laag afgesteld.
47. Sensoren verwisseld (retour sensor-S2 en warmwater sensor-S5).
48. Zekering F1.
49. Zekering F2.
50. Netspanning 230 VAC.
51. Parameter(s) in het installateurs programma, zijn onjuist ingevuld.
52. OpenTherm kamerthermostaat, of normale thermostaat op een onjuiste kroonsteen poort aangesloten.
53. Stappenprogramma in het installateurs menu niet juist geprogrammeerd; of te lange stappen.
54. Klokprogramma van de klokthermostaat dient ’s morgens eerder te starten.
55. Aanvoer- en retourleiding op het toestel verwisseld.
56. Kabel of stekker naar driewegklep niet correct aangesloten.
57. Voorrangsensor (S3) is niet juist geplaatst, of is defect.
58. De doorstroom instelkraan, in de koudwaterleiding dient ingesteld te worden.
59. Spiraal wisselaar tapwater dient ontkalkt te worden.
60. Kabelboom stekkers op de printplaat niet juist gemonteerd.
61. Gasblok defect.
62. Na programmeren mbv computer, bevestiging van nieuwe instellingen.
63. Er zijn onjuiste parameters, of een waarde buiten het bereik van het programma, geprogrammeerd.
64. De branderautomaat voert frequent een controle uit op de voedingsspanning.
65. Mechanisch defect met de Resetknop, bij een knipperende ”H”; bij een niet knipperende H, is er defect in de
branderautomaat.
66. Installateursprogramma programmanummer ’1’ is onjuist ingesteld.
67. Storing aan ventilatie ketel koppeling (VKK).
68. Waterhoeveelheidskraan tapwater, in ketel onjuist ingesteld.
Tabel 15 Storingsoorzaak
29

7.2 Oplossingen tabel
Tabel 16 Oplossingen storingen
In tabel 16 staan de oplossingen voor diverse storingen. De nummers corresponderen met tabel 13 Storingen.
1. Controleer kabel of vervang de kabel, controleer de aansluiting op de klemmenstrook.
2. Vervang kamerthermostaat of vervang de kabel. Is de juiste thermostaat geplaatst.
3. Vervang sensor of spoor de fout in de kabel op.
4. Probeer de pompas los te maken of vervang het aandrijfgedeelte van de pomp.
5. Vul het water bij en spoor het lek op. Controleer ook het expansievat op intern lek.
6. Te veel water bijgevuld of controleer druk expansievat of vervang expansievat.
7. Plaats stekker: stekkergedeelte met de kabels komt aan de ventilatorzijde.
8. Schoepen van de ventilator schoonmaken.
9. Ventilator vervangen.
10. Gaskraan openen.
11. Leiding en gasmeter controleren, eventueel weerstandsberekening maken.
12. Gasleiding wijzigen.
13. Zekeringen vervangen; F3-controle van ventilator: vocht, kortsluiting, stekker, bedrading.
14. Zekeringen vervangen; F4-controle op alle 230 V aansluitingen: pomp, printaansluiting.
15. Zekeringen vervangen; F5-controle op de aansluiting, de stekker en de driewegklepmotor.
16. Zie paragraaf 6.4.
17. Controleer met behulp van aansluitschema de bekabeling. Controleer de aansluiting op de gasklep, let op vocht.
18. Controleer kabel op kortsluiting, oververhitting dicht bij of gekneld tussen staalplaat. Controleer de bougiedop op
scheuren, vervang de dop.
19. Vervang de branderautomaat.
20. Vocht insluiting, let op de kabelschoenen die op juiste wijze in de stekker dienen te schuiven. Controleer de
stand van de kabelschoen, eventueel richten, voordat de stekker wordt opgeschoven.
21. Controleer of de stekker(s) juist in elkaar passen, met de juiste aandrukkracht.
22. Open de spoelleiding (linkerzijde van het toestel), door de dop eraf te draaien. Houd een beker hieronder om de
uitlopende hoeveelheid water op te kunnen vangen. Prik met een pen in deze leiding, zowel naar linksboven als naar
rechtsboven. Neem desnoods de branderunit uit het toestel en giet water in de warmtewisselaar om de sifon door te
spoelen.
23. Ontluchten, niet uitsluitend de ketel, maar de gehele installatie – bij dit soort van algehele ontluchting kan het beste
de 230 V stekker van het toestel uit het stopcontact worden genomen, daar bij ontluchten de cv-pomp niet dient te
functioneren.
24. Inspecteer de afsluitklep van de driewegklep door de pompmotor met de vier bevestigingsschroeven te demonteren.
Aan de binnenzijde van het huis kan de klep geïnspecteerd worden.
De aandrijfmotor kan verwijderd worden, door de bevestigingsschroef aan de voorzijde van het huis te verwijderen
(rechts onder) en daarna de ”inklik” lip aan de zijkant van het huis, vlak boven de motor, in te drukken en tegelijk de
motor naar beneden duwen.
25. Controleer de toe- en afvoerleiding op verstopping.
26. Controle van het af- en toevoersysteem.
27. Zie 26.
28. Neem de koud wateraansluiting van het toestel los. Verwijder de doorstroom instelkraan en reinig deze.
29. Aangeraden wordt om eerst de branderautomaat uit het toestel te verwijderen, om waterschade aan de printplaat
te vermijden.
Na aftappen van het toestel, dienen de koppelingen van het T-stuk in de aanvoerleiding en de vlakke koppeling
van de retour bij de pomp te worden losgenomen.
Neem de aarde- en de bougiekabel en de draden van de maximaal thermostaat (rechts boven) los.
Hierna de drie trekstangen los nemen, de warmte wisselaar gedeeltelijk naar voren schuiven en de stekker op de
ventilator. Hierna de wisselaar uit het toestel nemen.
30. Maximaal thermostaat vervangen, door deze uit de messing moer te schroeven. Er behoeft niet te worden afgetapt
(de messing moer niet verwijderen).
30

31. De instellingen volgens pagina 24 afstelling en instelling belasting doornemen.
34. Branderautomaat met behuizing op de volgende wijze uit het toestel nemen.
◆
Neem de deksel af.
◆
Neem de bedrading op de print – 1x 2-polige stekker (achterzijde print, met groene draden), 1x 8-polige stekker (links
voor), 2x 16-polige stekker, en de 230V-stekker (rechterzijde) – weg.
◆
Verwijder twee schroeven aan de onderzijde, waarmee de behuizing is vastgezet, waarna de behuizing
incl. branderautomaat uit het toestel kan worden genomen.
◆
Hierna het kabeltje van het display losnemen van de print, en de branderautomaat uit de behuizing schuiven en
vervangen.
35. Vervangen of bij buigen. Pas op, buigen nabij de branderplaat, anders kans op breuk.
36. Droog maken, eventueel met warme lucht (föhn) droogblazen en controleren op juist functioneren, eventueel
vervangen.
37. Zie 36.
38. Zie 36. Neem de aansluiting weg en maak de aansluiting droog door blazen en of onder gebruik maken van een föhn.
39. Zie 36. Neem de aansluiting weg en maak de aansluiting droog door blazen met behulp van een föhn.
40. Stekker-draadaansluiting dient te wijzen naar de buitenzijde van de ventilator en met één zijde in de sleuf van de
printplaat te vallen.
41. Stekkers controleren en op juiste wijze in elkaar schuiven.
42. Kabels controleren op mogelijke beschadigingen of beknellingen en mogelijk vervangen.
43. Leidingaansluitingen controleren, senor vervangen.
44. Afdichting warmtewisselaar op rookgaskast controleren, zonodig herplaatsen, nieuwe lippenring monteren.
45. Controleer alle tappunten en mogelijk ww-leidingen op lek.
46. Plaats de schakelaar van de pomp op stand 3.
47. Op de leiding is een sticker aanwezig met de kleur indicatie van de sensorbedrading.
48. Zekering mogelijkerwijze vervangen (moet een reden zijn voor defect). Er is een reserve zekering aanwezig,
zie schema op blz. 22.
49. Zekering mogelijkerwijze vervangen (moet een reden zijn voor defect). Er is geen reserve zekering aanwezig,
zie schema op blz. 22.
50. Controleer het netsnoer, de wandcontact doos op spanning; hoofdzekering.
51. Controleer de geprogrammeerde parameters op blz. 18.
52. Controleer het type van de kamerthermostaat, en de aanduiding op de sticker van de kroonstenen op het toestel.
53. Wijzig het stappenprogramma, zie hiervoor blz. 18 en 21.
54. Breng een wijziging aan in de tijden van ”opstaan”, in de klokthermostaat.
55. Aanvoer (uitgaande water) bevindt zich aan de linkerzijde van het toestel; retour rechterzijde.
56. Druk de 4-aderige kabel met ministekker, in de drieweg klepmotor; controleer de drie kabels (2x rood en 1x geel) in de
kroonsteen poort 9, op het deksel, uitnemen en opnieuw vastzetten.
57. Controle op de juiste montage van deze insteek sensor in de dompelbuis.
58. Instelling m.b.v. een juist passende inbussleutel (8 mm).
59. Het toestel dient zowel cv-zijdig, als tapwaterzijdig te worden afgetapt.
De tapspiraal kan uit het toestel worden genomen, indien de twee T-stukken aan iedere zijde van de spiraal,
met behulp van de vlakke koppelingen, worden losgenomen.
De bevestigingsbeugel aan de onderzijde van de spiraal los nemen.
De ruimte tussen de binnenbuis en de buitenbuis, wordt doorspoeld met sanitair water en zal mogelijkerwijze
verkalkt of vervuilt zijn; dit gedeelte dient gespoeld te worden.
60. Het is mogelijk, dat de 18-voudige printplaatstekker, één pennetje te ver is opgeschoven, waardoor de bedrading
niet met de juiste pennen communiceert: Controleer zowel aan de linkerzijde van de printplaatstekker, als aan de
rechterzijde, om te constateren, of de stekker(s) juist zijn gemonteerd.
61. Het defect aan een gasblok kan meestal twee oorzaken hebben: de magneetspoelen zijn defect of er is een intern
defect van de gasklep. In beide gevallen is het aan te raden, de gehele gasklep te vervangen.
62. Indien m.b.v. de speciale ”service software” kan de ketel regeling aangepast worden, indien de gewijzigde parameters
geprogrammeerd worden, is dit de bevestiging, dat de ketelregeling de nieuwe parameters heeft geaccepteerd.
63. Er dient met de juiste software (dit contoleren svp) geprogrammeerd te worden. Tevens dienen de uiterste waarden
niet overschreden te worden. Tracht nogmaals te programmeren.
31

64. Met een universeelmeter dient de voedingsspanning gecontroleerd te worden. Indien de spanning juist is
(dient te liggen tussen 190 en 250 Volt) moet de branderautomaat vervangen worden.
65. Om de ’Reset’ knop te kunnen herstellen, kan het display van de plastic afstandshouders genomen worden en kan
nogmaals gecontroleerd worden op een correcte werking. Indien negatief, dient het display vervangen te worden.
Indien het display functioneert buiten het toestel, dient gecontroleerd te worden of de knop door de kunststof
afdekking voldoende ruimte heeft (wordt geblokkeerd); gangbaar maken.
Indien de ”H” niet knippert, dient de branderautomaat vervangen te worden.
66. Controleer instellingen van het installatiemenu: programma regel 1 moet op ’0’ worden ingesteld.
67. Controleer de werking en de filters van de ventilatie. Controleer de kabel verbinding tussen ketel en koppelstuk.
68. De waterhoeveelheidsinstelkraan moet op de waarde worden ingesteld volgens tabel Tabel 3 CW-klasse.
32

8.1 Algemeen
Er dient door een erkend installateur of gasservicebedrijf
onderhoud/inspectie verricht te worden, indien:
◆
het toestel een aantal gelijke storingscodes genereert
◆
er een termijn van maximaal 18 maanden na installatie
of laatste inspectie/onderhoud heeft plaats gevonden
8.2 Inspectie
Voor inspectie dienen de volgende handelingen verricht te
worden:
a. Vraag de gebruiker over mogelijke problemen met het
CV-toestel en of andere opmerkingen.
b. Controleer de installatie op (water)druk, deze dient
tussen 1 en 2 bar te zijn.
c. Verwijder de mantel van het toestel en inspecteer alle
leidingen en aansluitingen op watersporen en of water-
lekkage.
d. Inspecteer de bovenzijde mantel c.q. bovenzijde toestel
op waterlekkage of watersporen uit de luchttoevoerpijp
of de ontluchter.
e. Open de sifon, en verwijder eventueel het aanwezig vuil.
f. Indien men de beschikking heeft over een computer en
software, sluit deze aan en controleer de service pagina
op de foutmeldingen, starts en mislukte/gelukte start-
pogingen.
33
8Onderhoud
g. Laat het toestel maximaal branden en meet de belasting
en het CO2%.
h. Laat het toestel minimaal branden en meet de belasting
en het CO2%.
i. Let op het geluid van de cv-pomp en de ventilator.
j. Meet bij een type ketel met warmwater (HRT), bij
volledig geopende warmwaterkraan de waterhoeveel-
heid en de watertemperatuur.
k. Controleer, tijdens het verwarmen van het tapwater, of
de aanvoer naar de cv-installatie niet warm wordt.
l. Demonteer de branderunit, door de 6 stuks M6 moeren
te verwijderen, de ontsteekkabel en massakabel af te
nemen, en de branderunit naar voren te trekken
Indien de brander halverwege de vuurhaard naar voren
is getrokken, dient de stekker van de ventilatorkabel van
de ventilator verwijderd te worden.
Controleer de binnenzijde van de warmtewisselaar.
m. Demonteer de kunststof lucht-aanzuig doos aan de aan-
zuigzijde van de ventilator, inspecteer het schoepenrad
van de ventilator.
n. Controleer de afstand van de elektrode tot brander; deze
dient 4 tot 5 mm te bedragen.
Figuur 9 Afstelling ontsteek elektrode

ad. h Bij een tapwaterhoeveelheid kleiner dan de waarde
van tabel 3 CW klasse (pagina 10), dient de water-
hoeveelheidsbegrenzer gecontroleerd te worden op
vuil. Indien deze schoon is en de waterhoeveelheid
ligt op een waarde die kleiner is dan tabel 3 CW-klasse
(pagina 10), dient de warmte wisselaar voor het tap-
water ontkalkt of vervangen te worden, daar voor
99% kalkvorming in de sanitair wisselaar de oorzaak
hiervan is.
ad. i Indien het aanvoerwater verhoogd wordt in tempera-
tuur tijdens het tappen, betekent dat de driewegklep
aan de binnenzijde vervuild is en dient deze schoon-
gemaakt of vervangen te worden.
ad. j De brander zelf mag nooit worden schoongemaakt.
Indien de warmtewisselaar aan de binnenzijde vuil is
en/of er aanslag aan de binnen zijde van de roestvast-
stalen buizen zit, dient dit laatste met een harde
nylon borstel of citroenzuur verwijderd te worden
(geen staalborstel gebruiken!).
Hierna met een stofzuiger het vuil verwijderen.
ad. k Indien de schoepen van de ventilator aangeslagen
zijn met vuil dient nauwkeurig iedere schoep gerei-
nigd te worden totdat het materiaal van de schoep
weer zichtbaar is. Indien dit niet gelijkmatig gebeurt,
zal de ventilator niet gelijkmatig draaien en in
onbalans raken.
ad. l De elektrode voorzichtig, zonder de brander te raken
buigen, totdat de goede afstand wordt bereikt.
(zie pag. 33).
8.3 Onderhoud
Afhankelijk van het resultaat van de inspectie moet tot
onderhoud, zo mogelijk aan preventief onderhoud worden
overgegaan. De aanleiding hiertoe is:
ad. a De op- of aanmerking van de klant over de werking
van de cv-ketel kunnen mogelijk verborgen gebreken
en probleemstellingen kenbaar maken.
ad. b De druk van de installatie dient tussen 1 en 2 bar
gebracht te worden: mogelijk lek in de installatie
dient opgespoord te worden en eventueel door
installateur of servicedienst verholpen te worden
ad. c Mogelijke lekkages dienen verholpen te worden.
ad. d Bij waterlekkage uit de luchttoevoerpijp dient de
oorzaak opgespoord te worden, mogelijk gelegen
in het dakvlak of bij een concentrische pijp, door
lekkage van de rookgasafvoer pijp.
ad. e Indien het condenswater uit de sifon sterk verontrei-
nigd is, dient gespoeld te worden.
Indien de brander reeds verwijderd is, met een vul-
slang water in de warmte wisselaar laten lopen, wat
automatisch de sifon bereikt.
Trek conclusie uit het servicescherm en wijzig die
onderdelen welke oorzaak zijn van deze storingen, bij
gebruik van het service programma en een laptop.
ad. f Stel indien noodzakelijk de gasinstelling van
minimale en maximale belasting bij op de gasklep.
ad. g Indien de cv-pomp ruis vertoont, geeft het de aan-
beveling, de pompmotor preventief te vervangen.
34

De gebruiker instrueren:
◆
Maak de cv-gebruiker wegwijs in de bediening van de
gehele installatie. Maak hem of haar vooral vertrouwd
met de veiligheidsvoorzieningen.
◆
Vertel de cv-gebruiker dat de cv-ketel iedere
12-18 maanden aan inspectie/onderhoud toe is.
◆
Een regelmatige servicebeurt is voor een veilig functio-
neren van de cv-ketel noodzakelijk.
◆
Geef de cv-gebruiker de papieren die bij de cv-ketel zijn
meegeleverd.
35
9Gebruikersinstructie

10.1 Brander + ventilator + gasleiding
HRT 20-22, 24-28, 30-36, 36-42, 42-54
36
10 Exploded view tekening
1
44
43
42
2
3
4
41
39
38
6
36
35
34
33
32
40
313029
28
27
26
252423
22 21 20 19
18 17 16
15
14 12 11 8
713 10 9
5

37
10.2 Beplating + electronica
61
57
59 60
58
47
46
45
5554535251504948 56

10.3 Leidingen + pomp + coaxiaal spiraal
38
73 72 78 77 79 80 81
83
8484
85
82
86
87
626367
64
65
66
68
69
70
71
76
74
75

39
Pos nr. Benaming Bestel nr.
29 ventilator t.b.v. 42/54 545-20541
29 ventilator 545-2054
30 bevestigingsbout brander 545-2098
31 lippenring warmtewisselaar 545-2038
32 beugel gasleiding 545-2171
33 gasleiding onder 545-2160
34 pakking gasleiding (NBR) 545-2170
35 gasklep Dungs 545-20560
36 gasleiding boven 24 t/m 36 545-2165
gasleiding boven 42/54 545-2166
37 vuilvanger sifon+afdichting zie Pos 6
38 doorvoertule sifon 545-2084
39 doorvoer tule condensslang 545-2155
40 condensslang sifon zie Pos 6
41 stopje
42 pakking luchttoevoer 80 mm 545-2025
43 luchttoevoer aansluiting 80 mm 545-2019
44 lippenring toevoer 80 mm zie Pos 2
45 frontpaneel+frontklepje 545-2062
46 scharnier frontklepje 545-2012
47 frontklepje 545-2011
48 printsteun 545-2024
49 display+lintkabel 545-2051
50 aansluitdeksel met kabelboom
compleet 545-2014
51 ketelbesturing (branderautomaat)
20/22 t/m 36/42 545-2060
51 ketelbesturing (branderautomaat)
42/54 545-20602
52 parker met scherpe punt 545-2099
53 aandrukstuk
54 doorvoertule kabels 545-2023
55 parker met stompe punt 545-2101
56 zijpaneel+isolatie 545-2063
57 muurbeugel ophangen ketel 545-2048
58 concentrische aansluitset 377-9055
59 luchttoevoer 125 mm zie Pos 58
60 reservoir condensaat zie Pos 58
61 deksel luchttoevoer 80 mm 545-2020
62 doorvoertule ontluchter 545-2022
63 vlakke pakking 3/4 545-2172HH
64 ”O”-ring 17,8x2,6 545-2102
65 springclip 545-2100
66 aanvoer sensor 18 mm 545-2056
67 retour sensor 18 mm 545-2056
68 vlakke pakking 1/2 545-2173HH
69 warmwater sensor 15 mm 545-2057
70 ”O”-ring pomp 6x2 mm 545-2103
71 pomp veer 6 mm 545-2152
72 vlakke pakking 3/4HH zie Pos 63
73 insteek voeler 6 mm 545-2058
74 vlakke pakking 3/4HH zie Pos 63
Tabel 17 Reserve-onderdelen
Pos nr. Benaming Bestel nr.
1 sponningring rookgasafvoer 545-2080
2 lippenring afvoer 80 mm 545-2083
3 rookgasaansluiting 545-2044
4 pakking rookgasaansluiting 545-2043
5 slangenset sifon, incl. klem 545-2086
6 sifon compleet 545-2082
7 trekbeugel warmtewisselaar 545-2013
8 bevestigingsbout trekbeugel 545-2039
9 dopmoer hoog M5 545-2037
10 rookgas verzamelkast 545-2045
11 ontluchtingssleutel 545-2085
12 ontluchter 1/8HH compleet 545-2090
13a max. thermostaat en verloop 545-2049
13b maximaal thermostaat 545-2052
14 warmtewisselaar 20/22HRT 545-2030
14 warmtewisselaar 24/28 HRT 545-2031
14 warmtewisselaar 30/36 HRT 545-2032
14 warmtewisselaar 36/42 HRT 545-2033
14 warmtewisselaar 42/54 HRT 545-2034
15 dop meetpunt+pakking 545-2021
16 brander 20/22 HRT 545-2200
16 brander 24/28 HRT 545-2201
16 brander 30/36 HRT 545-2202
16 brander 36/42 HRT 545-2203
16 brander 42/54 HRT 545-2204
17 pakking brander 545-2081
18 isolatie branderplaat 545-2040
branderplaat 545-2176
19 moer M6 branderplaat 545-2041
20 pakking elektrode 545-2042
21 electrode 20/22 HRT 545-2008
21 elektrode 24/28 HRT 545-2010
21 elektrode 30/36-42/54 HRT 545-2009
22 bougie dop 545-2053
23 bevestigingsbout gas/lucht
kanaal 24/28 545-2075
23 bevestigingsbout gas/lucht
kanaal 30/36 545-2076
23 bevestigingsbout gas/lucht
kanaal 36/42 en 42/46 545-2077
24 pakking gas/lucht kanaal 24/28;
36/42; 42/54 HRT 545-2026
24 pakking gas/luchtkanaal
30/36 HRT (grijs) 545-2027
25 bevestigingsbout elektrode 545-0095
26 bevestigingsbout mengkamer 545-0096
27 gas/lucht mengkamer 20/22 545-20740
27 gas/lucht mengkamer 24/28 545-2070
27 gas/lucht mengkamer 30/36 545-2071
27 gas/lucht mengkamer 36/42 545-2072
27 gas/lucht mengkamer 42/54 545-2073
28 ”O” ring mengkamer 545-2097
11 Stuklijst reserve-onderdelen

Pos nr. Benaming Bestel nr.
75 tapwater spiraal 545-2110
76 ”O”-ring pomp 17x4 mm 545-2104
77 pomp veer 18 mm 545-2151
78 bevestigingsbout pomp 545-2079
79 cv-pomp motor zonder huis 545-
80 driewegklep motor 545-2157
81 pomp Hydroblok compleet 545-2153
82 ”O”-ring 17 mm zie Pos 76
83 aftap kraan 3/8HH 545-2091
84 manometer 1/4HH 545-2050
85 afdichtring 3/4HH 545-2170
86 ontluchter pomp 545-2156
87 pomp veer 10 mm 545-2150
88 pakking brander 20/22 HRT 545-20810
89 ventilatorbout 20/22 HRT 545-2210
90 tussenschijf branderplaat 20/22 HRT 545-2211
91 bout tussenschijf 20/22 HRT 545-2212
92 isolatieplaat ventilator 20/22 HRT 545-2213
93 pakkingring ventilator 20/22 HRT 545-2214
94 isolatiering ven 20/22 HRT 545-2215
95 dopmoer ven 20/22 HRT zie Pos 9
96 klepgeleider 20/22 HRT Zie 27
97 klepveer 20/22 HRT Zie 27
98 klepschijf 20/22 HRT Zie 27
99 afdichtstop 20/22 HRT Zie 27
100 bevestigingsmoer 20/22 HRT Zie 27
101 tussenring gasklep 20/22 HRT 545-2216
102 gasleiding 20/22 HRT 545-2217
103 weerstandsmoer 20/22 HRT 545-2088
104 afstandsbus 545-2175
105 branderbout 20/22 HRT 545-2218
40

41
12 Wijzigen parameters

Verklaring van overeenstemming
volgens de EG-RICHTLIJN inzake machines
(89/392/EEG, 91/386/EEG, 93/68/EEG)
en de EG-RICHTLIJN inzake EMC
(89/336/EEG, 91/263/EEG, 92/31/EEG,93/68/EEG)
Itho bv
te Schiedam
Verklaart hierbij, dat haar cv-Ketels:
Naam: Kli-Max
Type : HRT 20/22, 24/28, 30/36, 36/42, 42/54
zijn geconstrueerd volgens de van toepassing
zijnde bepalingen van de EG-RICHTLIJNEN inzake
machines en de EG-RICHTLIJN inzake EMC.
Hoogachtend,
W. van den Bogerd,
Algemeen directeur
42

43
Notities

44
Produktspecifikationer
Varumärke: | Itho-Daalderop |
Kategori: | Centralvärmepanna |
Modell: | Kli-Max HRT 20-22 |
Behöver du hjälp?
Om du behöver hjälp med Itho-Daalderop Kli-Max HRT 20-22 ställ en fråga nedan och andra användare kommer att svara dig
Centralvärmepanna Itho-Daalderop Manualer

15 Augusti 2024
Centralvärmepanna Manualer
- Centralvärmepanna ATAG
- Centralvärmepanna Bosch
- Centralvärmepanna Junkers
- Centralvärmepanna Nefit
- Centralvärmepanna Remeha
- Centralvärmepanna Vaillant
- Centralvärmepanna A.O. Smith
- Centralvärmepanna ACV
- Centralvärmepanna AGPO
- Centralvärmepanna De Dietrich
- Centralvärmepanna Truma
- Centralvärmepanna Intergas
- Centralvärmepanna Buderus
- Centralvärmepanna Elco
- Centralvärmepanna Masterwatt
- Centralvärmepanna Nibe
- Centralvärmepanna Ferroli
- Centralvärmepanna Ariston Thermo
- Centralvärmepanna Viessmann
- Centralvärmepanna Saunier Duval
- Centralvärmepanna Worcester
- Centralvärmepanna Vokèra
- Centralvärmepanna Bulex
- Centralvärmepanna AWB
- Centralvärmepanna Fantini Cosmi
- Centralvärmepanna Wolf
- Centralvärmepanna Daalderop
- Centralvärmepanna Tzerra
- Centralvärmepanna Baxi
- Centralvärmepanna Weishaupt
- Centralvärmepanna Morco
- Centralvärmepanna Oertli
- Centralvärmepanna Ygnis
- Centralvärmepanna Kospel
- Centralvärmepanna ROC
- Centralvärmepanna Thermona
Nyaste Centralvärmepanna Manualer

16 Januari 2025

13 Januari 2025

9 Januari 2025

29 December 2024

29 December 2024

28 December 2024

27 Oktober 2024

19 Oktober 2024

17 Oktober 2024

17 Oktober 2024